ECLI:NL:RBMNE:2019:6266

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
16-660248-17 en 21-004663-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot inbraak, voorhanden hebben vuurwapen en heling van auto

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 december 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1997 in Libanon. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot inbraak bij een tankstation in Utrecht, het voorhanden hebben van een vuurwapen en heling van een auto. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 3 december 2019, waar de officier van justitie M.M. Lemstra en de verdediger W.B.O. van Soest aanwezig waren, de zaak beoordeeld. De verdachte zelf was niet aanwezig.

De tenlastelegging omvatte drie feiten: de poging tot inbraak op 14 maart 2017, het voorhanden hebben van een vuurwapen in dezelfde periode, en het voorhanden hebben van een auto waarvan de verdachte wist of moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De officier van justitie heeft betoogd dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak en het voorhanden hebben van het vuurwapen, maar niet voor de heling van de auto. De verdediging heeft echter aangevoerd dat er geen overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is vrijgesproken van alle beschuldigingen, en de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-660248-17 en 21-004663-16 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] (Libanon),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. Lemstra en van wat mr. W.B.O. van Soest, gemachtigd advocaat te Rotterdam, naar voren heeft gebracht. Verdachte zelf is niet verschenen.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 maart 2017 samen met anderen heeft geprobeerd in te breken bij tankstation [naam tankstation] in Utrecht;
in de periode van 14 maart 2017 tot en met 15 maart 2017 samen met anderen een vuurwapen voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen in Utrecht;
in de periode van 26 februari 2017 tot en met 15 maart 2017 samen met anderen in Utrecht een auto voorhanden heeft gehad terwijl hij wist, althans moest vermoeden, dat die auto van misdrijf afkomstig was.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en feit 2 (met uitzondering van het medeplegen). Zij acht niet wettig en overtuigend te bewijzen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan feit 3, nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was. Zij vordert daarom vrijspraak ten aanzien van dat feit.
Feit 1
De officier van justitie stelt dat uit het dossier blijkt dat er DNA-sporen van verdachte in de auto zijn aangetroffen, die bij de poging tot inbraak als vluchtauto is gebruikt. Er is onder andere DNA van verdachte aangetroffen op een vuurwapen dat in de auto lag. De officier van justitie is van oordeel dat dat vuurwapen aan de poging tot inbraak te relateren is, nu het wapen in het zicht lag naast een regenbroek die is gebruikt bij de inbraakpoging en waarop DNA van een medeverdachte is aangetroffen. Om die reden vindt de officier van justitie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte als medepleger bij de poging inbraak betrokken was.
Feit 2
De officier van justitie vindt dat ook het tweede feit kan worden bewezen, nu er een DNA-spoor van verdachte op het vuurwapen is aangetroffen. Zij meent dat vrijspraak dient te volgen voor het medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten.
Feit 1
De raadsman stelt dat van verdachte geen enkel spoor is gevonden dat wijst op zijn betrokkenheid bij de poging tot inbraak. De DNA-sporen van verdachte die zijn gevonden op goederen die in de vluchtauto lagen, tonen enkel aan dat verdachte op enig moment in die auto heeft gezeten, maar niet dat hij als medepleger betrokken was bij de poging tot inbraak. Volgens de verdediging bevat het dossier ook geen andere feiten en omstandigheden die verdachte koppelen aan de poging tot inbraak.
Feit 2
De raadsman voert aan dat het enige bewijs waaruit zou kunnen blijken dat verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad, het DNA-mengprofiel betreft dat op het vuurwapen is aangetroffen. Volgens het NFI zijn er minimaal vier donoren, waarvan verdachte er één zou kunnen zijn. De raadsman wijst erop dat een mengprofiel minder betrouwbaar is als bewijsmiddel dan een enkelvoudig profiel. Er kan sprake zijn van secundaire overdracht.
Feit 3
De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie. Het enkele feit dat [A] heeft verklaard dat verdachte de auto een keer heeft bestuurd, maakt voorts nog niet dat verdachte de auto voorhanden heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook vrijspreken. Dit oordeel berust op het volgende.
Feit 1
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat op de avond van 14 maart 2017 door vier personen is geprobeerd in te breken bij tankstation [naam tankstation] aan de [adres 2] in [vestigingsplaats] . Deze vier personen hebben het tankstation vervolgens verlaten en zijn in een auto weggereden. Een daarop lijkende auto werd ruim een uur later aangetroffen op de [straatnaam 1] in Utrecht. Op dat moment zaten er drie mannen in de auto, die bij het zien van de politie op de vlucht sloegen. De politie trof de auto – zonder personen – een half uur later aan op de [straatnaam 2] in Utrecht. In de auto lag een aantal goederen waar DNA van verdachte op is aangetroffen, namelijk een rietje van een McDonald’s beker, een AA-drinkflesje en een peuk. Daarnaast is een DNA-mengprofiel aangetroffen op een vuurwapen dat in de auto lag. Volgens het NFI zijn de bevindingen van het DNA-onderzoek aan het vuurwapen één miljoen keer waarschijnlijker wanneer verdachte en drie willekeurige anderen donor zijn van dat spoor dan wanneer vier willekeurige personen donor zijn van het spoor.
Anders dan van de in de auto aangetroffen bivakmuts, moker en regenbroek, waarop het DNA van medeverdachten is aangetroffen, kan van alle bovengenoemde goederen uit het dossier niet worden vastgesteld dat zij bij de poging tot inbraak in het tankstation zijn gebruikt. Dat het vuurwapen vóór de bijrijdersstoel naast genoemde regenbroek en mogelijk in het zicht lag, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat dit wapen bij de poging inbraak is gebruikt of dat dit de bedoeling is geweest. Enige aanwijzing hiervoor ontbreekt in het dossier. Het DNA van verdachte kan dus op een eerder moment op de goederen terecht zijn gekomen. Aldus staat niet vast dat verdachte op de avond van de poging tot inbraak in de auto heeft gezeten. Dat maakt, gelet op het ontbreken van ander bewijs, dat de rechtbank niet kan vaststellen of verdachte bij de poging tot inbraak betrokken is geweest. Dat verdachte enkele uren na de poging tot inbraak samen met medeverdachte [medeverdachte] , die inmiddels voor de poging inbraak is veroordeeld, is gezien in de [straatnaam 2] , maakt dat oordeel niet anders.
Gelet op het bovenstaande wordt verdachte vrijgesproken van feit 1.
Feit 2
Op het vuurwapen dat in de vluchtauto is gevonden, is een DNA-mengprofiel aangetroffen. De rechtbank acht het op grond van de bevindingen van het NFI waarschijnlijk dat verdachte één van de donoren van dat spoor is geweest. Dat is echter onvoldoende voor de vaststelling dat verdachte dat vuurwapen ook voorhanden heeft gehad. Daarbij betrekt de rechtbank dat de mogelijkheid bestaat dat het DNA van verdachte door contaminatie op het wapen terecht is gekomen. Het feit dat verdachte wel eens in de auto heeft gezeten waarin het vuurwapen is aangetroffen, is eveneens onvoldoende voor de vaststelling dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. Verdachte wordt daarom ook vrijgesproken van feit 2.
Feit 3
Er is aangifte gedaan van diefstal van de auto die is gebruikt als vluchtauto bij de poging inbraak in tankstation [naam tankstation] op 14 maart 2017. Uit het dossier kan echter niet worden afgeleid dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat deze auto afkomstig was van diefstal. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van feit 3.

5.De benadeelde partij

[benadeelde partij] , exploitant van het tankstation [naam tankstation] , heeft een vordering ingediend tot vergoeding van zijn schade. Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder feit 1 ten laste gelegde, komt zij niet toe aan de beoordeling van deze vordering. Zij zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering nog wel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

6.Vordering tenuitvoerlegging

Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het ten laste gelegde, zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 21‑004663-16 worden afgewezen. De verdachte heeft de bij de voorwaardelijke straf behorende algemene voorwaarden immers niet overtreden.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde;
Benadeelde partij [benadeelde partij] (feit 1)
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aan kan
brengen;
Vordering tot tenuitvoerlegging
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 21-004663-16.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.A. Buijs, voorzitter,
mrs. E.J. van Rijssen en M.C. Danel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2019.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 14 maart 2017 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tankstation (gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan tankstation [naam tankstation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
4. naar voornoemd tankstation is/zijn gereden en/of toegegaan en/of
5. de ruit van de (toegangs)deur met een moker, althans een hard voorwerp, heeft/hebben geforceerd en/of ingeslagen en/of
6. (vervolgens) door de ontstane opening voornoemd tankstation is/zijn binnengegaan en/of
7. (vervolgens) een raam/ruit van een afgesloten ruimte (met daarachter de kassa en/of de sigaretten) met een moker, althans een hard voorwerp heeft/hebben geforceerd en/of ingeslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2017 tot en met 15 maart 2017 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapens van categorie III onder I van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas-/alarm)revolver, van het merk Röhm, model RG59 Le Petit, kaliber 9mm Knall, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 februari 2017 tot en met 15 maart 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een auto (merk Citroen, type C5, kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 sub 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht