ECLI:NL:RBMNE:2019:6066

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
UTR - 19 _ 1341
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen handhaving tegen autospuiterij niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak hebben eisers, bewoners van een perceel in Zeist, het college van burgemeester en wethouders verzocht om handhavend op te treden tegen een autospuiterij die overlast veroorzaakte in de vorm van geur en geluid. Het college heeft dit verzoek op 24 juli 2018 afgewezen, waarna eisers bezwaar hebben gemaakt. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 20 februari 2019, waartegen eisers beroep hebben ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 12 december 2019 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het beroep van eisers niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op het feit dat de autospuiterij inmiddels het pand had verlaten en het pand nu in gebruik is als kringloopwinkel. Hierdoor was er geen actueel en reëel belang meer voor eisers om het beroep voort te zetten, aangezien het doel van hun verzoek niet meer kon worden bereikt. De rechtbank heeft benadrukt dat de bestuursrechter alleen een beroep inhoudelijk kan beoordelen als de indiener een actueel belang heeft. Aangezien dit belang was vervallen, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van de voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1341

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

12 december 2019 in de zaak tussen

[eiser/eiseres 1] en [eiser/eiseres 2] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. T. Pothast),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist(het college), verweerder
(gemachtigde: R. Snijder).

Inleiding

Eisers hebben het college verzocht om handhavend op te treden tegen de autospuiterij op het perceel [adres] in [vestigingsplaats] (de autospuiterij), omdat zij hiervan overlast ondervonden in de vorm van geur en geluid. Met het besluit van 24 juli 2018 heeft het college dit verzoek afgewezen.
Eiseres hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. In het besluit van 20 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 december 2019. Eisers waren hierbij aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Ook de gemachtigde van het college was aanwezig.
De rechtbank heeft na afloop van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het is de taak van de bestuursrechter om een geschil te beslechten. Het is dan ook vaste rechtspraak dat de bestuursrechter alleen gehouden is om een beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan inhoudelijk te beoordelen, als de indiener van het beroep daarbij een actueel en reëel belang heeft. Eisers moeten met hun beroep het doel dat zij met hun verzoek nastreefden – namelijk dat het college handhavend zou optreden tegen de autospuiterij – kunnen bereiken. Als dat belang is vervallen, doet de bestuursrechter geen uitspraak alleen maar vanwege de principiële betekenis daarvan.
3. Eisers hebben op de zitting verklaard dat zij er met hun beroep niet op uit zijn dat het college alsnog handhavend optreedt. De rechtbank stelt ook vast dat dit niet meer kan, omdat de autospuiterij uit het pand is vertrokken en er op dit moment dus geen sprake is van een overtreding. Op de zitting is vast komen te staan dat het pand nu in gebruik is als kringloopwinkel. Er is geen reden om aan te nemen dat de autospuiterij op korte termijn weer terugkomt. Dit betekent dat het doel dat eisers met de procedure nastreefden niet meer kan worden bereikt. Ook als de rechtbank het bestreden besluit vernietigt, kan dat niet meer leiden tot handhavend optreden tegen de autospuiterij.
4. Eisers hebben geen procesbelang. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
5. Op de zitting heeft de rechtbank partijen gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep als zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzitter, en
mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen en mr. A.R. Klijn, leden, in aanwezigheid van
mr. I.C. de Zeeuw-‘t Lam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 december 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.