ECLI:NL:RBMNE:2019:6258

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
8 januari 2020
Zaaknummer
UTR 19/522
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verlenging hersteltermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 24 december 2019, wordt het verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid om verlenging van de termijn voor het herstellen van gebreken in een eerder bestreden besluit ingewilligd. De rechtbank had eerder, in een tussenuitspraak van 7 november 2019, verweerder de gelegenheid gegeven om binnen zes weken de gebreken te herstellen. Verweerder heeft op 3 december 2019 verzocht om deze termijn te verlengen, omdat de resultaten van een zoekslag langer op zich laten wachten dan verwacht. Eiseres, RTL Nederland, heeft hierop schriftelijk gereageerd en betoogd dat er geen uitstel verleend moet worden voor documenten die al bij verweerder bekend zijn.

De rechtbank overweegt dat het verzoek om verlenging gemotiveerd is en dat de omstandigheden bijzonder zijn, aangezien verweerder een onafhankelijke derde heeft ingeschakeld om de gebreken te herstellen. De rechtbank concludeert dat het in het belang van een zorgvuldige en finale geschilbeslechting is om de termijn te verlengen. De rechtbank wijst erop dat de beslissing van het OM op het Wob-verzoek van eiseres niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt, en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in de eerdere tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/522

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 24 december 2019 in de zaak tussen

RTL Nederland, te Hilversum, eiseres

(gemachtigden: P.C. Klein en R.J.E. Vleugels),
en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. J.P. Heinrich en M.R. Smith).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 7 november 2019 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
Bij brief van 3 december 2019 heeft verweerder de rechtbank verzocht de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen.
Eiseres heeft schriftelijk gereageerd op dit verzoek.
Verweerder heeft op de reactie van eiseres gereageerd.

Overwegingen

1. Verweerder heeft zijn verzoek om verlenging van de termijn om de gebreken te herstellen gedaan binnen de oorspronkelijke termijn die de rechtbank hiervoor heeft gesteld in de tussenuitspraak.
2. Slechts in bijzondere gevallen willigt de rechtbank zo'n verzoek om verlenging van de in de tussenuitspraak gestelde termijn in. Het verzoek om verlenging moet daarom zijn gemotiveerd. De rechtbank verwijst naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM4478) en 21 september 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BT2162).
3. De reden waarom verweerder de rechtbank verzoekt om verlenging van de termijn is, samengevat, dat de resultaten van de zoekslag die verweerder (mede) met het oog op het herstel van de gebreken uitvoert, en waarvoor hij een onafhankelijke derde heeft ingeschakeld, langer op zich laten wachten dan aanvankelijk gedacht. De uitkomsten van het onderzoek zijn volgens verweerder niet voor het kerstreces maar uiterlijk begin februari 2020 bekend.
Eiseres stelt in haar reactie op het verzoek om uitstel, samengevat, dat in elk geval ten aanzien van de documenten die al bij verweerder in beeld zijn en die in de tussenuitspraak nadrukkelijk zijn genoemd geen uitstel moet worden verleend. Verder stelt eiseres dat verweerder het Wob-verzoek inmiddels, voor zover relevant, naar het OM heeft doorgestuurd en dat eventuele beslissingen die het OM naar aanleiding hiervan zal nemen op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht ook onder deze procedure vallen.
Verweerder heeft in reactie hierop nog aangevoerd, voor zover hier van belang, dat hij de nieuwe zoekslag wil afronden voordat hij een nieuw besluit op het Wob-verzoek neemt. Op die manier kan volgens verweerder op de meest doelmatige en zorgvuldige wijze een definitief besluit worden genomen op het Wob-verzoek.
4. De rechtbank acht dit een bijzonder geval dat verlenging van de termijn rechtvaardigt, omdat de oorspronkelijk bepaalde termijn te kort is gebleken en elke andere beslissing van de rechtbank naar alle waarschijnlijkheid tot een minder finale vorm van geschilbeslechting leidt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat verweerder laat zien dat hij de opdracht tot een nieuwe zoekslag serieus neemt. Zo serieus zelfs, dat hij de hulp van een onafhankelijke derde heeft ingeschakeld. De rechtbank acht het aannemelijk dat de zoekslag hierdoor meer tijd in beslag zal nemen.
Anders dan eiseres ziet de rechtbank geen aanleiding om het verzoek om uitstel te weigeren ten aanzien van documenten die bij verweerder al in beeld zijn en om verweerder zodoende op te dragen om ten aanzien van die documenten al een (deel)besluit te nemen. De besluitvorming (en de hieruit voortvloeiende correspondentie tussen partijen) zou hierdoor onnodig versnipperd raken, wat een zorgvuldige beoordeling van het geschil door de rechtbank niet ten goede komt.
5. Over het standpunt van eiseres dat eventuele toekomstige beslissingen van het OM naar aanleiding van het doorgezonden Wob-verzoek op grond van artikel 6:19 van de Awb door de rechtbank bij de beoordeling moeten worden betrokken, overweegt de rechtbank dat zij dit niet volgt. Zoals al in rechtsoverweging 11 van de tussenuitspraak is overwogen, kan het OM in het kader van dit Wob-verzoek niet worden aangemerkt als een onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Dat brengt mee dat de beslissing van het OM op het (doorgeleide) Wob-verzoek van eiseres niet als een besluit in de zin van artikel 6:19 Awb kan worden aangemerkt. De rechtbank zal derhalve niet ingaan op de opmerkingen die eiseres in dit verband heeft gemaakt in haar reactie van 9 december 2019, omdat deze buiten de omvang van deze procedure vallen.
6. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tweede tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de eerste tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzitter, en mr. L.A. Banga en mr. J.L.W. Broeksteeg, leden, in aanwezigheid van mr. D.D. van Loopik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.