ECLI:NL:RBMNE:2019:6136

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
NL18.6006
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale rechtszaak over nabuurrechtelijke bescherming van fonogrammen door Amerikaans platenlabel

In deze zaak vordert het Amerikaanse platenlabel MIX CONNECTION MULTIMEDIA INC. (MCM) dat de Nederlandse vennootschap [verweerster] inbreuk maakt op haar rechten met betrekking tot de masteropname van een wereldhit. MCM stelt dat zij op basis van een exclusieve artiestenovereenkomst met DJ/producer [A] de rechthebbende is op de masteropname en dat zij recht heeft op nabuurrechtelijke bescherming in Nederland. De rechtbank onderzoekt de bevoegdheid en het toepasselijke recht, waarbij zij vaststelt dat Nederlands recht van toepassing is op de vorderingen, maar dat de vraag of MCM rechthebbende is, naar Amerikaans recht moet worden beoordeeld. De rechtbank concludeert dat MCM inderdaad rechthebbende is geworden op de rechten van de track en dat [verweerster] inbreuk maakt door reproducties van de track te exploiteren zonder toestemming van MCM. De rechtbank wijst de vorderingen van MCM toe, waaronder een verklaring voor recht dat [verweerster] inbreukmakend heeft gehandeld, en legt [verweerster] een dwangsom op voor het staken van deze inbreuk. Tevens wordt [verweerster] veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over de exploitatie van de track en tot vergoeding van de proceskosten aan MCM.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL18.6006
Vonnis van 23 december 2019
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
MIX CONNECTION MULTIMEDIA INC.,
gevestigd te Chicago, Verenigde Staten,
eiseres,
hierna te noemen: MCM,
advocaat mr. B.H.M. Schipper te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat mr. M. Leopold te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 28 juni 2018,
  • het verweerschrift,
  • de nadere schriftelijke reactie van MCM,
  • de nadere schriftelijke reactie van [verweerster] ,
  • de aanvullende producties van MCM,
  • de aanvullende producties van [verweerster] ,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 11 november 2019, met opmerkingen van mr. Leopold en mr. Schipper.
1.2.
In het vonnis in incident heeft de rechtbank [verweerster] toegestaan de in de Verenigde Staten wonende [A] (hierna: [A] ) in vrijwaring op te roepen. [verweerster] heeft van deze oproeping in vrijwaring afgezien.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

waar gaat het over?

2.1.
Het Amerikaanse platenlabel MCM stelt dat zij op grond van een op 1 juli 1998 met DJ/producer [A] gesloten exclusieve artiestenovereenkomst naar Amerikaans recht de rechthebbende is ten aanzien van de masteropname van de uitvoering van [A] van de single “ [.] ” (hierna: de track). De track is een wereldhit geworden. Tot die rechten behoren onder andere de exclusieve wereldwijde exploitatierechten. MCM is bovendien aan te merken als fonogrammenproducent, omdat zij de track ten behoeve van de exploitatie heeft laten bewerken. De Verenigde Staten zijn partij bij de Conventie van Genève. MCM is naar Amerikaans recht opgericht en zij is fonogrammenproducent. MCM stelt daarom dat zij op grond van artikel 6 jo. artikel 32 lid 2 sub a Wnr ook in Nederland aanspraak kan maken op nabuurrechtelijke bescherming van haar fonogrammen.
2.2.
MCM stelt dat het Nederlands platenlabel [verweerster] inbreuk maakt op haar rechten door zonder haar toestemming reproducties van de track in en buiten Nederland te exploiteren. Volgens MCM heeft [verweerster] op 14 december 2009 een licentieovereenkomst gesloten met [A] ter exploitatie van de track terwijl zij wist, althans behoorde te weten, dat de rechten op de track al aan MCM toekwamen. [verweerster] heeft zodoende opzettelijk wanprestatie van [A] richting MCM uitgelokt, om daar zelf van te kunnen profiteren. Dit alles is onrechtmatig jegens MCM.
2.3.
MCM vordert daarom in deze procedure - kort gezegd - een verklaring voor recht dat [verweerster] ten aanzien van MCM inbreukmakend en/of onrechtmatig heeft gehandeld en daarom schadeplichtig is, en veroordeling van [verweerster] tot het staken en gestaakt houden van dat handelen, tot vergoeding van de door MCM geleden schade, nader op te maken bij staat, tot het afleggen van rekening en verantwoording aan MCM en tot het vergoeden van de volledige (proces)kosten van MCM ex artikel 1019h Rv.
bevoegdheid en toepasselijk recht
2.4.
Omdat de zaak een internationaal karakter draagt, moet de rechtbank eerst nagaan of zij bevoegd is om een oordeel te geven over het geschil en welk recht zij daarbij moet toepassen. De rechtbank acht zich bevoegd om de zaak te behandelen op grond van artikel 4 van de toepasselijke EEX Verordening (nr. 1215/2012), omdat [verweerster] gelet op haar statutaire zetel woonplaats heeft in Nederland. [verweerster] heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter ook niet betwist. Nu MCM in Nederland nabuurrechtelijke bescherming inroept, is Nederlands recht van toepassing op de vorderingen. De voorvraag of MCM inderdaad een beroep op nabuurrechtelijke bescherming toekomt, moet evenwel naar Amerikaans recht worden beoordeeld. Het gaat om de vraag of MCM rechthebbende is geworden van de rechten op de track op grond van een overeenkomst, die is gesloten in de Verenigde Staten tussen twee Amerikaanse partijen naar Amerikaans recht.
rechten op de track
2.5.
Dit geschil gaat in de kern om de vraag of [A] als maker van de track zijn rechten op de track rechtsgeldig heeft overgedragen aan MCM vóórdat [A] een licentie verstrekte aan [verweerster] . Van het antwoord op die vraag hangt af of MCM zich tegen de exploitatie van reproducties van de track door [verweerster] kan verzetten, zoals MCM stelt en [verweerster] betwist. De rechtbank komt tot de conclusie dat dat het geval is en zal dat hierna toelichten.
2.6.
In de artiestenovereenkomst van 1 juli 1998 zijn MCM (daarin aangeduid als “Company”) en [A] (daarin aangeduid als “You”) overeengekomen dat [A] gedurende minimaal één jaar op exclusieve basis zogenoemde “recording services” aan MCM zal verlenen, waarbij hij ten minste 16 complete masteropnamen van een bepaalde kwaliteit zal aanleveren aan MCM. Op basis daarvan heeft [A] in de zomer van 1998 de originele DAT masteropname van de track aan MCM geleverd.
2.7.
Over de rechten op de door [A] aan MCM te leveren masteropnames is in artikel 5 van de overeenkomst onder meer opgenomen:
“(a) The results and proceeds of Your services hereunder are “works made for hire” as defined in the U.S. Copyright Act of 1976, as amended (the “Act”). You are an independent contractor and not Company’s employee. If Your relationship is determined not to be employment for hire, You hereby irrevocably assign to Company all rights to Your services hereunder without limitation. You acknowledge and agree that Company is and will be the owner and proprietor, exclusively, perpetually and throughout the universe, of any and all rights of every kind and character whatsoever, without limitation, whether now known or hereafter devised, in and to Your services and performances herunder and all results and proceeds thereof, including, without limitation, Masters, Records, Album, Singles, Videos, artwork created hereunder and trademarks and materials created pursuant to this Agreement, in whole or in part, regardless of their state of completion, and all copyrights therein and thereto and any and all renewals, extensions and revised terms thereof. (…)”
2.8.
Deze bepaling in de overeenkomst kent een getrapt systeem voor toekenning of overdracht van rechten. De eerste trede, aangeduid als “works made for hire” heeft niet tot gevolg dat MCM rechthebbende is geworden ten aanzien van de masteropnamen. De tweede trede, aangeduid als “assignment” oftewel overdracht van alle rechten op de aan te leveren masteropnamen, heeft wel het beoogde effect. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de rechten op de track op die wijze rechtsgeldig bij voorbaat overgedragen. Dit oordeel wordt nu uitgelegd.
2.9.
In titel 17 van de U.S. Code is de “U.S. Copyright Act of 1976” vastgelegd. Hierna afgekort weergegeven als: 17 U.S.C. Daarin is voor zover van belang bepaald:
§ 101 Definitions
(…)
A “work made for hire” is
  • a work prepared by an employee within the scope of his or her employment; or
  • a work specially ordered or commisioned for use as a contribution to a collective work, as a part of a motion picture or other audiovisual work, as a translation, as a supplementary work, as a compilation, as an instructional text, as a test, as answer material for a test, or as an atlas, if the parties expressly agree in a written instrument signed by them that the work shall be considered a work made for hire. (…).
§ 102. Subject matter of copyright: In general
( a) Copyright protection subsists, in accordance with this title, in original works of authorship fixed in any tangible medium of expression, now known or later developed, from which they can be perceived, reproduced, or otherwise communicated, either directly or with the aid of a machine or device. Works of authorship include the following categories:
(…)
(7) sound recordings.
§ 201. Ownership of copyright
( a) Initial Ownership. Copyright in a work protected under this title vests initially in the author or authors of the
work. (…)
(b) Works Made for Hire. In the case of a work made for hire, the employer or other person for whom the work was prepared is considered the author for purposes of this title, and, unless the parties have expressly agreed otherwise in a written instrument signed by them, owns all of the rights comprised in the copyrigt.
(…)
( d) Transfer of Ownership.
(1) The ownership of a copyright may be transferred in whole or in part by any means of conveyance or by operation of law, and may be bequeathed by will or pass as personal property by the applicable laws of intestate succession.
(…)
§ 204. Execution of transfers of copyright ownership
( a) A transfer of copyright ownership, other than by operation of law, is not valid unless an instrument of conveyance, or a note or memorandum of the transfer, is in writing and signed by the owner of the rights conveyed or such owner’s duly authorized agent.
( b) A certificate of acknowledgement is not required for the validity of a transfer, but is prima facie evidence of the execution of the transfer if
(1) (…)
geen “work made for hire”
2.10.
Tussen partijen staat vast dat [A] niet in loondienst was bij MCM, zodat MCM niet als “employer” initieel rechthebbende is geworden van “works made for hire” als bedoeld in de hiervoor geciteerde 17 U.S.C. § 101 samen met § 201 (b). Werk in opdracht (en dus niet in loondienst) kan alleen in negen limitatief opgesomde gevallen kwalificeren als “work made for hire” (zie hiervoor in 17 U.S.C. § 101). Geen van die gevallen doet zich hier voor. Voor zover MCM heeft willen aanvoeren dat de track een compilatie is, omdat hij op een album staat, gaat dat niet op. Blijkens de definitie in § 101 kan een opdracht tot het samenstellen van een compilatie wellicht als “work for hire” kwalificeren, maar daarmee nog niet een track die daarvan deel uitmaakt (als een album al een compilatie in de zin van 17 U.S.C. § 101 is, maar dat kan wat de rechtbank betreft in het midden blijven, omdat de track zelf dus in ieder geval geen compilatie is).
wel “assignment of rights”
2.11.
Uit deze artikelen in 17 U.S.C. en het commentaar daarop (zie notes of the Legal Information Institute of the Cornell Law School), in combinatie met de toelichting van Lenselink op de verlening van exploitatiebevoegdheden op toekomstige werken naar Amerikaans recht (zie De verlening van exploitatiebevoegdheden in het auteursrecht, B.J. Lenselink, SDU 2005, Deel IV, par.t 2.5, blz 401-402 en 541) maakt de rechtbank de volgende gevolgtrekkingen.
2.12.
Een “sound recording” zoals de track kan voor “copyright protection” oftewel auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen als er sprake is van een origineel werk. Deze bescherming ontstaat op het moment dat het werk is vastgelegd in een tastbare vorm, zoals een opname. Deze rechten kunnen door de rechthebbende in zijn geheel of voor een deel worden overgedragen. Daarvoor geldt een schriftelijkheidsvereiste dat inhoudt dat de overdracht moet zijn vastgelegd in een schriftelijk stuk, zoals een akte of anders een “note” of “memorandum of the transfer”, dat door de rechthebbende is ondertekend. De Amerikaanse auteurswet kent geen bijzondere vereisten voor overdracht van auteursrechten op toekomstige (nog niet gecreëerde en vastgelegde) werken. Zulke rechtshandelingen worden gekarakteriseerd als de verlening van een “copyright expectancy”, die bij het ontstaan van de auteursrechten tot een volwaardig recht aansterkt. De in de muziekindustrie gehanteerde contractsbepalingen waarbij de rechten op alle gedurende een bepaalde periode door de artiest af te leveren werken aan de exploitant toekomen zijn rechtsgeldig. De wet bevat geen bepalingen die deze mogelijkheid beperken. Op grond van statelijke wetgeving kunnen wel beperkingen gelden, bijvoorbeeld voor wat betreft de duur van zo’n overeenkomst.
2.13.
Dat overdracht bij voorbaat van auteursrechten op nog niet bestaande werken naar Amerikaans recht op deze wijze mogelijk is, wordt bevestigd in de door de Amerikaanse advocaat G. Adelman in zijn verklaring (productie 33 MCM) besproken jurisprudentie.
Zo is in de uitspraak van het District Court New York in de zaak Contractual Obligation Productions LLC tegen AMC Networks Inc. (04 Civ. 2867) van 25 maart 2008 daarover overwogen:
“(…)
The Court rejects Plaintiff’s attempts to circumvent the Assignment. Specifically, Plaintiff claims that it could not have assigned its copyright interest because, at the time the Assignment was executed, the Project was merely an idea that was not fixed in any protectable form. See 17 U.S.C. §102(a) (“Copyright protection” extends to “original works of authorship fixed in any tangible medium of expression, now known or later developed . . . .”). However, because the Assignment expressly extended to works “that are, or will be, written, created, or developed” by Plaintiff, any copyright interest that Plaintiff did not have at the time of the Assignment’s execution was necessarily assigned to AMCC at the time any such future copyright interest arose. (Assignment at 1); see also NASCAR v. Scharle, 356 F. Supp. 2d 515, 524 (E.D. Pa. 2005) (finding that defendant transferred copyright of works of art to be created pursuant to contract); see also Mellencamp v. Riva Music, Ltd., 698 F. Supp. 1154, 1155 (S.D.N.Y. 1984) (noting assignment of all compositions plaintiff authored during term of agreement).
(…)”
en
“(…)
Plaintiff's theory is that because there was only an idea for a television show when plaintiff and AMCC executed the Assignment, the Assignment was "meaningless," and plaintiff, not AMCC, owned the copyright to "The Wrong Coast" (Pl. Opp. at 6). Plaintiff appears to be arguing that Assignments for future work, or work that has not yet been created, are invalid under the Copyright Act. Plaintiff's theory has no merit.
First, (…) Hence, the Copyright Act clearly allows for enforceable agreements assigning the rights of works that are not yet created.
Second, assignments of copyrights for work yet to be created are commonplace in the entertainment industry and have repeatedly been held enforceable in federal courts. See e.g. Mellencamp v. Riva Music Ltd., 698 F. Supp. 1154, 1155 (S.D.N.Y. 1988); National Ass'n for Stock Car Auto Racing, Inc. v. Scharle, 356 F. Supp. 2d 515, 524 (E.D.Pa.2005).
(…)”
Verder is in de uitspraak van het District Court Pennsylvania in de zaak NASCAR tegen Scharle (04 Civ. 5228) van 11 februari 2005 overwogen:
“(…)
In the instant case, it is plain that the Master Agreement is the written embodiment of the parties' mutual understanding that, in exchange for monetary compensation, Scharle would transfer the copyright in any work he performed on an independent contractor basis to the Mint. Thus, it passes the
Effects Assocs.test. As the express language of the contract provides, "The Artist ... agrees to sell to Franklin and Franklin agrees to purchase from the Artist, all the right, title and interest, and all worldwide copyright rights, in and to certain works of art to be executed by the Artist as an independent contractor in accordance with this Agreement ... Exclusive worldwide rights to reproduce the Works of Art in any form ... are also included in the purchase price." Master Agreement at 1. This language could not be more clear in demonstrating the parties' intent: (…)
Scharle nevertheless contends that the Master Agreement is legally deficient and, therefore, incapable of effectuating a written transfer of copyright under Section 204(a). In support of this proposition he cites the
Pamfiloffline of cases, which hold that valid transfer instruments must identify the subject matter of the agreement. 794 F.Supp. at 936. As such, Scharle argues that because the Master Agreement does not specifically mention the trophy, it is an invalid transfer instrument under Section 204(a). This argument, however, is unconvincing.
Even if this court were to adopt the
Pamfiloffapproach and require that the transfer instrument identify the trophy, it would still reject Scharle's argument because the Master Agreement does just that: it applies to works of art created by the artist as an independent contractor in accordance with its terms. That it identifies the trophy design as part of a larger group of works as opposed to specifically mentioning the project by name is irrelevant. In fact, such contracts are commonplace in the art and entertainment industries.
E.g., Mellencamp v. Riva Music Ltd.,698 F. Supp. 1154, 1155 (S.D.N.Y. 1988) (referencing a written publishing agreement in which singer transferred worldwide copyrights in and to all works to be composed during the term of the agreement).
(…)
2.14.
In de door de Amerikaanse advocaat S.A. Brown in zijn verklaring (productie 3 [verweerster] ) aangedragen uitspraak is anders beslist. Die uitspraak van het Court of Appeals of the second circuit in de zaak Harms & Francis, Day & Hunter tegen Stern (nr. 56) van 15 februari 1916 is echter gewezen op basis van de oude Amerikaanse auteurswet (U.S. Copyright Act of 1909), die op belangrijke punten is herzien. Deze uitspraak moet, gelet op de genoemde latere jurisprudentie, als achterhaald worden beschouwd.
2.15.
Uit de artiestenovereenkomst blijkt dat daarop het (overeenkomsten)recht van de Staat Illinois van toepassing is. Dit brengt volgens Adelman mee dat als extra vereiste voor overdracht van auteursrechten geldt dat uit het schriftelijke stuk moet blijken van “an intent to transfer the copyright” oftewel de bedoeling van partijen tot overdracht van die rechten.
2.16.
De rechtbank vindt dat de tussen [A] en MCM overeengekomen overdracht van auteursrechten aan alle hiervoor genoemde vereisten voldoet. Uit artikel 5 onder a van de door hen ondertekende artiestenovereenkomst blijkt duidelijk de bedoeling van [A] om alle rechten op de door hem op grond van de overeenkomst aan MCM te leveren werken (masteropnames) aan MCM over te dragen. Dit betekent dat op het moment dat de auteursrechten op de track zijn ontstaan, deze in het vermogen van MCM zijn gekomen.
tussenconclusie
2.17.
Uit het vorenstaande volgt dat MCM in 1998 naar Amerikaans recht op grond van de in de artiestenovereenkomst overeengekomen overdracht van alle rechten door [A] exclusief en wereldwijd rechthebbende is geworden op de track. Dit maakt dat alle exploitatiebevoegdheden sindsdien aan MCM toekomen en dat de licentieverlening van [A] aan [verweerster] in 2009 dus niet rechtsgeldig is geweest. Nu [verweerster] zonder toestemming van MCM reproducties van de track exploiteert, maakt zij inbreuk op de rechten van MCM. Als Amerikaans auteursrechthebbende op de track kan MCM op grond van artikel 32 lid 2 sub a Wnr rechtsmaatregelen treffen tegen [verweerster] in Nederland. De rechtbank zal hierna beoordelen in hoeverre de vorderingen A. tot en met E. van MCM (zie procesinleiding) toewijsbaar zijn.
vordering A. verklaring voor recht en schadestaatprocedure
2.18.
MCM heeft alleen belang bij een verklaring voor recht dat [verweerster] inbreukmakend jegens haar heeft gehandeld door reproducties van de track te exploiteren en dat [verweerster] op die grond schadeplichtig is jegens MCM. Voor het overige geldt dat als al kan worden vastgesteld dat er sprake is van het gestelde overige onrechtmatige handelen van [verweerster] en de vermeende opzet / toerekenbaarheid, dat niet kan leiden tot toewijzing van iets meer of anders dan nu het geval is. Dat deel van de vordering onder A. zal dus bij gebrek aan belang worden afgewezen.
2.19.
MCM heeft de mogelijkheid dat zij schade heeft geleden als gevolg van het inbreukmakende handelen van [verweerster] voldoende aannemelijk gemaakt. Deze schade kan bij gebrek aan de daarvoor benodigde gegevens (zie ook vordering C.) en reacties van partijen daarop nu niet worden begroot. De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure zal daarom worden toegewezen.
vordering B. inbreuk staken met dwangsom
2.20.
[verweerster] moet haar inbreukmakende handelen zo spoedig mogelijk (doen) staken. Het onder B. gevorderde gebod zal dan ook worden toegewezen, maar alleen voor zover dit ziet op handelen van [verweerster] dat inbreuk maakt op naburige rechten en/of andere exploitatierechten van MCM op de track. MCM heeft in deze procedure namelijk een beroep gedaan op nabuurrechtelijke bescherming van haar fonogrammen en niet op auteursrechtelijke bescherming in de zin van de Aw, zodat dat laatste niet is beoordeeld. Verder ontbreekt het belang bij een gebod tot het staken van het vermeende overig onrechtmatige handelen van [verweerster] .
2.21.
De rechtbank zal een dwangsom opleggen van € 10.000,00 per overtreding van dit gebod en van € 5.000,00 voor iedere dag dat die overtreding voortduurt tot in totaal een maximum van € 500.000,00 is bereikt.
vordering C. afleggen rekening en verantwoording met dwangsom
2.22.
MCM vordert onder C. veroordeling van [verweerster] tot het afleggen van rekening en verantwoording door - kort gezegd - opgave te doen van (a) wanneer en op welke wijze reproducties van de track door of vanwege [verweerster] zijn geëxploiteerd, (b) gegevens betreffende die exploitatie die heeft plaatsgehad via (sub)licentienemers van [verweerster] , (c) gegevens betreffende die exploitatie door middel van synchronisaties die heeft plaatsgehad via (sub)licentienemers van [verweerster] , (d) de door of vanwege [verweerster] ontvangen billijke vergoeding in de zin van artikel 7 Wnr en aanverwante nabuurrechtelijke vergoedingen en (e) de door of vanwege [verweerster] uit hoofde van die exploitatie ontvangen inkomsten en genoten winst.
2.23.
Het onder (d) gevorderde zal worden afgewezen. Uit de stellingen van MCM volgt namelijk dat (ook) zij geen recht heeft op uitbetaling van de billijke vergoeding van SENA, omdat de track in nabuurrechtelijke zin als Amerikaans repertoire is aan te merken. Verder heeft MCM niet toegelicht en onderbouwd dat aan haar aanspraken op aanverwante nabuurrechtelijke vergoedingen toekomen, die door [verweerster] zijn geïncasseerd. Het overig gevorderde zal worden toegewezen, omdat MCM recht heeft op en belang heeft bij het verkrijgen van de gevraagde informatie om schade of af te dragen winst te kunnen begroten (artikel 16 Wnr). [verweerster] zal deze informatie moeten verstrekken over de periode van aanvang van de exploitatie tot aan de datum van dit vonnis. Daarna is zij immers gehouden iedere exploitatie te staken en daaraan is een dwangsom gekoppeld.
2.24.
De rechtbank zal een dwangsom opleggen van € 5.000,00 voor iedere dag dat MCM niet aan dit bevel voldoet tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt.
vordering D. afdracht inkomsten/netto winst
2.25.
MCM vordert onder D. veroordeling van [verweerster] tot afdracht van de door haar onrechtmatig ontvangen inkomsten c.q. genoten netto winst, met dien verstande dat indien en voor zover dat bedrag het totaalbedrag aan schadevergoeding uit vordering A. overstijgt, hetgeen al is afgedragen proportioneel verrekend kan worden met die nog bij staat op de maken schadevergoeding.
2.26.
De rechtbank begrijpt de opbouw en de bedoeling van het gevorderde niet. Dat en waarom belang bestaat bij een dergelijk vooruitlopen op de uitkomst van de schadestaatprocedure is niet toegelicht of gebleken. De vordering zal om die reden worden afgewezen. De rechtbank gaat verder niet in op de door partijen gevoerde discussies over welke schade al dan niet door MCM is geleden en wat [verweerster] daarom al dan niet aan MCM moet betalen. De stellingen en verweren van partijen die daarop zien, zullen in de schadestaatprocedure worden beoordeeld.
vordering E. proceskosten
2.27.
[verweerster] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. MCM vordert op grond van artikel 1019h Rv veroordeling van [verweerster] in de volledige proceskosten. MCM stelt onder verwijzing naar de door haar overgelegde specificaties dat haar advocaatkosten € 20.210,00 exclusief btw bedragen en de kosten van de door haar ingeschakelde deskundige Adelman $ 10.250,00. [verweerster] heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
2.28.
Omdat het in deze procedure gaat om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten is artikel 1019h Rv van toepassing. Op grond van dat artikel wordt de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Bij de vaststelling van de redelijke en evenredige kosten gaat de rechtbank uit van de door de rechtbanken gehanteerde Indicatietarieven in IE-zaken, versie 1 april 2017. In dit geval hanteert de rechtbank het tarief behorend bij een normale bodemzaak inclusief nadere conclusiewisseling en mondelinge behandeling van maximaal € 20.000,00. De zaak is niet heel omvangrijk qua omvang van het feitencomplex, de vorderingen en de verweren daarop. De complicerende factor is gelegen in het feit dat voor een deel Amerikaans recht van toepassing is. Dit maakt het tot een zaak van gemiddelde zwaarte, waarvoor het maximale tarief kan worden toegekend. Nu [verweerster] de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten ook niet heeft betwist, zullen deze worden toegewezen.
2.29.
De proceskosten aan de zijde van MCM worden begroot op:
- betekening oproeping € 98,01
- griffierecht 626,00
- salaris advocaat
20.000,00
totaal € 20.724,01
en $ 10.250,00 aan kosten deskundige.
2.30.
De nakosten, waarvan MCM betaling vordert, zullen worden begroot zoals hierna in 3.8. is vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat [verweerster] door de exploitatie van reproducties van de track inbreukmakend heeft gehandeld jegens MCM en op die grond schadeplichtig is jegens MCM,
3.2.
veroordeelt [verweerster] tot vergoeding aan MCM van de uit het onder 3.1. genoemde inbreukmakende handelen voortvloeiende schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.3.
veroordeelt [verweerster] om met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op de naburige rechten en/of andere exploitatierechten van MCM met betrekking tot de track te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden, in het bijzonder het zonder voorafgaande toestemming van MCM openbaar (doen) maken, (doen) distribueren en/of (doen) verveelvoudigen en/of op andere wijze (doen) exploiteren en/of op welke titel dan ook (doen) verhandelen en/of in het verkeer (doen) brengen van reproducties van de track, waaronder ook remixen en edits,
3.4.
veroordeelt [verweerster] om aan MCM een dwangsom te betalen van € 10.000,00 per overtreding van het in 3.3. uitgesproken gebod en van € 5.000,00 voor iedere dag dat die overtreding voortduurt tot in totaal een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
3.5.
veroordeelt [verweerster] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van MCM, mr. Schipper, een schriftelijke, door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave te verstrekken, met kopieën van statements, facturen, bankafschriften en/of andere relevante stukken van:
de exploitatie van reproducties van de track door of vanwege [verweerster] : wanneer (in jaren en maanden) en hoe (dragers, media, retailers, platforms, aggregators en exploitatievormen) deze heeft plaatsgehad,
de namen, adressen, telefoonnummers, web- en e-mailadressen van de professionele (sub)licentienemers van [verweerster] via welke de reproducties van de track door of vanwege [verweerster] zijn geëxploiteerd, met vermelding van alle relevante prijzen, aantallen streams, downloads, reproducties en de voorwaarden waaronder, tot aan de datum van dit vonnis,
de namen, adressen, telefoonnummers, web- en e-mailadressen van de professionele (sub)licentienemers van [verweerster] via welke de reproducties van de track door of vanwege [verweerster] zijn geëxploiteerd door middel van synchronisaties, met vermelding van alle relevante prijzen, aantallen streams, downloads, reproducties en de voorwaarden waaronder, tot aan de datum van dit vonnis,
de totale door of vanwege die exploitatie door [verweerster] ontvangen inkomsten en genoten winst tot aan de datum van dit vonnis,
3.6.
veroordeelt [verweerster] om aan MCM een dwangsom te betalen € 5.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 3.5. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
3.7.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, aan de zijde van MCM tot op vandaag begroot op € 20.724,01 aan verschotten en salaris advocaat en $ 10.250,00 aan kosten deskundige,
3.8.
veroordeelt [verweerster] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door MCM volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2019.