4.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 23 augustus 2017 fietste in het centrum van Almere-Stad waar hij [A] , [verdachte] en [B] tegen kwam. [slachtoffer 1] fietste in de richting van het [.] . Die gasten kwamen achter hem aangerend. [slachtoffer 1] kreeg vervolgens klappen van [voornaam van verdachte] . [voornaam van verdachte] sloeg [slachtoffer 1] met een gebalde rechtervuist net achter zijn oor. [slachtoffer 1] verklaarde dat hij pijn voelde toen hij werd geraakt. Op de plek waar hij werd geraakt zat een behoorlijke bult.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de hierna genoemde verdachte [1] [A] betreft en verdachte [2] [verdachte] .Verbalisant [verbalisant] heeft camerabeelden van het incident bekeken. Uit het proces-verbaal beschrijving camerabeelden komt het volgende naar voren:
18:51 verdachte 1 loopt naar het slachtoffer. Verdachten 2 en 3 volgen. Verdachte 1 zoekt confrontatie met het slachtoffer. Verdachte 2 volgt. Slachtoffer vlucht. Verdachte 2 duwt het slachtoffer, waardoor het op de rode bank terecht komt. Verdachte 1 staat op de rode bank achter het slachtoffer en geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap tegen het hoofd van slachtoffer;
18:51 verdachte 2 geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap tegen het hoofd van het slachtoffer;
18:51 verdachte 1 geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap tegen het hoofd van slachtoffer;
18:51 verdachte 2 geeft met zijn rechterbeen een krachtige trap tegen het hoofd van het slachtoffer;
18:52 verdachte 1 geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap op het hoofd van slachtoffer. Tegelijkertijd slaat verdachte 2 met zijn linkerarm krachtig tegen het hoofd van het slachtoffer;
18:52 verdachte 2 slaat meerdere keren met beide armen krachtig tegen het hoofd van het slachtoffer;
18:52 alle drie de verdachten lopen weg.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [voornaam van slachtoffer 1] werd aangesproken door drie jongens. Verdachte [1] (
de rechtbank begrijpt: [voornaam van A]) ging voor hem staan en maakte een slaande beweging richting hem. [voornaam van slachtoffer 1] liep weg. Verdachten [1] en [2] liepen achter hem aan. [voornaam van slachtoffer 1] ging op een bank zitten. Verdachte [1] ging achter hem op de bank staan en gaf een trap tegen het hoofd van [voornaam van slachtoffer 1] . Hij werd behoorlijk hard getrapt. Hierna kreeg [voornaam van slachtoffer 1] van verdachte [1] een aantal vuistslagen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte [1] (
de rechtbank begrijpt [voornaam van verdachte]) het slachtoffer een ferme duw gaf waardoor hij op een bank terecht kwam.
Hierna werden er meerdere klappen uitgedeeld richting slachtoffer. Hij werd geslagen door
verdachten [1] en [2]. Getuige [getuige 1] zag dat verdachte [2] vervolgens ook op het bankje
ging staan en het slachtoffer een krachtige trap met zijn voet op het achterhoofd gaf.
Hierdoor viel het slachtoffer naar voren en kreeg van beide daders nog meer klappen en
schoppen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard:
V: Wat gebeurde er toen jij [voornaam van slachtoffer 1] zag staan op het [.] te Almere, ter hoogte van de [locatie] ?
A: Het was eerst confrontatie en daarna klappen en trappen..
V: Wat voelde jij aan emotie toen jij [voornaam van slachtoffer 1] schopte?
A: Op dat moment niks. Achteraf heb ik wel spijt van gehad hoe ik hem heb behandeld.
V: Nadat jij [voornaam van slachtoffer 1] had geschopt sla jij met jouw vuist meerdere keren in op het hoofd van [voornaam van slachtoffer 1] . Waarom deed jij dat?
A: Uit woede.
Vrijspraak primair
Verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politie verklaard dat hij het slachtoffer meerdere keren heeft geschopt en geslagen, waaronder op het hoofd. Hij heeft verklaard dat hij dit met geschoeide voet, te weten met gymschoenen, heeft gedaan. Dit blijkt tevens uit de verklaring van getuige [getuige 2] , getuige [getuige 1] en uit datgene wat verbalisant [verbalisant] aan de hand van de camerabeelden heeft gerelateerd.
De vraag die de rechtbank ten aanzien van het primair ten laste gelegde moet beantwoorden is of verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 1] heeft gehad. Daarvoor is van belang of verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zou overlijden ten gevolge van zijn gedragingen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van fors geweld door verdachte en medeverdachte doordat zij met sportschoenen meermalen tegen het hoofd van het slachtoffer hebben geschopt. Medeverdachte is op de bank gesprongen, waar het slachtoffer op zat, waardoor hij met zijn been op hoofdhoogte van het slachtoffer kwam, en heeft hem vervolgens van achteren tegen het hoofd geschopt.
In bepaalde omstandigheden kan het met geschoeide voet tegen het hoofd schoppen een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood opleveren. In de onderhavige zaak heeft de rechtbank weliswaar kunnen vaststellen dat verdachte en zijn mededader meermalen tegen het hoofd van het slachtoffer hebben geschopt, maar heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat dit met een zodanige kracht is gebeurd, dan wel met zodanig hard, puntig of anderszins gevaarlijk schoeisel, dat met dit schoppen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer is ontstaan. Verdachte zal daarom ook van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de subsidiaire ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] . Verdachte en medeverdachte hebben meermalen tegen het hoofd van het slachtoffer, geschopt en geslagen. Aldus handelend heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3:
Een proces-verbaal van aangifte [aangever 1] van 28 maart 2016
Op 27 maart 2016 verliet ik mijn woning. Op 28 maart 2016 kwam ik thuis van mijn werk. Toen ik de voordeur […] opende zag ik dat de meterkast […] openstond. Ik vond het vreemd […]. Ik zag dat er goederen waren weggenomen waaronder mijn gitaar […] een rode Epiphone Firebird.Ook ontdekte ik dat mijn twee laptops, een Acer en een Compaq, van mijn keukentafel verdwenen waren.
Een proces-verbaal van aangifte [aangever 2] van 26 maart 2016
Op 25 maart 2016 gaf ik thuis een feestje […] kwam er achter dat de mobiele telefoon die mijn moeder [de rechtbank leest: had] was weggenomen.Dat was een zwarte Motorola MOTO G.
Een proces-verbaal van aangifte [aangever 3] , namens [C] , van 6 april 2016
Op 23 maart 2016 heeft mijn zoon zijn rugtas waar een zwarte laptop in zat opgeborgen, van het merk Acer, type E5-571-38s4, in de garderobe van zijn school achtergelaten.Toen hij terugkwam was de rugtas met de laptop verdwenen. De rugtas werd leeg in een toilet aangetroffen.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 april 2016
V: Op […] 28 maart 2016 is er een elektrische gitaar aangeboden bij [winkel 1] en heeft deze persoon zich gelegitimeerd al zijnde [verdachte] , geboren [geboortedatum] /1997 te [geboorteplaats] . Wat kan jij hierover vertellen?
A: die heb ik ook ingeleverd.
V: Voel jij je nu niet belazerd?
A: […] Ik wist niet eens dat alles gestolen was […].
V: Hoeveel geld heb jij voor deze gitaar gekregen?
A: 75 euro. Ik moet 35 euro aan die persoon geven.
V: Hoeveel geld heb je gekregen voor deze laptop?
A: 130 euro. Dat heb ik gisteren ook al verklaard. Ik denk dat ik dan een vergissing met die DELL laptop heb gemaakt. Die DELL werd niet aangenomen en de Acer is van vrijdag 25 maart. Die DELL probeerde ik tegelijk met de gitaar in te leveren op 28 maart.
V: Wat heb jij daar verkocht?
A: Een telefoontje van het merk Motorola.
V: Hoeveel heb jij voor deze telefoon gekregen?
A: 25 euro. Ik moest 20 euro afstaan aan persoon 3.
Een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2016
Ik, verbalisant, hoorde van een medewerker van ‘ [winkel 1] ’ dat er door de aanbieder samen met de gitaar ook een laptop ter verkoop was aangeboden maar dat deze niet was ingekocht.
In […] zag ik dat de klant die de gitaar had verkocht, eerder bij ‘ [winkel 1] ’ was geweest. Ik zag dat hij op vrijdag 25 maart 2016 een laptop had verkocht.
Op 6 april 2016 deed ik, verbalisant, onderzoek naar de herkomst van de laptop die ik eerder bij “ [winkel 1] ” voor onderzoek had weggehaald. Het betrof de volgende laptop:
Merk : Acer
Type : E5-571-s8S4 (
de rechtbank begrijpt: E5-571-38S4)
SNID-nummer : [SNID-nummer]
Uit onderzoek in het digitaal opkopersregister bleek dat verdachte op 25 maart 216 een Acer laptop heeft verkocht bij [winkel 1] in Almere. Verdachte had zich gelegitimeerd met zijn legitimatiebewijs.
Ik, verbalisant, kreeg van de servicemedewerker van [bedrijf] het referentienummer waaronder de laptop bij [winkel 2] bekend moest zijn namelijk: [referentienummer] .
Op basis van referentienummer [referentienummer] vond de medewerker de gegevens van de klant in het systeem. […] de volgende gegevens werden doorgegeven:
Naam : [aangever 3]
Adres : [adres]
Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2018
Ik ben via JP aan de gitaar, Acer en Compaq laptops en de Motorola telefoon gekomen. Ik heb deze spullen verkocht. Ik had geld nodig daarom deed ik het. Achteraf was het misschien niet zo slim. Ik zat in een moeilijke periode. Ik had geen school, niks. Ik moet ook gewoon eten. Ik dacht gewoon van het maakt niks uit als ik maar een broodje kan eten.
Vrijspraak opzetheling
Verdachte wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling, dan wel schuldheling van een gitaar, twee laptops en een mobiele telefoon. Het staat niet ter discussie dat de goederen zoals genoemde in feiten 1 tot en met 3 op enig moment zijn gestolen. Evenmin staat ter discussie dat verdachte de goederen heeft verkregen dan wel voorhanden heeft gehad.
Verdachte heeft betwist dat hij ten tijde van het verkrijgen wetenschap had van het feit dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. Nu in het dossier en hetgeen ter zitting is verhandeld geen bewijsmiddelen naar voren zijn gekomen waaruit volgt dat verdachte wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren zal de rechtbank verdachte van opzetheling vrijspreken.
Bewezenverklaring schuldheling
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde schuldheling. Verdachte heeft meerdere goederen aangeboden bij [winkel 1] . Verdachte heeft verklaard dat hij dringend geld nodig had en daardoor niet de moeite had genomen om te verifiëren of de goederen van misdrijf afkomstig waren. Dit terwijl de feiten en omstandigheden rondom het verkrijgen van de goederen wel degelijk vragen opriepen over de herkomst. Zo heeft verdachte op verzoek van een derde (wiens verdere personalia verdachte niet heeft willen verschaffen) de goederen ter verkoop hebben aangeboden en daarvoor een deel van de opbrengst hebben behouden. Onder die omstandigheden mocht van verdachte worden verwacht dat hij zich eerst zou vergewissen van de herkomst van de goederen. Dit heeft hij nagelaten. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die goederen van misdrijf afkomstig waren. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde laptop, merk Compaq, niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Feit 1:
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2018;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , namens P.I. [plaatsnaam] .
Feit 2:
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering:
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2018;
- een proces-verbaal van bevindingen van [E] .
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2018;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 13 tot en met pagina 17.