ECLI:NL:RBMNE:2019:62

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
16-653180-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en heling van goederen met strafrechtelijke gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1997, die wordt beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder zware mishandeling en heling. De rechtbank heeft de verdachte op 23 augustus 2017 beschuldigd van het samen met een ander proberen om [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem meerdere keren met geschoeide voet tegen het hoofd te schoppen. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het verwerven en doorverkopen van gestolen goederen, waaronder een gitaar en laptops, in de periode van maart 2016. De rechtbank heeft de verdachte op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden veroordeeld voor de poging tot zware mishandeling, maar heeft de poging tot doodslag niet bewezen geacht. De verdachte heeft ook bekend dat hij de gestolen goederen heeft verworven, maar de rechtbank heeft hem vrijgesproken van opzetheling, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 116 dagen voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandeling voor zijn agressieproblematiek. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.653180-17, 16.705828-16 (reeds gevoegd), 16.653397-17 (reeds gevoegd) en 16.653180-18 (gevoegd ter terechtzitting) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 januari 2018, 24 april 2018, 17 oktober 2018 en 28 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en diens raadsvrouw mr. I. Stas, advocaat te Almere, alsmede hetgeen [D] namens benadeelde partij [slachtoffer 2] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16.653180-17(hierna: zaak 1)
Primair: op 23 augustus 2017 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door meerdere malen met geschoeide voet tegen/op het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1] te schoppen/stampen;
Subsidiair: op 23 augustus 2017 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meerdere malen met geschoeide voet tegen/op het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1] te schoppen/stampen;
Meer subsidiair: op 23 augustus 2017 te Almere openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meerdere malen met geschoeide voet tegen/op het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer 1] te schoppen/stampen en hem in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan/stompen;
16.705828-16(hierna: zaak 2)
Feit 1: in de periode van 27 maart 2016 tot en met 28 maart 2016 te Almere, een gitaar (Epiphone Firebird) en twee laptops (merken: Compaq en Acer) heeft geheeld;
Feit 2: in de periode van 25 maart 2016 tot en met 30 maart 2016 te Almere, een mobiele telefoon (Motorola Moto G) heeft geheeld;
Feit 3: in de periode van 23 maart 2016 tot en met 25 maart 2016 te Almere, een laptop (Acer E5-571-38s4) heeft geheeld;
16.653397-17(hierna: zaak 3)
Feit 1: op 14 december 2017 te [plaatsnaam] een ruit van de Penitentiaire Inrichting [plaatsnaam] heeft vernield;
Feit 2: op 14 december 2017 te Grave opzettelijk 7,15 gram hasjiesj heeft geteeld/bereid/bewerkt/verwerkt/verkocht/afgeleverd/verstrekt en/of vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad;
16.659829-18(hierna: zaak 4)
op 24 juli 2018 te Lelystad, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door hem tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan.
De rechtbank nummert de dagvaardingen met de parketnummers 16.653180-17, 16.705828-16, 16.653397-17 en 16.659829-18 als resp. zaak 1, zaak 2, zaak 3 en zaak 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht in zaak 1 wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van de poging tot doodslag. De officier van justitie baseert zich onder meer op de aangifte van [slachtoffer 1] , het proces-verbaal met daarin een beschrijving van de camerabeelden en de verklaringen van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] .
De officier van justitie acht in zaak 2 ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3, wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Tevens acht de officier van justitie feit 1 en feit 2 in zaak 3 en zaak 4, wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft zijn standpunt verwoord in een ter zitting overgelegd schriftelijk requisitoir.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in zaak 1 vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag. De raadvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood, omdat geen sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood en deze kans ook niet is aanvaard.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van de poging zware mishandeling, geen verweer gevoerd.
De raadsvrouw heeft in zaak 2 ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3 vrijspraak bepleit van de opzetheling. Met betrekking tot de ten laste gelegde schuldheling heeft zij geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van de feiten in zaak 3 en 4 heeft de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt nu verdachte deze feiten heeft bekend. Zij heeft naar voren gebracht dat aan de vernieling van de ruit van de PI [plaatsnaam] frustratie van verdachte ten grondslag lag nu hij zijn broer, die hij reeds geruime tijd niet had gezien, niet mocht bezoeken in de P.I.
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter zitting overgelegde pleitnota.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Zaak 1
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 23 augustus 2017 fietste in het centrum van Almere-Stad waar hij [A] , [verdachte] en [B] tegen kwam. [slachtoffer 1] fietste in de richting van het [.] . Die gasten kwamen achter hem aangerend. [slachtoffer 1] kreeg vervolgens klappen van [voornaam van verdachte] . [voornaam van verdachte] sloeg [slachtoffer 1] met een gebalde rechtervuist net achter zijn oor. [slachtoffer 1] verklaarde dat hij pijn voelde toen hij werd geraakt. Op de plek waar hij werd geraakt zat een behoorlijke bult. [2]
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de hierna genoemde verdachte [1] [A] betreft en verdachte [2] [verdachte] . [3] Verbalisant [verbalisant] heeft camerabeelden van het incident bekeken. Uit het proces-verbaal beschrijving camerabeelden komt het volgende naar voren:
18:51 verdachte 1 loopt naar het slachtoffer. Verdachten 2 en 3 volgen. Verdachte 1 zoekt confrontatie met het slachtoffer. Verdachte 2 volgt. Slachtoffer vlucht. Verdachte 2 duwt het slachtoffer, waardoor het op de rode bank terecht komt. Verdachte 1 staat op de rode bank achter het slachtoffer en geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap tegen het hoofd van slachtoffer; [4]
18:51 verdachte 2 geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap tegen het hoofd van het slachtoffer;
18:51 verdachte 1 geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap tegen het hoofd van slachtoffer; [5]
18:51 verdachte 2 geeft met zijn rechterbeen een krachtige trap tegen het hoofd van het slachtoffer; [6]
18:52 verdachte 1 geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap op het hoofd van slachtoffer. Tegelijkertijd slaat verdachte 2 met zijn linkerarm krachtig tegen het hoofd van het slachtoffer;
18:52 verdachte 2 slaat meerdere keren met beide armen krachtig tegen het hoofd van het slachtoffer; [7]
18:52 alle drie de verdachten lopen weg. [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [voornaam van slachtoffer 1] werd aangesproken door drie jongens. Verdachte [1] (
de rechtbank begrijpt: [voornaam van A]) ging voor hem staan en maakte een slaande beweging richting hem. [voornaam van slachtoffer 1] liep weg. Verdachten [1] en [2] liepen achter hem aan. [voornaam van slachtoffer 1] ging op een bank zitten. Verdachte [1] ging achter hem op de bank staan en gaf een trap tegen het hoofd van [voornaam van slachtoffer 1] . Hij werd behoorlijk hard getrapt. Hierna kreeg [voornaam van slachtoffer 1] van verdachte [1] een aantal vuistslagen. [9]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte [1] (
de rechtbank begrijpt [voornaam van verdachte]) het slachtoffer een ferme duw gaf waardoor hij op een bank terecht kwam. [10]
Hierna werden er meerdere klappen uitgedeeld richting slachtoffer. Hij werd geslagen door
verdachten [1] en [2]. Getuige [getuige 1] zag dat verdachte [2] vervolgens ook op het bankje
ging staan en het slachtoffer een krachtige trap met zijn voet op het achterhoofd gaf.
Hierdoor viel het slachtoffer naar voren en kreeg van beide daders nog meer klappen en
schoppen. [11]
Verdachte heeft bij de politie verklaard: [12]
V: Wat gebeurde er toen jij [voornaam van slachtoffer 1] zag staan op het [.] te Almere, ter hoogte van de [locatie] ?
A: Het was eerst confrontatie en daarna klappen en trappen..
V: Wat voelde jij aan emotie toen jij [voornaam van slachtoffer 1] schopte?
A: Op dat moment niks. Achteraf heb ik wel spijt van gehad hoe ik hem heb behandeld.
V: Nadat jij [voornaam van slachtoffer 1] had geschopt sla jij met jouw vuist meerdere keren in op het hoofd van [voornaam van slachtoffer 1] . Waarom deed jij dat?
A: Uit woede. [13]
Bewijsoverweging
Vrijspraak primair
Verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politie verklaard dat hij het slachtoffer meerdere keren heeft geschopt en geslagen, waaronder op het hoofd. Hij heeft verklaard dat hij dit met geschoeide voet, te weten met gymschoenen, heeft gedaan. Dit blijkt tevens uit de verklaring van getuige [getuige 2] , getuige [getuige 1] en uit datgene wat verbalisant [verbalisant] aan de hand van de camerabeelden heeft gerelateerd.
De vraag die de rechtbank ten aanzien van het primair ten laste gelegde moet beantwoorden is of verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 1] heeft gehad. Daarvoor is van belang of verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zou overlijden ten gevolge van zijn gedragingen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van fors geweld door verdachte en medeverdachte doordat zij met sportschoenen meermalen tegen het hoofd van het slachtoffer hebben geschopt. Medeverdachte is op de bank gesprongen, waar het slachtoffer op zat, waardoor hij met zijn been op hoofdhoogte van het slachtoffer kwam, en heeft hem vervolgens van achteren tegen het hoofd geschopt.
In bepaalde omstandigheden kan het met geschoeide voet tegen het hoofd schoppen een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood opleveren. In de onderhavige zaak heeft de rechtbank weliswaar kunnen vaststellen dat verdachte en zijn mededader meermalen tegen het hoofd van het slachtoffer hebben geschopt, maar heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat dit met een zodanige kracht is gebeurd, dan wel met zodanig hard, puntig of anderszins gevaarlijk schoeisel, dat met dit schoppen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer is ontstaan. Verdachte zal daarom ook van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de subsidiaire ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] . Verdachte en medeverdachte hebben meermalen tegen het hoofd van het slachtoffer, geschopt en geslagen. Aldus handelend heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Zaak 2
Bewijsmiddelen [14]
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3:
Een proces-verbaal van aangifte [aangever 1] van 28 maart 2016
Op 27 maart 2016 verliet ik mijn woning. Op 28 maart 2016 kwam ik thuis van mijn werk. Toen ik de voordeur […] opende zag ik dat de meterkast […] openstond. Ik vond het vreemd […]. Ik zag dat er goederen waren weggenomen waaronder mijn gitaar […] een rode Epiphone Firebird. [15] Ook ontdekte ik dat mijn twee laptops, een Acer en een Compaq, van mijn keukentafel verdwenen waren. [16]
Een proces-verbaal van aangifte [aangever 2] van 26 maart 2016
Op 25 maart 2016 gaf ik thuis een feestje […] kwam er achter dat de mobiele telefoon die mijn moeder [de rechtbank leest: had] was weggenomen. [17] Dat was een zwarte Motorola MOTO G. [18]
Een proces-verbaal van aangifte [aangever 3] , namens [C] , van 6 april 2016
Op 23 maart 2016 heeft mijn zoon zijn rugtas waar een zwarte laptop in zat opgeborgen, van het merk Acer, type E5-571-38s4, in de garderobe van zijn school achtergelaten. [19] Toen hij terugkwam was de rugtas met de laptop verdwenen. De rugtas werd leeg in een toilet aangetroffen. [20]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 april 2016
V: Op […] 28 maart 2016 is er een elektrische gitaar aangeboden bij [winkel 1] en heeft deze persoon zich gelegitimeerd al zijnde [verdachte] , geboren [geboortedatum] /1997 te [geboorteplaats] . Wat kan jij hierover vertellen?
A: die heb ik ook ingeleverd. [21]
V: Voel jij je nu niet belazerd?
A: […] Ik wist niet eens dat alles gestolen was […]. [22]
V: Hoeveel geld heb jij voor deze gitaar gekregen?
A: 75 euro. Ik moet 35 euro aan die persoon geven. [23]
V: Hoeveel geld heb je gekregen voor deze laptop?
A: 130 euro. Dat heb ik gisteren ook al verklaard. Ik denk dat ik dan een vergissing met die DELL laptop heb gemaakt. Die DELL werd niet aangenomen en de Acer is van vrijdag 25 maart. Die DELL probeerde ik tegelijk met de gitaar in te leveren op 28 maart. [24]
V: Wat heb jij daar verkocht?
A: Een telefoontje van het merk Motorola.
V: Hoeveel heb jij voor deze telefoon gekregen?
A: 25 euro. Ik moest 20 euro afstaan aan persoon 3. [25]
Een proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2016
Ik, verbalisant, hoorde van een medewerker van ‘ [winkel 1] ’ dat er door de aanbieder samen met de gitaar ook een laptop ter verkoop was aangeboden maar dat deze niet was ingekocht. [26]
In […] zag ik dat de klant die de gitaar had verkocht, eerder bij ‘ [winkel 1] ’ was geweest. Ik zag dat hij op vrijdag 25 maart 2016 een laptop had verkocht.
Op 6 april 2016 deed ik, verbalisant, onderzoek naar de herkomst van de laptop die ik eerder bij “ [winkel 1] ” voor onderzoek had weggehaald. Het betrof de volgende laptop:
Merk : Acer
Type : E5-571-s8S4 (
de rechtbank begrijpt: E5-571-38S4)
SNID-nummer : [SNID-nummer] [27]
Uit onderzoek in het digitaal opkopersregister bleek dat verdachte op 25 maart 216 een Acer laptop heeft verkocht bij [winkel 1] in Almere. Verdachte had zich gelegitimeerd met zijn legitimatiebewijs. [28]
Ik, verbalisant, kreeg van de servicemedewerker van [bedrijf] het referentienummer waaronder de laptop bij [winkel 2] bekend moest zijn namelijk: [referentienummer] .
Op basis van referentienummer [referentienummer] vond de medewerker de gegevens van de klant in het systeem. […] de volgende gegevens werden doorgegeven: [29]
Naam : [aangever 3]
Adres : [adres] [30]
Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2018
Ik ben via JP aan de gitaar, Acer en Compaq laptops en de Motorola telefoon gekomen. Ik heb deze spullen verkocht. Ik had geld nodig daarom deed ik het. Achteraf was het misschien niet zo slim. Ik zat in een moeilijke periode. Ik had geen school, niks. Ik moet ook gewoon eten. Ik dacht gewoon van het maakt niks uit als ik maar een broodje kan eten.
Bewijsoverweging
Vrijspraak opzetheling
Verdachte wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling, dan wel schuldheling van een gitaar, twee laptops en een mobiele telefoon. Het staat niet ter discussie dat de goederen zoals genoemde in feiten 1 tot en met 3 op enig moment zijn gestolen. Evenmin staat ter discussie dat verdachte de goederen heeft verkregen dan wel voorhanden heeft gehad.
Verdachte heeft betwist dat hij ten tijde van het verkrijgen wetenschap had van het feit dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. Nu in het dossier en hetgeen ter zitting is verhandeld geen bewijsmiddelen naar voren zijn gekomen waaruit volgt dat verdachte wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren zal de rechtbank verdachte van opzetheling vrijspreken.
Bewezenverklaring schuldheling
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde schuldheling. Verdachte heeft meerdere goederen aangeboden bij [winkel 1] . Verdachte heeft verklaard dat hij dringend geld nodig had en daardoor niet de moeite had genomen om te verifiëren of de goederen van misdrijf afkomstig waren. Dit terwijl de feiten en omstandigheden rondom het verkrijgen van de goederen wel degelijk vragen opriepen over de herkomst. Zo heeft verdachte op verzoek van een derde (wiens verdere personalia verdachte niet heeft willen verschaffen) de goederen ter verkoop hebben aangeboden en daarvoor een deel van de opbrengst hebben behouden. Onder die omstandigheden mocht van verdachte worden verwacht dat hij zich eerst zou vergewissen van de herkomst van de goederen. Dit heeft hij nagelaten. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het verkrijgen van de goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die goederen van misdrijf afkomstig waren. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde laptop, merk Compaq, niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Zaak 3 [31]
Feit 1:
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2018;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , namens P.I. [plaatsnaam] .
Feit 2:
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering:
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2018;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [E] .
Zaak 4
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen [34] :
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 november 2018;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 13 tot en met pagina 17.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Zaak 1
subsidiair:
op 23 augustus 2017 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer 1] :
meerdere malen met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, en meerdere malen met kracht en met geschoeide voet op het hoofd heeft gestampt, en meerdere malen met kracht in het gezicht en tegen het hoofd, heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak 2
1.
op 27 maart 2016 tot en met 28 maart 2016 te Almere, een gitaar Epiphone Firebird en laptop, merk: Acer, heeft verworven, voorhanden gehad, en overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
in de periode van 25 maart 2016 tot en met 30 maart 2016 te Almere, een mobiele telefoon, Motorola Moto G, heeft verworven, voorhanden gehad, en overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
in of omstreeks de periode van 23 maart 2016 tot en met 25 maart 2016 te Almere een goed, te weten een laptop, Acer E5-571-38s4, heeft verworven, voorhanden gehad, en overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Zaak 3
1.
op 14 december 2017 te [plaatsnaam] , opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan Penitentiaire Inrichting [plaatsnaam] , heeft vernield;
2.
op 14 december 2017 te Grave , aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 7,15 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Zaak 4
op 24 juli 2018 te Lelystad, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] tegen het gezicht te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder zaak 1 subsidiair, zaak 2 feit 1, feit 2 en feit 3, zaak 3 feit 1 en feit 2 en zaak 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Zaak 1
Subsidiair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling;
Zaak 2
Feit 1, Feit 2 en Feit 3:
telkens, schuldheling;
Zaak 3
Feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 2:
handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod;
Zaak 4
Feit:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Uit het Psychologisch onderzoek Pro Justitia rapport van 3 april 2018, opgesteld door A.I. de Zwart, GZ-psycholoog, komt het volgende naar voren. Bij verdachte is sprake van een ‘andere gespecificeerde trauma- of stressgerelateerde stoornis’. Verdachte lijdt ook aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een ‘normoverschrijdende-gedragsstoornis’. Er is sprake van verminderde impulscontrole, beperkte frustratietolerantie en gebrekkige agressieregulatie. De gewetensfunctie is lacunair en het empathisch vermogen is gering. Deze stoornissen speelden een rol ten tijde van de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] . De psycholoog adviseert de ten laste gelegde mishandeling verminderd aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze overwegingen over en maakt die tot de hare.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. Gezien het advies in het Pro Justitia rapport is de rechtbank echter wel van oordeel dat het ten laste gelegde verdachte verminderd dient te worden toegerekend.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen, waaronder een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, verplichte dagbesteding en begeleid wonen, alsmede om een contactverbod met aangever [slachtoffer 1] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - benadrukt dat verdachte bezig is met school en zijn stage. Het gaat goed met hem en hij is op het moment in behandeling bij [instelling 1] voor zijn agressieregulatieproblematiek. Daarnaast heeft hij al geruime tijd een woning bij [instelling 2] . De raadsvrouw verzoekt daarom een straf op te leggen niet langer dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Het zwaartepunt van de door verdachte gepleegde feiten ligt bij ernstige mishandeling die hij samen met zijn broer midden op straat, in het centrum van Almere, heeft gepleegd. Zij hebben slachtoffer [slachtoffer 1] aangevallen en hem meermalen tegen zijn hoofd , geschopt en geslagen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, waarbij hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze heeft geschonden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij dit heeft gedaan op een openbare plek waar veel mensen en kleine kinderen aanwezig waren. Naast het feit dat zijn handelen pijn en letsel voor het slachtoffer tot gevolg heeft gehad, wakkert dit in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid aan.
Tevens heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het verkopen van gestolen goederen. Hij heeft zich hierbij enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin en niet gedacht aan de consequenties voor de gedupeerden.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het naar binnen smokkelen van hasj in de P.I. en toen hem daarna de toegang tot de P.I. werd geweigerd, een ruit vernield. Daarbij heeft hij op geen enkele manier blijk gegeven zich iets van bestaande regels aan te trekken of respect te hebben voor andermans eigendommen. Ook ter zitting kon verdachte alleen reflecteren op hoe vervelend het voor hem was om zijn broer niet in de PI te kunnen bezoeken.
Verdachte heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan de mishandeling van een NS-ambtenaar die verdachte erop aansprak dat hij zonder geldig vervoersbewijs de treinpoortjes voorbij was gegaan. Uit pure frustratie heeft hij de NS-medewerker zonder enige aanleiding pijn en letsel bezorgd. Het slachtoffer heeft ten gevolge hiervan langere tijd zijn werkzaamheden niet kunnen uitvoeren.
De voornoemde vernieling en mishandeling neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk neemt nu het in beide gevallen een gewelddadige en volstrekt onnodige reactie betreffen op situaties die verdachte zelf heeft gecreëerd.
Uit de justitiële documentatie van 29 oktober 2018 volgt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Uit het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 15 december 2017 blijkt dat bij verdachte sprake is van agressieproblematiek. Daarnaast is in zijn jeugd een oppositioneel-opstandig gedragsstoornis (ODD) en een hechtingsstoornis vastgesteld. In het rapport wordt ook gesproken van beschermende factoren. Zo heeft verdachte zijn schorsingstoezicht goed doorlopen, is hij in behandeling bij [instelling 1] en lijkt hij gemotiveerd te zijn voor zijn opleiding en stage waar hij op het moment van rapporteren goede resultaten behaalt.
Om de kans op recidive te verminderen adviseert de psycholoog een ambulante behandeling bij [instelling 1] of een soortgelijke forensische polikliniek, dit als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk detentiedeel.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het uitgangspunt in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en de daarbij van toepassing zijnde strafverzwarende omstandigheden. De rechtbank komt ten aanzien van de zaken 1 en 2 tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en daarmee tot een lagere straf dan gevorderd.
Gelet op de ernst van met name de poging tot zware mishandeling kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De rechtbank zal daarbij wel een aanzienlijk deel van die straf voorwaardelijk opleggen. Verdachte heeft ter zitting niet de indruk gegeven dat hij volledige opening van zaken heeft gegeven over wat zich op 23 augustus 2017 ten aanzien van [slachtoffer 1] precies heeft afgespeeld en wat de aanleiding daartoe is geweest. De rechtbank twijfelt er bovendien aan of verdachte de ernst en de het foute van zijn handelen voldoende inziet. Met een voorwaardelijk strafdeel en een proeftijd van drie jaar beoogt de rechtbank hem te doordringen van de ernst van wat hij heeft gedaan en om hem er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Rekening houdend met de leeftijd van verdachte, het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 180 dagen waarvan 116 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door geadviseerd door de reclassering. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal op het onvoorwaardelijke deel in mindering worden gebracht.
Ten aanzien van het bezit van de hasj, een overtreding, zal de rechtbank aan verdachte een geldboete opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 868,47. Dit bedrag bestaat uit € 268,47 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder zaak 4 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering tot het gehele bedrag van € 868,47,- vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade te matigen naar billijkheid. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde onder zaak 4 rechtstreeks schade heeft geleden.
De materiële schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten eigen risico (€ 117,51) en reiskosten (€ 150,96), ter hoogte van in totaal € 268,47, komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering voor dit deel toewijzen.
Gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd en schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten plegen te worden toegewezen acht de rechtbank toewijzen van de immateriële schadevergoeding voor een bedrag van € 300,00 redelijk en billijk. De rechtbank zal de vordering voor dit deel toewijzen. De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering aldus tot een totaal bedrag van € 568,47 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 juli 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 568,47, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 juli 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 11 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.BESLAG

De rechtbank zal de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende van de onder verdachte in beslag genomen laptop, merk Dell (met KVI-nummer 20160040515166954), aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 62, 300, 302, 304, 350 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder zaak 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder
zaak 1subsidiair,
zaak 2feit 1, feit 2 en feit 3,
zaak 3feit 1 en feit 2 en
zaak 4ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder zaak 1 primair, zaak 1 subsidiair, zaak 2 feit 1, feit 2 en feit 3, zaak 3 feit 1 en feit 2 en zaak 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder zaak 1 subsidiair, zaak 2 feit 1, feit 2 en feit 3, zaak 3 feit 1 en feit 2 en zaak 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
Ten aanzien van de misdrijven:
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
116 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van drie jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij Reclassering Nederland, op het adres: [adres] , [postcode] [vestigingsplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen voor zijn (agressie)problematiek bij forensische polikliniek [instelling 1] of soortgelijke ambulante zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven;
* zijn medewerking verleent aan verdiepingsdiagnostiek en, indien geïndiceerd, zich zal laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en/of psychische problemen bij een geschikte aanbieder van ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] ;
* zijn medewerking verleent aan een begeleide woonvorm zoals [instelling 2] , of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van de overtreding:
- Veroordeelt verdachte tot een
geldboete van € 150,- (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 3 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 568,47 bestaande uit een bedrag van € 268,47 aan materiële schade en een bedrag van € 300,- aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 568,47 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 11 dagen hechtenis;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen laptop, merk Dell (met KVI-nummer 20160040515166954).
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en H. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. Kho, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2018.
Mr. H. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16.653180-17
primair:
hij op of omstreeks 23 augustus 2017 te Almere, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) voornoemde [slachtoffer 1] :
een of meerdere malen met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of de nek, althans tegen het lichaam, geschopt/getrapt, en/of
een of meerdere malen met kracht en met geschoeide voet op het hoofd en/of op de nek, althans op het lichaam, gestampt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 23 augustus 2017 te Almere,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer 1] :
een of meerdere malen met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd en/of de nek, althans tegen het lichaam, heft geschopt/getrapt, en/of
een of meerdere malen met kracht en met geschoeide voet op het hoofd en/of op de nek, althans op het lichaam, heeft gestampt, en/of;
een of meerdere malen met kracht in het gezicht en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 augustus 2017 te Almere, aan het [.] , in elk
geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke
plaats, openlijk en in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 1]
door voornoemde [slachtoffer 1] :
een of meerdere malen met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd
en/of de nek, althans tegen het lichaam, te schoppen/trappen, en/of
een of meerdere malen met kracht en met geschoeide voet op het hoofd en/of op de nek, althans op het lichaam, te stampen, en/of
een of meerdere malen met kracht in het gezicht en/of tegen het hoofd,
althans tegen het lichaam, te slaan/stompen.
16.705828-16
1.
hij in op omstreeks de periode van 27 maart 2016 tot en met 28 maart 2016 te
Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
een of meerdere goed(eren), te weten een gitaar (Epiphone Firebird) en twee
laptops (merken: Compaq en Acer) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2016 tot en met 30 maart 2016 te
Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
een goed, te weten een mobiele telefoon (Motorola Moto G) heeft verworden,
voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving
of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2016 tot en met 25 maart 2016 te
Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
een goed, te weten een laptop (Acer E5-571-38s4) heeft verworden,
voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving
of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
16.653397-17
1.
hij op of omstreeks 14 december 2017 te [plaatsnaam] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Penitentiaire Inrichting [plaatsnaam] , in elk geval aan een of ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 14 december 2017 te Grave , in elk geval in Nederland,
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 7,15 gram, in elk geval een hoeveelheid van
niet meer dan 30 gram van een gebruikelijke vast mengsel van hennephars
en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. Dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
16.659829-18
hij op of omstreeks 24 juli 2018 te Lelystad, een ambtenaar, [slachtoffer 2] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te stompen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 november 2017, genummerd 2017259080, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 208. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina. 0011.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 0029.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 0021-0023.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 0024.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 0024.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 0025.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 0027.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina. 0016.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina. 0018.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina. 0018.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina. 0157.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina. 0160.
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 mei 2016, genummerd 2016052414156692, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 01 tot en met pagina 6007. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
15.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , pagina. 1004.
16.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , pagina. 1005.
17.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , pagina. 2003.
18.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , pagina. 2004.
19.Proces-verbaal van aangifte [aangever 3] , pagina. 3002.
20.Proces-verbaal van aangifte [aangever 3] , pagina. 3003.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina. 122.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina. 122.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina. 123.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina. 128.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina. 125.
26.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 3005.
27.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 3005.
28.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 3005.
29.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 3005.
30.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 3006.
31.Wanneer met betrekking tot feit 1 en 2 wordt verwezen naar processen-verbaal betreft dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 december 2017, genummerd PL2100-2017255520, opgemaakt door politie Midden-Nederland.
32.PL2100-2017255520-1.
33.PL2100-2017255520-8.
34.Wanneer met betrekking tot onderhavig feit wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 juli 2018, genummerd PL0900-2018214521, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 20. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.