4.3Wat vindt de rechtbank?
Bewijsmiddelen
Op 15 juni 2017 heeft de moeder van [voornaam van slachtoffer] namens [voornaam van slachtoffer] aangifte gedaan. Zij verklaarde dat [voornaam van slachtoffer] had verteld dat zij een berichtje had gekregen van [voornaam van verdachte] via Instagram. [voornaam van verdachte] vroeg of [voornaam van slachtoffer] naar de speeltuin kwam omdat hij haar iets wilde vertellen. Vervolgens stelde [voornaam van verdachte] voor om naar zijn huis te lopen. [voornaam van slachtoffer] vertelde dat [voornaam van verdachte] haar verkracht had en dat hij bij haar naar binnen was gegaan.
[voornaam van slachtoffer] vertelde in het informatieve gesprek met politieagenten [A] en [B] dat ze met [voornaam van verdachte] had afgesproken in een speeltuintje. Vervolgens vroeg hij haar mee naar zijn huis. Hij vroeg haar naar zijn bed, omdat zijn buren hen daar niet konden zien. Hij deed zijn broek uit en zij moest het ook doen, maar wilde niet. Hij legde haar op bed neer door tegen haar schouder te duwen en deed haar broek uit. Ze deed haar handen op een gegeven moment naar haar hoofd. Ze durfde niets te zeggen. Hij deed haar onderbroek uit. Hij ging over haar vagina wrijven en met zijn vingers in haar vagina. Ze draaide zich op een gegeven moment om op haar buik, omdat ze toen niet meer wilde. Ze wilde haar broek omhoog trekken en zat daarbij op haar knieën. Hij pakte haar bij haar heupen en toen ging hij met zijn piemel in haar vagina. Hij zat achter haar.
Verbalisant [C] heeft vastgesteld dat [verdachte] de enige [voornaam van verdachte] is die in Montfoort woonde.
[voornaam van slachtoffer] heeft een tekening gemaakt van de kamer van [voornaam van verdachte] .[voornaam van verdachte] heeft ook een tekening van zijn kamer gemaakt. In het verhoor van [voornaam van verdachte] merkten de politieagenten [D] en [E] op dat zij gelijkenissen zagen tussen de tekening die [voornaam van verdachte] had gemaakt en de tekening die [voornaam van slachtoffer] had gemaakt.
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar sporen die zijn gevonden in de onderbroek die [voornaam van slachtoffer] op 6 juni 2017 droeg. Het NFI heeft onderzocht of die sporen sperma en/of DNA bevatten.
Het NFI heeft niet kunnen vaststellen of er sperma in de onderbroek van [voornaam van slachtoffer] zat, maar heeft wel het DNA in de vlekken in de onderbroek onderzocht. Het DNA uit deze sporen is vergeleken met het DNA-profiel van [voornaam van verdachte] , om te kijken of het DNA in de vlekken van [voornaam van verdachte] kon zijn. Daarbij heeft het NFI de volgende hypothesen gebruikt:
De bemonstering AAJJ2786NL#01 bevat DNA dat afkomstig is van de verdachte [verdachte] , of van een in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante man.
De bemonstering AAJJ2786NL#01 bevat geen DNA van de verdachte [verdachte] , maar DNA van een willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante man.
Het NFI concludeerde dat de onderzoeksresultaten zeer veel waarschijnlijker zijn als hypothese 1 waar is, dan als hypothese 2 waar is. ‘Zeer veel waarschijnlijker’ betekent 10.000 tot 1.000.000 keer waarschijnlijker.
Bewijsoverweging
In artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht staat dat het niet is toegestaan om met iemand tussen de 12 en 16 jaar buiten echt ontuchtige handelingen te plegen, die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Dit artikel is bedoeld om de seksuele integriteit, zoals de oprechtheid en eerlijkheid, van personen te beschermen die door hun jonge leeftijd in het algemeen niet of onvoldoende in staat zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag hierin te overzien.
Op grond van het bewijs in het dossier vindt de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat [voornaam van verdachte] seksuele handelingen met [voornaam van slachtoffer] heeft verricht, waarbij hij ook haar lichaam seksueel is binnengedrongen. [voornaam van verdachte] heeft zich dus schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal dit uitleggen.
[voornaam van slachtoffer] heeft aan meerdere mensen haar verhaal verteld over wat er is gebeurd op 6 juni 2017. Haar verklaringen komen grotendeels overeen en zij heeft uitgebreid verklaard. Zij heeft ook een tekening gemaakt van de kamer van [voornaam van verdachte] . Politieagenten vonden die tekening lijken op de tekening die [voornaam van verdachte] zelf van zijn kamer had gemaakt. Voor zover de advocaat hier anders over denkt, volgt de rechtbank haar niet.
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft erop gewezen dat door meerdere mensen in het begin gesloten vragen aan [voornaam van slachtoffer] zijn gesteld. Het verhaal dat [voornaam van slachtoffer] in het informatieve gesprek heeft verteld kan haar in de mond zijn gelegd, vindt de advocaat. Uit het dossier blijkt echter niet dat er ook gesloten vragen zijn gesteld in het informatieve gesprek. [voornaam van slachtoffer] verklaart in dat gesprek heel precies en duidelijk over wat er is gebeurd, en ook uitgebreider dan zij tegen andere mensen heeft verklaard. De rechtbank vindt het niet voorstelbaar dat deze gedetailleerde verklaring haar in de mond is gelegd of dat zij deze heeft verzonnen. Niks wijst er ook op dat [voornaam van slachtoffer] , als zij vertelt bij de politie over wat er is gebeurd met [voornaam van verdachte] , dit verwart met een andere gebeurtenis. De rechtbank vindt de verklaring van [voornaam van slachtoffer] dan ook betrouwbaar en zal deze dus gebruiken voor het bewijs.
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de sporen die zijn gevonden in de onderbroek die [voornaam van slachtoffer] op 6 juni 2017 droeg. De rechtbank hecht veel waarde aan de conclusie die het NFI heeft getrokken. Op grond van die conclusie vindt de rechtbank het heel erg waarschijnlijk dat het spoor dat in de onderbroek van [voornaam van slachtoffer] is gevonden DNA van [voornaam van verdachte] bevat. Het standpunt van de advocaat dat het rapport onvolledig en daardoor onduidelijk is, volgt de rechtbank niet. Het NFI heeft goed uitgelegd wat voor onderzoek er is gedaan en hoe zij tot de conclusies is gekomen. De rechtbank ziet geen reden om aan deze conclusies te twijfelen.
Het dossier bevat dus meerdere bewijsmiddelen die het verhaal van [voornaam van slachtoffer] ondersteunen. [voornaam van verdachte] zelf heeft verklaard dat [voornaam van slachtoffer] ’s verhaal niet klopt. Volgens hem hebben zij zelfs nooit afgesproken. De rechtbank vindt deze verklaring – gelet op het bewijs in het dossier – ongeloofwaardig.
De rechtbank vindt om de bovengenoemde redenen wettig en overtuigend bewezen dat [voornaam van verdachte] het tenlastegelegde heeft gepleegd.