ECLI:NL:RBMNE:2019:6321
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde woning en invloed van hoogspanningsmast op waarde
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning aan de [adres] in [woonplaats] voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 400.000, met als waardepeildatum 1 januari 2018. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar gemaakt, dat door de heffingsambtenaar ongegrond was verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 5 november 2019 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij een lagere waarde voor de woning bepleitte. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde een taxatiematrix overgelegd, waarin de woning werd vergeleken met vier referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank heeft beoordeeld of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. Hierbij is gekeken naar de vergelijkingsmethode die de heffingsambtenaar had toegepast.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning nabij een hoogspanningsmast. Eiser had aangevoerd dat deze mast de waarde van zijn woning zou verminderen, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar met de gehanteerde prijs per m2 al een correctie had toegepast. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarbij ook is vastgesteld dat de heffingsambtenaar het door eiser betaalde griffierecht zal vergoeden.