Op 12 februari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een mondelinge uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiseres] B.V. en [verweerder], die als bestuurder van [bedrijfsnaam 1] B.V. wordt aangesproken voor schade die [eiseres] en [bedrijfsnaam 2] hebben geleden na het faillissement van [bedrijfsnaam 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid in dit geval niet is gehaald. De eiseres vorderde een verklaring voor recht dat de verweerder onrechtmatig had gehandeld en aansprakelijk was voor de schade, alsook betaling van een bedrag van € 584.799,72. De rechtbank oordeelde dat de aansprakelijkheid voor schade die is geleden door wanprestatie van een vennootschap primair rust op de vennootschap zelf, en dat bestuurders slechts in uitzonderlijke gevallen aansprakelijk zijn. De rechtbank concludeerde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat de verweerder onzorgvuldig had gehandeld, en dat de opzeggingen van de distributieovereenkomsten door [sportmerk 1] en [sportmerk 2] niet direct aan de verweerder konden worden toegeschreven. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de verweerder, die zijn begroot op € 6.369,00.