ECLI:NL:RBMNE:2019:5966

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
16/194045-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige wegens openlijke geweldpleging met gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die werd verdacht van openlijke geweldpleging. De zaak vond plaats in Utrecht, waarbij de verdachte aanwezig was tijdens de zitting op 29 november 2019. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van betrokkenheid bij een vechtpartij op 14 september 2018 in Hilversum. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer, en sprak hem vrij van de primaire verdenking. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk een bijdrage had geleverd aan het openlijk geweld en verklaarde de subsidiaire verdenking bewezen. De rechtbank legde een werkstraf op van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, waarbij de rechtbank rekening hield met de eigen schuld van het slachtoffer, wat leidde tot een vermindering van het toe te wijzen bedrag. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte strafbaar waren en dat er geen rechtvaardigingsgronden of schulduitsluitingsgronden van toepassing waren. De uitspraak benadrukte de ernst van openlijke geweldpleging en de impact daarvan op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/194045-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2019
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam van verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [voornaam van verdachte] heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 november 2019.
[voornaam van verdachte] was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Omdat [voornaam van verdachte] minderjarig was ten tijde van het feit waarvan hij wordt verdacht, heeft de zitting achter gesloten deuren plaatsgevonden. Dit betekent dat er geen publiek in de zittingszaal aanwezig mocht zijn.
De rechtbank heeft tijdens de zitting van 29 november 2019 gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [voornaam van verdachte] zelf, zijn advocaat mr. C.C. Polat en de officier van justitie mr. M. Kamper.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [voornaam van verdachte] ervan dat hij betrokken is geweest bij een vechtpartij op straat op 14 september 2018 in Hilversum. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen.
De tenlastelegging is zo opgebouwd dat de rechtbank eerst moet kijken of kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer] (de ‘primaire verdenking’). Indien dat niet het geval is, moet worden gekeken of kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer] en/of een auto (de ‘subsidiaire verdenking’).

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [voornaam van verdachte] , moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [voornaam van verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan niet worden bewezen dat [voornaam van verdachte] met opzet zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht bij aangever. Zij heeft daarom gevraagd [voornaam van verdachte] van de primaire verdenking vrij te spreken. De officier van justitie vindt dat wel kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire verdenking, het plegen van openlijk geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft gevraagd [voornaam van verdachte] van de gehele verdenking vrij te spreken. Hij heeft aangegeven dat [voornaam van verdachte] geen handelingen heeft verricht die tot zwaar lichamelijk letsel bij aangever hebben kunnen leiden. Ook kan niet worden bewezen dat [voornaam van verdachte] een bijdrage aan het tegen aangever gebruikte geweld heeft geleverd. [voornaam van verdachte] heeft namelijk juist geprobeerd het geweld te stoppen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op vrijdag 14 september 2018 aan het werk was in [naam winkelcentrum] , gelegen tussen de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] te Hilversum. Hij zag een groepje jeugd van zes of zeven personen staan. Hij kreeg van een van de jongens een tik in zijn gezicht. Daarna begonnen ze allemaal. Op enig moment lag hij op de grond. Toen hij daar lag, bleven ze slaan en schoppen. [2]
[getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat een aannemer die werkzaam was in het winkelcentrum een woordenwisseling kreeg met een groep jongeren. De groep jongeren bestond uit een groep van vijf personen. [3] Zij zag dat de gehele groep zich keerde tegen de aannemer en op hem in begon te slaan. Zij zag dat de aannemer door het slaan en het geweld wat op hem werd uitgeoefend op de grond viel. Hij werd toen hij op de grond viel nog steeds geslagen en geschopt door de gehele groep. [4]
[getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat er een man werd geslagen en geschopt door een groep van vijf of meerdere jongens. [5] Zij zag dat op een gegeven moment één van de jongens de man omduwde tegen een zwarte auto. [6]
[getuige 3] heeft verklaard dat zij zag dat de jongens de man vastgrepen en hem tegen het raam van de kapsalon gooiden. [7]
Politieagent [politieagent] heeft de camerabeelden vanuit het winkelcentrum [naam winkelcentrum] in Hilversum bekeken. Op deze camerabeelden stond een groep jongens, die de aanduiding BE1 tot en met BE6 hebben gekregen. [8] De politieagent zag op de beelden dat alle BE’s in een kring om het slachtoffer heen stonden. [9] Zij zag dat BE2 het slachtoffer een duw gaf. Zij zag dat alle andere BE’s heel dicht op het slachtoffer kwamen staan. Zij zag dat BE4 het slachtoffer een duw gaf. Zij zag dat BE1 het slachtoffer vervolgens ook duwde. Het slachtoffer werd zichtbaar door de groep heen geduwd. Zij zag dat BE2 met zijn rechtervuist het slachtoffer een harde duw in zijn gezicht gaf. Zij zag dat BE6 het slachtoffer wegduwde. BE3 pakte het slachtoffer hierna bij zijn trui en slingerde hem rechts het beeld uit. Net voordat het slachtoffer uit het beeld verdween, zag zij dat BE6 met zijn rechter opgeheven knie het slachtoffer in zijn buik raakte. [10] Zij zag dat de groep achter het slachtoffer aan rende. [11] Zij zag op de camerabeelden dat er een worsteling ontstond tussen de geparkeerde auto’s in. [12]
[voornaam van verdachte] heeft op zitting verklaard dat hij degene is die wordt aangeduid als BE6. [13]
De rechtbank heeft op de camerabeelden gezien dat [voornaam van verdachte] het slachtoffer een duw geeft. Ook heeft zij gezien dat hij het slachtoffer daarna met zijn opgeheven knie raakt en tegelijkertijd een slaande beweging maakt naar het gezicht van het slachtoffer. Hierna rent [voornaam van verdachte] achter het slachtoffer aan. [14]
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak van de primaire verdenking
Net als de officier van justitie en de advocaat van [voornaam van verdachte] vindt de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] het opzet had om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal [voornaam van verdachte] daarom vrijspreken van de primaire verdenking.
Bewezenverklaring van de subsidiaire verdenking
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat een groep jongens geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer en dat [voornaam van verdachte] een van deze jongens was. De rechtbank kan niet vaststellen wie van de jongens precies wat heeft gedaan, maar voor een bewezenverklaring van de verdenking van openlijk geweld is dat ook niet nodig. Voldoende is dat kan worden vastgesteld dat [voornaam van verdachte] een bijdrage aan het geweld heeft geleverd. [voornaam van verdachte] verklaart zelf dat hij alleen maar heeft geprobeerd het geweld te stoppen, maar de rechtbank ziet dit anders. Op de beelden is namelijk te zien dat [voornaam van verdachte] het slachtoffer duwt, slaat en een knietje geeft. De rechtbank vindt dat dit geen handelingen zijn van iemand die probeert het geweld te stoppen. Ook het feit dat [voornaam van verdachte] direct na de eerste confrontatie achter het wegrennende slachtoffer aanrent, duidt er niet op dat hij het geweld wilde stoppen. De rechtbank stelt daarom vast dat [voornaam van verdachte] een bijdrage aan het geweld heeft geleverd en vindt dat kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire verdenking.
De rechtbank vindt dat niet kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] en de andere jongens met opzet geweld hebben gebruikt tegen een auto, waardoor [voornaam van verdachte] van dat deel van de verdenking zal worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [voornaam van verdachte] :
subsidiaire verdenking
op 14 september 2018 te Hilversum, openlijk, te weten, op de [straatnaam 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans éénmaal:
- achterna rennen/lopen en insluiten van die [slachtoffer] en
- duwen tegen en/of trekken aan het lichaam van die [slachtoffer] (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) slaan, stompen, schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- gooien/duwen van die [slachtoffer] tegen een auto en
- vastpakken van die [slachtoffer] en vervolgens gooien tegen het raam van de kapsalon
[voornaam van verdachte] zal worden vrijgesproken van alles wat meer ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van [voornaam van verdachte] gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de openlijk geweldpleging bestond. Het door [voornaam van verdachte] gepleegde feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door [voornaam van verdachte] gepleegde feit (subsidiaire verdenking):

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’.

7.STRAFBAARHEID VAN [voornaam van verdachte]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat er in het geval van [voornaam van verdachte] sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. [voornaam van verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd [voornaam van verdachte] een werkstraf voor de duur van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar. Dit zou betekenen dat [voornaam van verdachte] nu 60 uur moet werken en dat hij de andere 60 uur pas hoeft te werken als hij binnen de proeftijd van 2 jaar opnieuw een strafbaar feit zou plegen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft de rechtbank gevraagd [voornaam van verdachte] in het geval van een bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen, zoals ook door de Raad van de Kinderbescherming is geadviseerd. Hij heeft aangegeven dat de rechtbank rekening moet houden met het feit dat [voornaam van verdachte] probeerde de vechtpartij te stoppen en het feit dat aangever ook een grote rol had in de vechtpartij. De advocaat vindt het opleggen van bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke straf niet nodig.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke straf in deze zaak passend is. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [voornaam van verdachte] .
De openlijke geweldpleging
[voornaam van verdachte] heeft samen met anderen bij de ingang van een winkelcentrum geweld gepleegd tegen het slachtoffer, dat daar toevallig liep. Het slachtoffer heeft hierbij een gebroken arm en verschillende andere verwondingen opgelopen. Ook heeft de openlijk geweldpleging veel impact op het slachtoffer gehad. Zo was de situatie heel beangstigend voor hem en heeft hij een tijd niet kunnen werken. De openlijk geweldpleging heeft daarnaast niet alleen gevolgen gehad voor het slachtoffer, maar ook voor de mensen die het hebben gezien of die erover hebben gehoord. Dat er geweld wordt gepleegd tegen toevallige voorbijgangers, leidt er namelijk toe dat mensen zich minder veilig voelen op straat. De rechtbank neemt dit [voornaam van verdachte] kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf ook rekening gehouden met:
  • de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van [voornaam van verdachte] van 14 oktober 2019;
  • het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 27 november 2018;
  • het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 november 2019.
Uit het strafblad van [voornaam van verdachte] blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van een geweldsdelict.
[voornaam van verdachte] heeft niet mee willen werken aan het psychologisch onderzoek. Hierdoor kan de psycholoog geen uitspraken doen over de persoonlijkheid en ontwikkeling van [voornaam van verdachte] .
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft wel onderzoek kunnen doen naar [voornaam van verdachte] en heeft naar aanleiding van dat onderzoek een advies gebracht. De rechtbank heeft op de zitting gesproken met een medewerker van de Raad, de heer [A] . Volgens de Raad zijn er verschillende problemen waaraan gewerkt kan worden, maar is het de vraag of [voornaam van verdachte] wel aan hulpverlening of begeleiding mee wil werken. [voornaam van verdachte] verschijnt namelijk vaak niet op afspraken en de hulpverlening die tot nu toe in het gezin van [voornaam van verdachte] is ingezet lijkt weinig effect te hebben gehad. De heer [A] heeft op zitting aangegeven dat de Raad weinig mogelijkheden ziet om [voornaam van verdachte] te begeleiden. Hij heeft daarom geadviseerd een onvoorwaardelijke werkstraf aan [voornaam van verdachte] op te leggen.
De toezichthouder van [voornaam van verdachte] van De Jeugd- en Gezinsbeschermers te [vestigingsplaats] , mevrouw
[B] , heeft op zitting een verklaring afgelegd. Zij heeft aangegeven dat [voornaam van verdachte] tot zijn achttiende verjaardag werd begeleid door het [naam organisatie] . De gemeente is nu aan het onderzoeken of deze begeleiding nog kan worden voortgezet, maar daarvoor is eerst een indicatie nodig. Omdat de begeleiding tot nu toe niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, is het nog maar de vraag of deze indicatie wel wordt afgegeven. De toezichthouder heeft [voornaam van verdachte] zelf al enige tijd niet meer gesproken en is dus niet op de hoogte van de huidige situatie van [voornaam van verdachte] . Zij kan daarom geen advies geven. Wel kan zij zich vinden in de door de Raad geadviseerde werkstraf.
Conclusie
De rechtbank vindt dat een werkstraf voor de duur van 80 uur passend is bij het feit dat [voornaam van verdachte] heeft gepleegd. Deze straf wijkt een beetje af van die van de medeverdachten, omdat [voornaam van verdachte] zijn eigen, toch wel serieuze, aandeel in het openlijke geweld bagatelliseert, dat wil zeggen kleiner maakt dan het was. Daarmee laat [voornaam van verdachte] zien dat hij niet bereid is om serieus en open naar zijn eigen aandeel te kijken. Om deze reden vindt de rechtbank een stok achter de deur nodig, om [voornaam van verdachte] ervan te doordringen om geen strafbare feiten meer te plegen. De helft van de 80 uur werkstraf, dus 40 uur, wordt daarom voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar. Omdat [voornaam van verdachte] niet gemotiveerd lijkt voor begeleiding en hulpverlening, zullen geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Een geheel voorwaardelijke werkstraf, zoals de advocaat van [voornaam van verdachte] heeft gevraagd, vindt de rechtbank gelet op de ernst van het feit niet passend.
Omdat [voornaam van verdachte] na zijn aanhouding drie dagen op het politiebureau heeft doorgebracht, worden zes uur van de werkstraf afgetrokken. Dit betekent dat [voornaam van verdachte] nog 34 uur moet werken.
De rechtbank legt aan [voornaam van verdachte] geen jeugddetentie op, zodat het (al geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

9.BENADEELDE PARTIJ

Het slachtoffer, [slachtoffer] , heeft aangegeven dat hij schade heeft geleden door de openlijk geweldpleging en heeft bij de rechtbank een vordering ingediend tot vergoeding van deze schade. Hij vraagt vergoeding van de volgende schadeposten:
- medische kosten (eigen risico): € 885,00
- kosten aanschaf stressbal: € 8,99
- kosten aanschaf medicijnen: € 10,44
- kosten aanschaf zalf: € 7,95
- verlies van inkomsten: € 9.289,91
- immateriële schade (‘smartengeld’): € 1.150,00
De officier heeft gevraagd de vordering hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft, wanneer [voornaam van verdachte] niet zal worden vrijgesproken, als eerste gevraagd de vordering af te wijzen, omdat het slachtoffer zelf ook een aandeel in de vechtpartij heeft gehad. Indien de vordering niet zal worden afgewezen, heeft de advocaat gevraagd het slachtoffer niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, aangezien het letsel van aangever niet door [voornaam van verdachte] is veroorzaakt. De advocaat heeft daarnaast specifiek gevraagd het slachtoffer niet-ontvankelijk te verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op het verlies van inkomsten en het smartengeld, omdat deze posten volgens hem onvoldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank stelt voorop dat het letsel van het slachtoffer is ontstaan door het openlijk geweld dat tegen hem gepleegd is. [voornaam van verdachte] heeft een bijdrage aan dit geweld geleverd. De rechtbank vindt dat [voornaam van verdachte] daarom samen met de medeverdachten verantwoordelijk is voor de schade van het slachtoffer.
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer schade heeft geleden en zal de kosten voor het eigen risico (€ 885,00), de stressbal (€ 8,99), de zalf (€ 7,95) en de immateriële schade
(€ 1.150,00) geheel toewijzen. Wat betreft de medicijnen zullen alleen de kosten voor de paracetamol (€ 0,99) worden toegewezen. Het totaalbedrag is dan € 2.052,93. Omdat de rechtbank vindt dat het slachtoffer ook een aandeel had in (de escalatie van) het geweld, waardoor sprake is van een gedeelte ‘eigen schuld’, zal zij dit bedrag met 25 procent verminderen. Het toe te wijzen bedrag komt daarmee neer op € 1.539,70.
De vordering zal tot dit bedrag hoofdelijk worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Omdat [voornaam van verdachte] ten tijde van de openlijk geweldpleging nog minderjarig was, zal er in het kader van de schadevergoedingsmaatregel geen aanvullende jeugddetentie worden bepaald.
‘Hoofdelijk’ betekent dat het slachtoffer het geld zowel op [voornaam van verdachte] als op (één van) de medeverdachten kan verhalen. [voornaam van verdachte] en de medeverdachten zullen dan onderling uit moeten maken hoe het te betalen bedrag onder hen wordt verdeeld. De schadevergoedingsmaatregel houdt in dat het slachtoffer niet zelf naar [voornaam van verdachte] of een van de medeverdachten toe hoeft te gaan om het geld te krijgen, maar dat de Staat dit namens het slachtoffer zal doen. [voornaam van verdachte] (of een van de medeverdachten) zal het geld dus aan de Staat moeten betalen en de Staat zal het bedrag dan weer aan het slachtoffer uitbetalen.
[voornaam van verdachte] zal ook worden veroordeeld tot het betalen van de kosten die het slachtoffer in het kader van de tenuitvoerlegging van dit vonnis heeft gemaakt of nog zal moeten maken.
Het slachtoffer zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het gedeelte van de vordering dat ziet op de oscillococcinum. De rechtbank ziet namelijk geen verband tussen de openlijk geweldpleging en het gebruik van dit medicijn, dat een medicijn tegen griep betreft. Het slachtoffer zal ook niet-ontvankelijk worden verklaard in het gedeelte van de vordering dat ziet op het verlies van inkomsten. De rechtbank vindt het wel aannemelijk dat het slachtoffer na de geweldpleging een tijd niet heeft kunnen werken, maar vindt de door het slachtoffer bijgevoegde offertes niet duidelijk genoeg. Zo hebben de offertes in bijlage 8 en bijlage 10 hetzelfde offertenummer en staat op de offertes in bijlage 9 en bijlage 10 precies hetzelfde bedrag. Ook is niet duidelijk geworden wanneer het slachtoffer de werkzaamheden precies zou verrichten en of hij deze werkzaamheden niet alsnog later heeft verricht. Als het slachtoffer de kosten voor de oscillococcinum en de werkzaamheden toch vergoed wil hebben, kan hij zijn vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast: 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141.

11.BESLISSING

Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [voornaam van verdachte] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [voornaam van verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [voornaam van verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [voornaam van verdachte] tot een
werkstrafvoor de duur van
80 uur;
- beveelt dat voor het geval [voornaam van verdachte] de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, de werkstraf wordt vervangen door 40 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door [voornaam van verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat een gedeelte van
40 uurniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [voornaam van verdachte] de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden geldt dat [voornaam van verdachte] zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt [voornaam van verdachte] tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2018 tot aan de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) aan de benadeelde is betaald, [voornaam van verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt [voornaam van verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [voornaam van verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 1.539,70 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat [voornaam van verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (één van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. H.A. Gerritse en A.R. Creutzberg, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [voornaam van verdachte] wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2018 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken arm, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal
- te slaan en/of te schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] tegen/op een auto te duwen/gooien en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of (vervolgens) tegen het raam (van de kapsalon) aan te gooien en/of
- die [slachtoffer] ten val te brengen door te duwen en/of te slaan en/of te schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] te schoppen en/of te slaan, terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt;

( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 september 2018 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland openlijk, te weten, op de [straatnaam 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] en/of tegen een goed te weten een auto,
welk geweld bestond uit het meermalen, althans éénmaal (telkens):
- achterna rennen/lopen en/of insluiten van die [slachtoffer] en/of
- duwen tegen en/of trekken aan het lichaam van die [slachtoffer] (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) slaan, stompen, schoppen en/of trappen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- gooien/duwen van die [slachtoffer] tegen/op een auto en/of
- vast pakken van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) gooien tegen het raam (van de kapsalon) en/of
- trekken van de oorbel van die [slachtoffer] uit het (de) oor(lel);

( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 oktober 2018, genummerd BVH 2018266387 ( [.] ), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 297. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 14.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 101.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 102.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 89.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 90.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 83-84.
8.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [politieagent] , p. 43.
9.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [politieagent] , p. 46.
10.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [politieagent] , p. 47.
11.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [politieagent] , p. 48.
12.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [politieagent] , p. 51.
13.Proces-verbaal ter terechtzitting van 29 november 2019.
14.Proces-verbaal ter terechtzitting van 29 november 2019.