ECLI:NL:RBMNE:2019:6265

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
16-659039-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor ontucht met een 12-jarig meisje

Op 24 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 17-jarige verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een 12-jarig meisje. De zaak vond plaats achter gesloten deuren op 10 december 2019, waarbij de verdachte, zijn advocaat mr. M.M. Helmers, en de officier van justitie mr. R. Leuven aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte ervan op 6 juni 2017 in Montfoort ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met het slachtoffer, waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent waren, als betrouwbaar beoordeeld. Het NFI-onderzoek naar DNA-sporen in de onderbroek van het slachtoffer ondersteunde de verklaringen van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit, in strijd met artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, en legde een werkstraf van 150 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden op. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-659039-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [voornaam van verdachte] heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zitting van 10 december 2019. [voornaam van verdachte] was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [voornaam van verdachte] zelf, zijn advocaat mr. M.M. Helmers en de officier van justitie mr. R. Leuven.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [voornaam van verdachte] ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [voornaam van verdachte] ervan dat hij op 6 juni 2017 in Montfoort met [slachtoffer] , op dat moment twaalf jaar oud, ontucht heeft gepleegd, waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [voornaam van verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [voornaam van verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Wat vindt de officier van justitie?
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het verhaal van [voornaam van slachtoffer] wordt volgens de officier van justitie ondersteund door de andere bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Wat vindt de advocaat van [voornaam van verdachte] ?
De advocaat heeft verzocht om [voornaam van verdachte] vrij te spreken van het ten laste gelegde. Zij wijst erop dat door meerdere personen aan [voornaam van slachtoffer] gesloten vragen zijn gesteld over wat er met haar is gebeurd. Wat [voornaam van slachtoffer] heeft verteld is haar dus mogelijk in de mond gelegd en niet meer haar eigen verhaal. Ook kan niet worden uitgesloten dat [voornaam van slachtoffer] de verschillende gebeurtenissen waarover zij spreekt, door elkaar heeft gehaald. De advocaat vindt dat de verklaring van [voornaam van slachtoffer] tijdens het informatieve gesprek daarom onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Daarnaast heeft de advocaat erop gewezen dat het rapport van het NFI op sommige punten niet volledig en daardoor onduidelijk is.
Als [voornaam van verdachte] niet zal worden vrijgesproken, vindt de advocaat van [voornaam van verdachte] dat hooguit bewezen kan worden dat er iets seksueels tussen [voornaam van slachtoffer] en [voornaam van verdachte] heeft plaatsgevonden, maar niet dat hij zijn vingers of penis in haar vagina heeft gebracht.
4.3
Wat vindt de rechtbank?
Bewijsmiddelen [1]
Op 15 juni 2017 heeft de moeder van [voornaam van slachtoffer] namens [voornaam van slachtoffer] aangifte gedaan. Zij verklaarde dat [voornaam van slachtoffer] had verteld dat zij een berichtje had gekregen van [voornaam van verdachte] via Instagram. [voornaam van verdachte] vroeg of [voornaam van slachtoffer] naar de speeltuin kwam omdat hij haar iets wilde vertellen. Vervolgens stelde [voornaam van verdachte] voor om naar zijn huis te lopen. [voornaam van slachtoffer] vertelde dat [voornaam van verdachte] haar verkracht had en dat hij bij haar naar binnen was gegaan. [2]
[voornaam van slachtoffer] vertelde in het informatieve gesprek met politieagenten [A] en [B] dat ze met [voornaam van verdachte] had afgesproken in een speeltuintje. Vervolgens vroeg hij haar mee naar zijn huis. Hij vroeg haar naar zijn bed, omdat zijn buren hen daar niet konden zien. Hij deed zijn broek uit en zij moest het ook doen, maar wilde niet. Hij legde haar op bed neer door tegen haar schouder te duwen en deed haar broek uit. Ze deed haar handen op een gegeven moment naar haar hoofd. Ze durfde niets te zeggen. Hij deed haar onderbroek uit. Hij ging over haar vagina wrijven en met zijn vingers in haar vagina. Ze draaide zich op een gegeven moment om op haar buik, omdat ze toen niet meer wilde. Ze wilde haar broek omhoog trekken en zat daarbij op haar knieën. Hij pakte haar bij haar heupen en toen ging hij met zijn piemel in haar vagina. Hij zat achter haar. [3]
Verbalisant [C] heeft vastgesteld dat [verdachte] de enige [voornaam van verdachte] is die in Montfoort woonde. [4]
[voornaam van slachtoffer] heeft een tekening gemaakt van de kamer van [voornaam van verdachte] . [5] [voornaam van verdachte] heeft ook een tekening van zijn kamer gemaakt. In het verhoor van [voornaam van verdachte] merkten de politieagenten [D] en [E] op dat zij gelijkenissen zagen tussen de tekening die [voornaam van verdachte] had gemaakt en de tekening die [voornaam van slachtoffer] had gemaakt. [6]
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar sporen die zijn gevonden in de onderbroek die [voornaam van slachtoffer] op 6 juni 2017 droeg. Het NFI heeft onderzocht of die sporen sperma en/of DNA bevatten.
Het NFI heeft niet kunnen vaststellen of er sperma in de onderbroek van [voornaam van slachtoffer] zat, maar heeft wel het DNA in de vlekken in de onderbroek onderzocht. Het DNA uit deze sporen is vergeleken met het DNA-profiel van [voornaam van verdachte] , om te kijken of het DNA in de vlekken van [voornaam van verdachte] kon zijn. Daarbij heeft het NFI de volgende hypothesen gebruikt:
De bemonstering AAJJ2786NL#01 bevat DNA dat afkomstig is van de verdachte [verdachte] , of van een in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante man.
De bemonstering AAJJ2786NL#01 bevat geen DNA van de verdachte [verdachte] , maar DNA van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante man.
Het NFI concludeerde dat de onderzoeksresultaten zeer veel waarschijnlijker zijn als hypothese 1 waar is, dan als hypothese 2 waar is. ‘Zeer veel waarschijnlijker’ betekent 10.000 tot 1.000.000 keer waarschijnlijker. [7]
Bewijsoverweging
In artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht staat dat het niet is toegestaan om met iemand tussen de 12 en 16 jaar buiten echt ontuchtige handelingen te plegen, die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Dit artikel is bedoeld om de seksuele integriteit, zoals de oprechtheid en eerlijkheid, van personen te beschermen die door hun jonge leeftijd in het algemeen niet of onvoldoende in staat zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag hierin te overzien.
Op grond van het bewijs in het dossier vindt de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat [voornaam van verdachte] seksuele handelingen met [voornaam van slachtoffer] heeft verricht, waarbij hij ook haar lichaam seksueel is binnengedrongen. [voornaam van verdachte] heeft zich dus schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal dit uitleggen.
[voornaam van slachtoffer] heeft aan meerdere mensen haar verhaal verteld over wat er is gebeurd op 6 juni 2017. Haar verklaringen komen grotendeels overeen en zij heeft uitgebreid verklaard. Zij heeft ook een tekening gemaakt van de kamer van [voornaam van verdachte] . Politieagenten vonden die tekening lijken op de tekening die [voornaam van verdachte] zelf van zijn kamer had gemaakt. Voor zover de advocaat hier anders over denkt, volgt de rechtbank haar niet.
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft erop gewezen dat door meerdere mensen in het begin gesloten vragen aan [voornaam van slachtoffer] zijn gesteld. Het verhaal dat [voornaam van slachtoffer] in het informatieve gesprek heeft verteld kan haar in de mond zijn gelegd, vindt de advocaat. Uit het dossier blijkt echter niet dat er ook gesloten vragen zijn gesteld in het informatieve gesprek. [voornaam van slachtoffer] verklaart in dat gesprek heel precies en duidelijk over wat er is gebeurd, en ook uitgebreider dan zij tegen andere mensen heeft verklaard. De rechtbank vindt het niet voorstelbaar dat deze gedetailleerde verklaring haar in de mond is gelegd of dat zij deze heeft verzonnen. Niks wijst er ook op dat [voornaam van slachtoffer] , als zij vertelt bij de politie over wat er is gebeurd met [voornaam van verdachte] , dit verwart met een andere gebeurtenis. De rechtbank vindt de verklaring van [voornaam van slachtoffer] dan ook betrouwbaar en zal deze dus gebruiken voor het bewijs.
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de sporen die zijn gevonden in de onderbroek die [voornaam van slachtoffer] op 6 juni 2017 droeg. De rechtbank hecht veel waarde aan de conclusie die het NFI heeft getrokken. Op grond van die conclusie vindt de rechtbank het heel erg waarschijnlijk dat het spoor dat in de onderbroek van [voornaam van slachtoffer] is gevonden DNA van [voornaam van verdachte] bevat. Het standpunt van de advocaat dat het rapport onvolledig en daardoor onduidelijk is, volgt de rechtbank niet. Het NFI heeft goed uitgelegd wat voor onderzoek er is gedaan en hoe zij tot de conclusies is gekomen. De rechtbank ziet geen reden om aan deze conclusies te twijfelen.
Het dossier bevat dus meerdere bewijsmiddelen die het verhaal van [voornaam van slachtoffer] ondersteunen. [voornaam van verdachte] zelf heeft verklaard dat [voornaam van slachtoffer] ’s verhaal niet klopt. Volgens hem hebben zij zelfs nooit afgesproken. De rechtbank vindt deze verklaring – gelet op het bewijs in het dossier – ongeloofwaardig.
De rechtbank vindt om de bovengenoemde redenen wettig en overtuigend bewezen dat [voornaam van verdachte] het tenlastegelegde heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [voornaam van verdachte] op 6 juni 2017 in de gemeente Montfoort met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij zijn vinger(s) en zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [voornaam van verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [voornaam van verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor het door [voornaam van verdachte] gepleegde feit bestond. Het door [voornaam van verdachte] gepleegde feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door [voornaam van verdachte] gepleegde feit:
- met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

7.STRAFBAARHEID VAN [voornaam van verdachte]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat [voornaam van verdachte] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [voornaam van verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Wat vindt de officier van justitie?
De officier van justitie vindt dat [voornaam van verdachte] moet worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen jeugddetentie, en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee weken. De officier van justitie heeft bij de duur van de geëiste voorwaardelijke jeugddetentie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
8.2
Wat vindt de advocaat van [voornaam van verdachte] ?
De advocaat heeft verzocht om bij het opleggen van een eventuele straf rekening te houden met het feit dat [voornaam van verdachte] niet eerder bij de rechter is geweest, het feit dat het een oude zaak betreft en de persoonlijke omstandigheden van [voornaam van verdachte] .
8.3
Wat vindt de rechtbank?
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke straf en/of maatregel in de zaak van [voornaam van verdachte] passend zou zijn. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder [voornaam van verdachte] dat feit heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [voornaam van verdachte] . De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd
[voornaam van verdachte] heeft seksuele handelingen verricht met [voornaam van slachtoffer] , die op dat moment 12 jaar oud was. [voornaam van verdachte] was toen zelf 17 jaar oud. [voornaam van verdachte] heeft misbruik gemaakt van het leeftijdsverschil tussen hem en [voornaam van slachtoffer] en ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit. [voornaam van verdachte] had dat moeten begrijpen. [voornaam van verdachte] heeft totaal niet stil gestaan bij de gevolgen voor het - gelet op haar leeftijd van twaalf jaar - kwetsbare slachtoffer. Dit soort feiten doorkruisen een normale seksuele ontwikkeling en kunnen voor minderjarigen ernstige gevolgen hebben, waar zij nog lange tijd last van kunnen hebben.
De rechtbank vindt het heel kwalijk dat [voornaam van verdachte] bij de politie en ook op de zitting geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan. De rechtbank heeft door de houding van [voornaam van verdachte] geen inzicht kunnen krijgen in wat er in hem om is gegaan. Dat vindt de rechtbank, door de ernst van het feit, heel zorgelijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van [voornaam van verdachte]
is niet eerder door een rechter veroordeeld. Dit werkt niet in het voordeel of nadeel van [voornaam van verdachte] .
[voornaam van verdachte] heeft niet mee willen werken aan onderzoeken van een psycholoog en psychiater. Ook wilde hij niet meewerken aan het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft daarom weinig informatie gekregen over de persoon van [voornaam van verdachte] . Uit een rapport van […] van 5 april 2012 kan worden afgeleid dat [voornaam van verdachte] mogelijk een autistische stoornis heeft. Omdat daar nu geen verder onderzoek naar is gedaan, kan de rechtbank daar geen rekening mee houden.
8.3.3
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank let ook op de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak bij minderjarigen moet zijn behandeld, namelijk 16 maanden. Deze termijn is in de zaak van [voornaam van verdachte] overschreden. Daarmee wordt bedoeld dat deze zaak veel eerder had kunnen worden aangebracht bij de rechtbank. De datum van het eerste verhoor van [voornaam van verdachte] , 12 oktober 2017, is het moment waarop [voornaam van verdachte] rekening kon houden met een tegen hem gerichte strafvervolging. De behandeling van de zaak op de zitting is op 24 december 2019 met een eindvonnis afgerond. Dat betekent dat de zaak 10,5 maanden te laat bij de rechtbank is aangebracht. En daar is geen goede reden voor. Volgens de rechtbank is er namelijk niet sprake van zo’n omvangrijk of ingewikkeld dossier dat de termijnoverschrijding gerechtvaardigd is. [voornaam van verdachte] kan er bovendien niets aan doen dat de zaak niet eerder tot een eindvonnis heeft geleid.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht nemen voor een strafbaar feit als door [voornaam van verdachte] gepleegd een jeugddetentie voor de duur van zes maanden als uitgangspunt. Deze straf past op zich ook bij de ernst van het feit dat [voornaam van verdachte] heeft gepleegd. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en omdat niet is gebleken dat [voornaam van verdachte] na het plegen van het strafbare feit opnieuw in de fout is gegaan, vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie nu niet meer passend. In plaats daarvan zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf aan [voornaam van verdachte] opleggen.
8.3.4
Conclusie
De rechtbank vindt de volgende straf passend en nodig:
  • een
  • een
De rechtbank legt een hogere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij dit door de ernst van het feit passend vindt.
8.3.5
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de jeugddetentie
  • als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, de werkstraf wordt vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. A.C. van den Boogaard en H.F. Koenis, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mrs. F. Verkuijlen en M. van der Meulen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juni 2017 in de gemeente Montfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2004, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, zijn vinger(s) en/of zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 november 2017, genummerd PL0900-2017171236, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 61. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door [B] en [D] , p. 25-29.
3.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, opgemaakt door [A] en [B] , p. 13-16.
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [C] , p. 36.
5.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, opgemaakt door [A] en [B] , p. 16.
6.Proces-verbaal van bevindingen (verhoor [voornaam van verdachte] ), opgemaakt door [D] , p. 55-58.
7.Een geschrift, namelijk: een NFI-rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek’ van 17 april 2019.