ECLI:NL:RBMNE:2019:6056

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
221490-19; 16/263045-18; 16/204145-19; 16/653162-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal met geweld en meerdere winkeldiefstallen

Op 18 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1983 in Angola, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder diefstal met geweld. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, en de standpunten van de verdachte en zijn raadsman, mr. G.L.D. Thomas. De tenlastelegging omvatte diefstallen van winkelgoederen en fietsen in Almere, waarbij geweld is gebruikt tegen slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de bewijsvoering als voldoende beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling van zijn PTSS. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [A]. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, maar in plaats van gevangenisstraf is een taakstraf van 100 uren opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/221490-19; 16/263045-18; 16/204145-19; 16/653162-17 (tul) (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Angola),
gedetineerd in / verblijvende te [verblijfplaats] te [woonplaats]
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. G.L.D. Thomas, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/221490-19:
1.
op 13 september 2019 te Almere meerdere flessen wasmiddel heeft gestolen bij de [naam winkel] met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
2.
in de periode van 20 augustus 2019 tot en met 10 september 2019 te Almere meermalen winkelgoederen heeft gestolen van de [naam winkel] ;
Parketnummer 16/263045-18 (hierna: feit 3):
op 21 december 2018 te Almere een vouwfiets van [slachtoffer 4] heeft gestolen;
Parketnummer 16/204145-19:
1. hierna: feit 4)
op 8 januari 2019 te Almere een elektrische fiets heeft gestolen van [slachtoffer 1] door middel van braak en/of verbreking;
2. ( hierna: feit 5)
op 10 januari 2019 te Almere een elektrische fiets heeft gestolen van [slachtoffer 5] .
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/263045-18 en 16/204145-19 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 3, 4 en 5.

3.VOORVRAGEN

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend en de raadsman heeft voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van alle feiten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 december 2019;
Ten aanzien van feit 1:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 september 2019, genummerd PL0900-2019274912-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 1000 en 1001;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 13 september 2019, genummerd PL0900-2019274912-6, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 3] , doorgenummerde pagina 1018 en 1019;
Ten aanzien van feit 2:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 14 september 2019, genummerd PL0900-2019276173-11, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 1004 en 1005;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 14 september 2019, genummerd PL0900-2019276173-12, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 1007 en 1008;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 14 september 2019, genummerd PL0900-2019276173-13, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 1010 en 1011;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 14 september 2019, genummerd PL0900-2019276173-14, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina 1013 en 1014;
Ten aanzien van feit 3:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 december 2018, genummerd PL0900-2018365864-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 4] , blad 5 en 6;
Ten aanzien van feit 4:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 januari 2019, genummerd PL0900-2019009994-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 1;
Ten aanzien van feit 5:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 12 januari 2019, genummerd PL0900-2019013229-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer 5] , doorgenummerde pagina 4.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 13 september 2019 te Almere meerdere flessen wasmiddel, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] (gelegen aan het [straatnaam] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te duwen en door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan de richting waarin die voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verdachte trachtten te geleiden;
2.
in de periode van 20 augustus 2019 tot en met 10 september 2019 te Almere, meermalen, meerdere winkelgoederen, waaronder een doos babyvoeding, meerdere flessen en dozen met wasmiddel, meerdere dozen vaatwastabletten, meerdere verpakkingen Nutrilon babyvoeding en meerdere pakken babydoekjes, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] (gelegen aan het [straatnaam] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
op 21 december 2018 te Almere, een (vouw)fiets, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
op 8 januari 2019 te Almere, een (elektrische) fiets (merk en model Hollandia E-Bike), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
5.
op 10 januari 2019 te Almere, een (elektrische) fiets (merk en model B'dwin Elops 500 E), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5:
telkens diefstal.
Ten aanzien van feit 4:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf waaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden en ten slotte een taakstraf. De raadsman heeft gewezen op de verantwoordelijkheid die verdachte heeft genomen ten aanzien van de strafbare feiten en op zijn persoonlijke omstandigheden, die nu anders zijn dan ten tijde van het ten laste gelegde.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie fietsendiefstallen en aan meerdere winkeldiefstallen, waarvan er één gepaard is gegaan met geweld. Verdachte heeft bij de betreffende winkels en bij de eigenaren van de fietsen schade en overlast veroorzaakt en er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen. Daarnaast heeft hij door het gebruik van geweld, dat bestond uit duwen, rukken en trekken, inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het winkelpersoneel.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 27 november 2019 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van [instelling 1] van 26 november 2019. Daaruit volgt dat verdachte is gediagnosticeerd met PTSS en dat er sprake is van alcohol- en drugsgebruik en verslaving. Het middelengebruik dempt de klachten die verdachte ervaart als gevolg van zijn trauma’s. Door het gebrek aan inkomen is verdachte niet in staat zijn middelengebruik op een legale manier te bekostigen, waardoor het risico op delictgedrag toeneemt. Behandeling ten aanzien van de PTSS is noodzakelijk. Omdat die behandeling heel intensief is, is een terugval in middelengebruik niet te voorkomen. Verdachte is eerder zijn afspraken binnen een reclasseringstoezicht niet nagekomen en er is recent een advies tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf uitgebracht, zodat het voor de hand ligt te adviseren om verdachte af te straffen met een onvoorwaardelijke straf. Het is echter niet ondenkbaar dat verdachte door zijn instabiele leefsituatie beperkt werd in het nakomen van zijn afspraken en dat de behandeling ten aanzien van de PTSS daardoor niet van de grond is gekomen. Omdat verdachte nu meer stabiliteit kent, vindt de reclassering dat verdachte nog een kans moet krijgen om de behandeling aan te gaan. Het advies is om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: 1) een meldplicht bij [instelling 2] , 2) een ambulante behandeling bij [instelling 3] met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname, 3) het meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs en 4) het meewerken aan de voorzetting van bewindvoering en, indien verdachte zijn kamer dreigt kwijt te raken, het meewerken aan een aanmeld- en intakeprocedure voor begeleid wonen en bij acceptatie het zich houden aan het dagprogramma van de instelling voor begeleid wonen. Een vriendin van verdachte heeft tegenover de reclassering bevestigd dat verdachte bij haar een kamer kan krijgen en zich ook op dat adres kan inschrijven.
De straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, namelijk 97 dagen, passend en geboden is. Gelet op de recidive van verdachte is daarnaast ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, en wel van 83 dagen. Daarmee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank realiseert zich dat de eerder voorwaardelijk opgelegde straf niet heeft kunnen voorkomen dat door verdachte opnieuw strafbare feiten zijn begaan. Desondanks wil de rechtbank verdachte nog een kans geven nu zijn leefsituatie stabieler lijkt dan voorheen en zij, evenals de reclassering, de noodzaak inziet van na te noemen bijzondere voorwaarden. Alleen behandeling van de PTSS lijkt de vicieuze cirkel van middelengebruik en delictgedrag te kunnen doorbreken. Naast een behandelverplichting met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname zullen aan verdachte worden opgelegd een meldplicht bij de reclassering, de verplichting tot het meewerken aan middelencontrole, de verplichting tot het meewerken aan de voorzetting van bewindvoering en de verplichting tot het meewerken aan een aanmeld- en intakeprocedure voor begeleid wonen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 999,-, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
[A] (voorheen: [slachtoffer 5] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.001,64. Dit bedrag bestaat uit € 701,64 aan materiële schade en
€ 300,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] . De vordering van [A] kan wat betreft de gevorderde materiële schade worden toegewezen en moet worden afgewezen waar het de immateriële schade betreft. Voor beide vorderingen geldt dat zij vermeerderd moeten worden met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd, aldus de officier van justitie.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de vordering van [slachtoffer 1] . Daarbij heeft hij wel de kanttekening geplaatst dat niet duidelijk is dat de waarde van de gestolen fiets gelijk is aan het bedrag dat nu wordt gevorderd. De vordering van [A] dient wat betreft de immateriële schade te worden afgewezen. Voor het overige deel van deze vordering heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 999,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 999,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met één week hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De vordering van [A]
De schade van [A] voor zover die betrekking heeft op de schadeposten ‘E-bike’ en ‘vervoerskosten’ ter hoogte van in totaal € 701,64 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 701,64 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde (de immateriële schade) afwijzen. De reden daarvoor is dat de gevorderde immateriële schade geen schade is die op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komt.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [A] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 701,64, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met één week hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 19 september 2018 (parketnummer 16/653162-17) is verdachte een gevangenisstraf van 100 dagen voorwaardelijk opgelegd. Een deel van deze voorwaardelijke gevangenisstraf, namelijk 50 dagen, is bij beslissing van 29 januari 2019 door de politierechter in deze rechtbank reeds ten uitvoer gelegd, zodat 50 dagen resteren.
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Gelet op de onder punt 8 van dit vonnis beschreven persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding in plaats van de gevangenisstraf een taakstraf te gelasten van 100 uren.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
83 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij [instelling 2] op het adres [adres] te [plaatsnaam] , en zich daarna zal blijven melden zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van [instelling 3] of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname voor maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering dit nodig acht, ten behoeve van crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie en diagnostiek;
* zal meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs door middel van urineonderzoek en ademonderzoek, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de verdachte betreffende) voorwaarde dat verdachte zal meewerken aan voortzetting van bewindvoering en toestemming zal geven aan de reclassering om contact met de bewindvoerder te houden;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de verdachte betreffende) voorwaarde dat verdachte, indien hij zijn kamer dreigt kwijt te raken, zal meewerken aan de aanmeld- en intakeprocedure voor begeleid wonen en, bij acceptatie van een kamer bij een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 999,-, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 999,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 week hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [A]
  • wijst de vordering van [A] toe tot een bedrag van € 701,64, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [A] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [A] aan de Staat € 701,64 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 week hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/653162-17
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 19 september 2018 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van
100 uren;
- bepaalt dat deze taakstraf zal zijn verricht binnen één jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis.
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. M.J.A.L. Beljaars en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2019.
Mr. H.B.W. Beekman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/221490-19:
1.
hij op of omstreeks 13 september 2019 te Almere meerdere flessen wasmiddel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] (gelegen aan het [straatnaam] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te duwen en/of door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld richting waarin die voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] verdachte trachtte(n) te geleiden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 augustus 2019 tm 10 september 2019 te Almere, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere winkelgoederen, waaronder een doos babyvoeding, meerdere flessen en/of dozen met wasmiddel, meerdere dozen vaatwastabletten, meerdere verpakkingen Nutrilon babyvoeding en/of meerdere pakken babydoekjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] (gelegen aan het [straatnaam] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 16/263045-18:
hij op of omstreeks 21 december 2018 te Almere, een (vouw)fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 16/204145-19:
1.
hij op of omstreeks 8 januari 2019 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een (elektrische) fiets (merk en model Hollandia E-Bike), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 10 januari 2019 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een (elektrische) fiets (merk en model B'dwin Elops 500 E), in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.