ECLI:NL:RBMNE:2019:6348

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
21 januari 2020
Zaaknummer
UTR 19/2547
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeslagen en informatieplicht bij aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had een aanvraag voor kinderopvangtoeslag ingediend, maar was van mening dat zij niet tijdig was geïnformeerd over de mogelijkheid om deze toeslag aan te vragen. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet verplicht is om iedere burger persoonlijk te wijzen op de mogelijkheid om toeslagen aan te vragen. De wetgeving rondom kinderopvangtoeslag staat alleen een toekenning toe vanaf de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag. Eiseres had haar aanvraag te laat ingediend, waardoor het voorschot kinderopvangtoeslag slechts vanaf 1 oktober 2018 kon worden toegekend. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van eiseres is om zelf informatie in te winnen over haar recht op toeslagen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2547

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

20 december 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: A. Pasma).

Procesverloop

Met het besluit van 15 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag over 2018 toegekend, berekend vanaf 1 oktober 2018.
Met het besluit van 18 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2019. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en
mr. C.S.F.M. Beurs.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Een toeslag wordt op aanvraag toegekend door verweerder. [1] Uit de Wet kinderopvang volgt dat kinderopvangtoeslag maximaal over de drie kalendermaanden vóór de aanvraag kan worden toegekend. [2] Verweerder kan van die wettelijke bepaling niet afwijken. Verweerder kon daarom niet anders dan het voorschot kinderopvangtoeslag toekennen vanaf 1 oktober 2018, drie maanden voor de maand waarin de aanvraag is gedaan, namelijk januari 2019.
3. Eiseres is van mening dat verweerder haar had moeten informeren over de mogelijkheid om kinderopvangtoeslag aan te vragen omdat haar financiële situatie bij de Belastingdienst bekend is. Net zoals zij door de Belastingdienst over de kinderbijslag en het kindgebonden budget is geïnformeerd, zou verweerder haar over de kinderopvangtoeslag moeten informeren.
4. De Wet kinderopvang kent geen verplichting voor verweerder om een ieder persoonlijk te wijzen op de mogelijkheden voor het aanvragen van toeslagen en de regels die daarvoor gelden. Verweerder hoeft ook niet aan de belastinginspecteur te vragen of uit de aangifte inkomstenbelasting blijkt dat er recht is op kinderopvangtoeslag. Er wordt door verweerder algemene informatie gegeven op de website www.toeslagen.nl, dat is voldoende. Dat betekent dat het de verantwoordelijkheid is van eiseres om uit te zoeken of er recht is op kinderopvangtoeslag en hoe het zit met de aanvraag van die toeslag. Eiseres had zich bijvoorbeeld kunnen laten informeren door verweerder of de website van verweerder. De omstandigheid dat eiseres niet wist dat zij eerder een aanvraag moest indienen komt voor haar rekening en risico.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 14, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
2.Artikel 1.3, tweede lid, onder b, van de Wet kinderopvang.