Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiseres sub 2], schoolleider van de [school 1] ,
[eiser sub 3], bovenschools directeur en uitvoerend bestuurder van de [eiseres sub 1] ,
1.De procedure
2.Waar gaat de zaak over?
3.Waar let de voorzieningenrechter op bij de beoordeling?
- aan de ene kant de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor [afkorting] c.s. en aan de andere kant de ernst van de misstand die de publicatie aan de kaak wil stellen;
- de mate waarin de verdenkingen op het moment van de publicatie steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
- de inkleding van de verdenkingen;
- de mate van waarschijnlijkheid dat in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere – voor [afkorting] c.s. minder schadelijke – wegen met een redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt;
- de kans dat de informatie ook zonder de verweten publicatie in de publiciteit zou zijn gekomen.
4.De beoordeling
[afkorting] c.s. is ontvankelijk
“gesprek over ***’s[naam leerling is geanonimiseerd, toevoeging voorzieningenrechter]
grote fantasie (hij had vriendjes verteld dat hij door vader wordt mishandeld, ouders ontkennen)”. Dat duidt er eerder op dat men er toen vanuit ging dat er géén sprake was van mishandeling. Verder zegt [gedaagde] zelf dat hij de handelwijze van de school na dit vermeende incident van horen zeggen heeft. Dit is niet genoeg om aan te nemen dat er inderdaad sprake is van een misstand.
“dat de escalatie, waardoor klager[lees: [gedaagde] , toevoeging voorzieningenrechter]
uiteindelijk zijn kinderen twee maanden niet gezien heeft, veroorzaakt is door een samenloop van omstandigheden die buiten de invloedsfeer van de directeur[lees: [eiseres sub 2] , toevoeging voorzieningenrechter]
liggen en haar niet aan te rekenen valt.”Ook dit verwijt is dus niet terecht.
“Hij[lees: [eiser sub 3] , toevoeging voorzieningenrechter]
is mij door verschillende ouders en mensen uit de antroposofische wereld omschreven als een pathologisch leugenaar en dat is ook de directe ervaring die ik met hem heb gehad.”Hij onderbouwt deze uitspraak door te zeggen dat hij een gesprek met [eiser sub 3] heeft gehad en dat daarin afspraken zijn gemaakt, die [eiser sub 3] daarna ontkent en niet gestand doet en dat andere mensen hetzelfde is opgevallen. Ook verwijst hij naar een vijftal verklaringen.
dat de school en met name meester [A] weigert mij evenwaardig aan de moeder te informeren”. Hij schrijft echter ook
“Betreffende de heer [A] is ook nog veel te vertellen. Er ligt inmiddels een geschiedenis die ik tijdens een onderzoek kenbaar wil maken”. Dat is geen concreet verwijt, maar dat maakt het alleen maar kwalijker. Het is niet duidelijk of er een misstand is die [gedaagde] aan de kaak wil stellen en zo ja, welke. Dat maakt dat [gedaagde] nog zorgvuldiger had moeten zijn in zijn uitspraken. Dat is hij echter niet. [gedaagde] zegt in een brief waarin hij het heeft over gevaarlijke situaties, misbruik, aanrandingen en verkrachting dat er óók veel over [A] te vertellen valt. Daarmee wekt hij een hele nare suggestie, die geen steun vindt in de feiten. Overigens vindt het concrete verwijt dat [gedaagde] [A] maakt, ook geen steun in de feiten. Uit de door [gedaagde] overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt dat [A] [gedaagde] meerdere malen uitnodigt voor een gesprek over zijn dochter. Op die uitnodiging is [gedaagde] niet ingegaan.
980,00