ECLI:NL:RBMNE:2019:5962

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
16/088809-10
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige wegens poging doodslag en verboden wapenbezit met oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die op 12 april 2019 in Utrecht het slachtoffer met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is voor de poging tot doodslag, maar wel strafbaar voor het verboden wapenbezit. Tijdens de zittingen op 19 juli en 29 november 2019 is de verdachte aanwezig geweest, en de zaak is achter gesloten deuren behandeld vanwege haar minderjarigheid. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag en verboden wapenbezit, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van de poging tot doodslag, stellende dat de verdachte niet met opzet handelde.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte weliswaar niet met opzet heeft gehandeld, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet, omdat zij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat haar handelen tot de dood van het slachtoffer zou kunnen leiden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar haar wel veroordeeld voor het verboden wapenbezit. Gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht en begeleiding. De rechtbank heeft ook beslist dat het in beslag genomen mes niet aan de verdachte wordt teruggegeven en heeft een schadevergoeding van €7.800,00 toegewezen aan het slachtoffer, met wettelijke rente vanaf de datum van het steekincident.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/088809-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2019
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam van verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [voornaam van verdachte] heeft plaatsgevonden op de zittingen van 19 juli 2019 en
29 november 2019. [voornaam van verdachte] was bij deze zittingen aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Omdat [voornaam van verdachte] minderjarig is, hebben de zittingen achter gesloten deuren plaatsgevonden. Dit betekent dat er zonder bijzondere toestemming geen publiek in de zittingszaal aanwezig mocht zijn.
De rechtbank heeft tijdens de zittingen gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [voornaam van verdachte] zelf, haar advocaat mr. J.O.A.N. de Vries, de officier van justitie mr. H. Leepel, het slachtoffer [slachtoffer] en de advocaat van het slachtoffer mr. M.J. Hoogendoorn.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [voornaam van verdachte] ervan dat zij op 12 april 2019 in Utrecht het slachtoffer in haar buik heeft gestoken met een mes (feit 1) en dat zij een wapen, namelijk een stilettomes, bij zich heeft gehad (feit 2). Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen.
De tenlastelegging voor feit 1 is zo opgebouwd dat de rechtbank eerst moet kijken of kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] heeft geprobeerd het slachtoffer te doden (de ‘primaire verdenking’). Indien dat niet het geval is, moet worden gekeken of [voornaam van verdachte] met opzet zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer heeft toegebracht (de ‘subsidiaire verdenking’). Indien ook dat niet kan worden bewezen, moet de rechtbank nagaan of kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] heeft geprobeerd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (de ‘meer subsidiaire verdenking’).

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [voornaam van verdachte] , moet zij kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [voornaam van verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de primaire verdenking onder feit 1 en aan feit 2. De officier van justitie vindt dat [voornaam van verdachte] , door het slachtoffer in haar bovenbuik te steken, bewust het risico heeft aanvaard dat het slachtoffer hierdoor zou overlijden, waardoor sprake is van wat wij in het strafrecht noemen ‘voorwaardelijk opzet’. In de bovenbuik zitten namelijk verschillende ‘vitale organen’: belangrijke organen die je nodig hebt om te kunnen leven.
Dat de deskundigen hebben geadviseerd het feit niet aan [voornaam van verdachte] toe te rekenen, betekent volgens de officier van justitie niet dat [voornaam van verdachte] geen (voorwaardelijke) opzet heeft gehad om het slachtoffer te steken. Volgens haar wist [voornaam van verdachte] namelijk wel wat ze deed, maar heeft ze door haar stoornis het slachtoffer verward met iemand anders.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft de rechtbank gevraagd [voornaam van verdachte] vrij te spreken van de gehele verdenking onder feit 1. Zij heeft aangegeven dat [voornaam van verdachte] niet met opzet heeft geprobeerd om het slachtoffer te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (de primaire en meer subsidiaire verdenking). Het slachtoffer heeft uiteindelijk volgens haar ook geen zwaar lichamelijk letsel opgelopen (de subsidiaire verdenking).
Volgens de advocaat kan niet worden bewezen dat [voornaam van verdachte]
met krachtin de buik van het slachtoffer heeft gestoken, waardoor de kans dat het slachtoffer hierdoor zou overlijden of zwaar lichamelijk letsel op zou lopen niet aanzienlijk (‘aanmerkelijk’) te noemen is. [voornaam van verdachte] wilde het slachtoffer bovendien niet eens steken, maar wilde zich alleen maar afweren. Dit is in een opwelling gebeurd en was dus geen bewuste actie waarvan [voornaam van verdachte] de gevolgen kon overzien en aanvaarden. Hierdoor kan geen sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet.
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft aangegeven dat feit 2 wel kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank is gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 12 april 2019 op de [straatnaam 1] in Utrecht liep. Zij zag een meisje op haar af komen lopen, dat voor haar stopte. Zij hoorde het meisje zeggen: “Hier”. Op dat moment voelde zij een prik in haar linkerzij. Direct hierna rende het meisje langs haar heen. Zij keek op en zag op een meter afstand van haar een mes op de grond liggen. Het was haar duidelijk dat ze door het meisje gestoken was. [2] In het […] is zij met spoed geopereerd. Zij had namelijk een steekwond ter hoogte van haar milt aan de linkerzijde. De angst bestond dat haar darmen en milt geraakt waren. Hierdoor is besloten om gelijk een openbuikoperatie uit te voeren om dit te controleren. Ten tijde van het steekincident droeg [slachtoffer] een dikke winterjas. Daaronder had zij een vest, een truitje en een hemdje. Het mes is door al haar kledingstukken heen gestoken. [3]
Bij [slachtoffer] is een steekverwonding aan de linker bovenbuik geconstateerd. [4]
[voornaam van verdachte] heeft verklaard dat zij een mes bij zich had. [5] Zij heeft het mes uit haar zak gehaald en heeft het slachtoffer hiermee gestoken. Zij heeft het mes daarna niet meegenomen. [6]
Het slachtoffer heeft het mes na het steekincident meegenomen. Aan dit mes is SIN AAMI067NL toegekend. [7]
Er is onderzoek gedaan naar het mes met SIN AAMI0676NL. Dit betrof een stiletto van categorie I sub 1. Deze stiletto, merk TAC-force, model FF-884 heeft een lemmet met een lengte van 10,5 centimeter. [8]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank kan niet bewijzen dat het de bedoeling van [voornaam van verdachte] was om het slachtoffer te doden. Van zogenoemd ‘vol opzet’ op de dood is daarom geen sprake. Wel vindt de rechtbank bewezen dat [voornaam van verdachte] de ‘aanmerkelijke kans’ dat het slachtoffer door haar handelen zou komen te overlijden ‘bewust heeft aanvaard’, waardoor sprake is van ‘voorwaardelijk opzet’ op de dood. De primaire verdenking onder feit 1 kan dus wettig en overtuigend worden bewezen.
Aanmerkelijke kans op de dood
[voornaam van verdachte] heeft het slachtoffer met een stilettomes gestoken. Zij heeft het slachtoffer in de bovenbuik geraakt. De rechtbank stelt vast dat dit met kracht moet zijn gebeurd, omdat het mes eerst door verschillende lagen winterkleding is gegaan voordat het mes in het lichaam van het slachtoffer terecht is gekomen. In de bovenbuik zitten verschillende vitale organen en slagaders. Als het mes een van deze organen of slagaders zou hebben geraakt, was de kans dat het slachtoffer als gevolg van het opgelopen letsel of een bloeding zou overlijden volgens de rechtbank aanmerkelijk geweest. Dit blijkt ook uit het feit dat het slachtoffer direct na het steekincident met spoed moest worden geopereerd.
Bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de dood
Volgens de advocaat van [voornaam van verdachte] handelde [voornaam van verdachte] , als gevolg van haar stoornis, in een opwelling en was zij zich daarom niet bewust van de gevolgen die haar handelen zou kunnen hebben. De rechtbank ziet dit anders. [voornaam van verdachte] heeft namelijk tegenover de politie verklaard dat zij, toen zij dacht dat zij [A (voornaam)] zag, haar mes heeft gepakt en hiermee heeft gestoken. Zij dacht dat zij [A (voornaam)] hiermee had ‘teruggepakt’, zo heeft zij verklaard. De rechtbank leidt hieruit af dat het steken door [voornaam van verdachte] een min of meer bewuste keuze is geweest en dat niet kan worden gesteld dat ‘ieder inzicht in de draagwijdte van haar handelen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.’ [voornaam van verdachte] moet zich volgens de rechtbank dus bewust zijn geweest van de mogelijke gevolgen van haar handelen. Dat zij niet [A (voornaam)] , maar een ander persoon heeft gestoken, maakt hierbij niet uit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [voornaam van verdachte] :
primaire verdenking onder feit 1
op 12 april 2019 te Utrecht ter uitvoering van het door [voornaam van verdachte] voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met kracht met een mes in de buik van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 12 april 2019 te Utrecht, een wapen, van categorie I, onder 1°, te weten een stilettomes, merk TAC-force, model TF-884, voorhanden heeft gehad en heeft gedragen.
[voornaam van verdachte] zal worden vrijgesproken van alles wat meer in de verdenking is opgenomen dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van [voornaam van verdachte] gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door [voornaam van verdachte] gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door [voornaam van verdachte] gepleegde feiten:
- primaire verdenking onder feit 1:
poging tot doodslag;
- feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN [voornaam van verdachte]

Over [voornaam van verdachte] zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 11 juni 2019, opgemaakt door
dr. M. Wiznitzer, kinder- en jeugdpsychiater;
  • het aanvullend psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 14 oktober 2019, opgemaakt door dr. M. Wiznitzer, kinder- en jeugdpsychiater;
  • het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 3 juli 2019, opgemaakt door
drs. M.H. Keppel, GZ- en kinder- en jeugdpsychiater;
- het aanvullend psychologisch onderzoek Pro Justitia van 14 oktober 2019, opgemaakt door drs. M.H. Keppel, GZ- en kinder- en jeugdpsychiater.
[voornaam van verdachte] is onderzocht door een psycholoog en een psychiater (hierna: de deskundigen). Zij hebben allebei geconcludeerd dat [voornaam van verdachte] ten tijde van het steekincident leed aan een posttraumatische-stressstoornis. [voornaam van verdachte] ervaarde toen zij het slachtoffer zag een heftige ‘dissociatieve episode’ (door [voornaam van verdachte] ook wel een ‘flits’ of ‘blackout’ genoemd) en dacht dat het slachtoffer de persoon was die haar enkele maanden daarvoor had aangerand. Zij voelde zich hierdoor bedreigd en heeft uit angst en paniek haar mes gepakt en hiermee gestoken. De deskundigen adviseren daarom het steekincident niet aan [voornaam van verdachte] toe te rekenen.
De rechtbank volgt het advies van de deskundigen om het steekincident niet aan [voornaam van verdachte] toe te rekenen en zal [voornaam van verdachte] daarom ten aanzien van de primaire verdenking onder feit 1 ontslaan van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van feit 2 zal de rechtbank [voornaam van verdachte] verminderd toerekeningsvatbaar verklaren.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd [voornaam van verdachte] een geheel voorwaardelijke PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) op te leggen, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die ook golden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Zij heeft gevraagd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, wat betekent dat de voorwaarden direct na het vonnis ingaan, ook als er hoger beroep tegen het vonnis wordt ingesteld.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft aangegeven dat zij vindt dat het opleggen van een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel niet mogelijk is, omdat deze maatregel niet noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen. De deskundigen hebben namelijk aangegeven dat de kans op herhaling niet groot is, omdat [voornaam van verdachte] al succesvol is behandeld. [voornaam van verdachte] is bovendien bereid mee te werken aan hulpverlening in het vrijwillig kader. De advocaat heeft daarom gevraagd voor feit 1 geen maatregel aan [voornaam van verdachte] op te leggen.
De advocaat heeft gevraagd voor feit 2 artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, wat zou betekenen dat aan [voornaam van verdachte] geen straf of maatregel wordt opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke afdoening in deze zaak passend is. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [voornaam van verdachte] .
Ernst van de feiten
[voornaam van verdachte] heeft een stilettomes, een verboden wapen, bij zich gehad en heeft daarmee het slachtoffer gestoken. Het steekincident heeft veel negatieve gevolgen voor het slachtoffer gehad. Zij heeft niet alleen lichamelijk letsel opgelopen, maar ook psychisch letsel, waaronder een posttraumatische-stressstoornis. [voornaam van verdachte] heeft dus een zeer ernstig feit gepleegd. Zoals hierboven is beschreven, zal de rechtbank [voornaam van verdachte] volledig ontoerekeningsvatbaar verklaren, waardoor het steekincident niet aan [voornaam van verdachte] kan worden toegerekend. De rechtbank neemt het [voornaam van verdachte] wel kwalijk dat zij het stilettomes bij zich had. Het dragen van een mes brengt namelijk risico’s met zich mee voor de veiligheid van anderen, zoals in deze zaak ook is gebleken.
Het strafblad van [voornaam van verdachte]
Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van [voornaam van verdachte] , blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van een strafbaar feit.
Het advies van de deskundigen
De psycholoog en psychiater hebben beiden een traumabehandeling geadviseerd om de kans op herhaling te verkleinen. [voornaam van verdachte] heeft inmiddels twee EMDR-sessies ondergaan en het is de verwachting dat haar posttraumatische klachten hierdoor met goed resultaat verholpen zijn. [voornaam van verdachte] is daarnaast voor vervolgbehandeling aangemeld bij [naam instelling] . Omdat [voornaam van verdachte] en haar ouders bereid zijn mee te werken aan hulpverlening in het vrijwillig kader en de kans op herhaling inmiddels als laag wordt ingeschat, denken de deskundigen dat hulpverlening in het strafrechtelijk kader niet (meer) nodig is.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft verschillende adviezen en rapporten in deze zaak uitgebracht. Het laatste advies is opgesteld op 27 november 2019. Dit advies is op de zitting toegelicht door een medewerker van de Raad, de heer [B] . Uit het advies en de toelichting daarop volgt dat [voornaam van verdachte] en haar ouders tijdens het hele proces goed hebben meegewerkt en zich aan alle afspraken hebben gehouden. [voornaam van verdachte] is inmiddels gestart met een behandeling bij [naam instelling] . Deze behandeling richt zich vooral op het herkennen van ‘triggers’ (nare ervaringen) die spanning bij [voornaam van verdachte] oproepen en de manier waarop haar ouders [voornaam van verdachte] kunnen steunen. Hoewel het de verwachting is dat [voornaam van verdachte] en haar ouders ook na de strafzaak mee zullen blijven werken aan hulpverlening, vindt de Raad het wenselijk dat de behandeling in het strafrechtelijk kader plaats zal blijven vinden. Op die manier kan er op worden toegezien dat [voornaam van verdachte] de behandeling daadwerkelijk blijft volgen.
Het advies van Samen Veilig Midden-Nederland
Ook Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SaVe) heeft verschillende adviezen uitgebracht. Het meest recente advies is van 31 oktober 2019. Op zitting heeft de toezichthouder van SaVe, mevrouw [C] , een toelichting op dit advies gegeven. Hieruit volgt dat [voornaam van verdachte] en haar ouders hebben meegewerkt aan alle voorwaarden en afspraken in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. [voornaam van verdachte] en haar ouders zijn inmiddels gestart met een behandeling bij [naam instelling] . Het doel van deze behandeling is onder meer om de familieband te versterken, zodat de ouders [voornaam van verdachte] kunnen steunen wanneer [voornaam van verdachte] opnieuw een heftige ervaring zou meemaken. Wanneer deze behandeling niet positief wordt afgerond, blijft het risico dat [voornaam van verdachte] naar aanleiding van een nieuwe trigger uit balans raakt en daardoor opnieuw een strafbaar feit pleegt, bestaan. Indien er geen toezicht door SaVe wordt opgelegd, kan het buurtteam [voornaam van verdachte] en haar ouders begeleiden, maar SaVe heeft meer mogelijkheden om in te grijpen wanneer dat nodig blijkt te zijn.
De conclusie van de rechtbank
Omdat [voornaam van verdachte] volledig ontoerekeningsvatbaar is verklaard ten aanzien van feit 1, kan voor dat feit geen straf worden opgelegd. Wel kan een maatregel, zoals de voorwaardelijke PIJ-maatregel die door de officier van justitie is gevorderd, worden opgelegd, maar dan moet worden voldaan aan de verschillende voorwaarden die de wet voorschrijft.
Om een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht zijn vermeld. Allereerst moet bij [voornaam van verdachte] sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of een stoornis. De deskundigen hebben vastgesteld dat [voornaam van verdachte] tijdens het steekincident leed aan een posttraumatische-stressstoornis. Aan de eerste voorwaarde is dus voldaan. Daarnaast moet de maximum op te leggen gevangenisstraf voor de door [voornaam van verdachte] gepleegde strafbare feiten hoger zijn dan vier jaar. In artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht staat dat de maximum gevangenisstraf voor (poging tot) doodslag 15 jaar is. Dat betekent dat ook aan de tweede voorwaarde is voldaan. De derde voorwaarde houdt in dat de PIJ-maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van andere personen of goederen. De rechtbank vindt dat dit het geval is. [voornaam van verdachte] heeft met succes het eerste deel van haar behandeling, de EMDR-therapie, afgerond. Zij is inmiddels gestart met het tweede deel: de behandeling bij [naam instelling] . Op zitting heeft [voornaam van verdachte] aangegeven dat zij daar inmiddels een paar keer is geweest, maar dat tijdens de sessies tot nu toe alleen nog maar haar familie in kaart is gebracht. De behandeling is dus nog maar net begonnen. De rechtbank vindt het heel belangrijk dat [voornaam van verdachte] deze behandeling afmaakt, omdat het strafbare feit dat zij heeft gepleegd absoluut niet nog een keer voor mag komen. Hoewel [voornaam van verdachte] en haar ouders hebben aangegeven bereid te zijn mee te (blijven) werken aan de behandeling, vindt de rechtbank dat het, gelet op de ernst van het feit, noodzakelijk is dat de behandeling in een strafrechtelijk kader plaats zal vinden. Alleen op die manier kan er op worden toegezien dat [voornaam van verdachte] de behandeling blijft volgen, wat nodig is om de kans op herhaling laag te laten blijven en de maatschappij te beschermen. Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van [voornaam van verdachte] zijn. Ook aan deze voorwaarde is volgens de rechtbank voldaan, omdat het ook voor [voornaam van verdachte] zelf belangrijk is dat zij verder zal worden behandeld, zodat zij leert omgaan met negatieve ervaringen en gevoelens.
Aan de verschillende voorwaarden om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen is dus voldaan. De rechtbank zal de PIJ-maatregel daarom aan [voornaam van verdachte] opleggen, maar in voorwaardelijke zin. Dat houdt in dat de PIJ-maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd wanneer [voornaam van verdachte] zich de komende twee jaar aan alle voorwaarden zal houden. Als bijzondere voorwaarden zullen worden opgelegd de maatregel Toezicht en Begeleiding, een behandelverplichting bij [naam instelling] en een contact- en locatieverbod ten behoeve van het slachtoffer. Omdat de deskundigen hebben aangegeven dat het risico op recidive momenteel laag is, zullen de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, zoals door de officier van justitie is gevraagd.
Omdat [voornaam van verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, zal de rechtbank bepalen dat de PIJ-maatregel, indien deze in de toekomst zal worden tenuitvoergelegd, niet gemaximeerd is en dus na de termijn van drie jaar kan worden verlengd.
De rechtbank zal de PIJ-maatregel opleggen voor zowel feit 1 als feit 2, waardoor er naast de PIJ-maatregel geen straf zal worden opgelegd. Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven.

9.BESLAG

Het stilettomes waarmee [voornaam van verdachte] het slachtoffer heeft gestoken, is in beslag genomen. De rechtbank moet beslissen of dit mes wel of niet aan [voornaam van verdachte] moet worden teruggegeven. Omdat het strafbaar is om het mes bij je te hebben en [voornaam van verdachte] met het mes bovendien een strafbaar feit heeft gepleegd, zal het mes worden onttrokken aan het verkeer. Dit betekent dat het mes zal worden vernietigd en dus niet aan [voornaam van verdachte] zal worden teruggegeven.

10.BENADEELDE PARTIJ

Het slachtoffer, [slachtoffer] , heeft aangegeven dat zij schade heeft geleden door het steekincident en heeft bij de rechtbank een vordering ingediend tot vergoeding van deze schade. Zij vraagt vergoeding van de volgende schadeposten:
  • beschadigde kleding: € 302,98
  • nieuwe kleding: € 302,18
  • eigen risico: € 385,00
  • medicijnen: € 50,00
  • reiskosten: € 166,06
  • verhuiskosten: € 1.456,00
  • inkomensschade: € 33.595,16
  • immateriële schade (‘smartengeld’): € 15.000,00
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering helemaal toe te wijzen, met uitzondering van de inkomensschade. Zij heeft daarnaast gevraagd de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [voornaam van verdachte] heeft, wanneer [voornaam van verdachte] niet wordt vrijgesproken van de verdenking onder feit 1 of wordt ontslagen van alle rechtsvervolging zonder oplegging van een maatregel, gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het gedeelte van de vordering dat ziet op de nieuwe kleding, het eigen risico, de medicijnen, de reiskosten, de verhuiskosten en de inkomensschade. Zij heeft daarnaast gevraagd het verzochte bedrag voor de beschadigde kleding en de immateriële schade te matigen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Beschadigde en nieuwe kleding
De rechtbank stelt vast dat de kleding van het slachtoffer door het steekincident is beschadigd en begrijpt ook dat het slachtoffer als gevolg van het steekincident speciale kleding heeft moeten kopen. Het slachtoffer heeft echter geen bonnetjes van de kleding bijgevoegd, maar alleen internetadvertenties met afbeeldingen van kleding. De rechtbank kan daarom niet vaststellen wat voor schade het slachtoffer precies heeft geleden. De rechtbank schat het bedrag voor de beschadigde en nieuwe kleding samen op € 300,00.
Eigen risico
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer is vervoerd met een ambulance, waardoor kosten zijn gemaakt. Omdat er geen declaratieoverzicht van de verzekering is bijgevoegd, kan de rechtbank niet vaststellen of het eigen risico van het slachtoffer over 2019 al (deels) was opgemaakt of niet. Het slachtoffer zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
Kosten voor medicijnen
Het slachtoffer heeft aangegeven dat zij medicijnen heeft moeten aanschaffen voor een blaasontsteking. Nog los van de vraag of kan worden vastgesteld dat de blaasontsteking een rechtstreeks gevolg is van het steekincident, kan de rechtbank niet vaststellen dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Er is geen factuur van deze medicijnen bijgevoegd. Het slachtoffer zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
Reiskosten, verhuiskosten en inkomensschade
De schadeposten reiskosten, verhuiskosten en inkomensschade betreffen ‘toekomstige schade’. Dit betekent dat deze schade nog niet is geleden, maar dat het de verwachting is dat het slachtoffer deze schade in de toekomst zal lijden. Omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt, zal het slachtoffer niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden. Zij heeft gekeken naar de bedragen die in ongeveer gelijke zaken is opgelegd en is tot de conclusie gekomen dat zij een bedrag van € 7.500,00 passend vindt gelet op de omstandigheden in deze zaak.
Conclusie
In totaal wordt een bedrag van € 7.800,00 toegewezen. Dit bedrag bestaat uit € 300,00 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De schadevergoedingsmaatregel houdt in dat het slachtoffer niet zelf naar [voornaam van verdachte] toe hoeft te gaan om het geld te krijgen, maar dat de Staat dit namens het slachtoffer zal doen. [voornaam van verdachte] zal het geld dus aan de Staat moeten betalen en de Staat zal het bedrag aan het slachtoffer uitbetalen.
Omdat [voornaam van verdachte] minderjarig is, zal er in het kader van de schadevergoedingsmaatregel geen aanvullende jeugddetentie worden bepaald.
De benadeelde partij zal in het gedeelte van de vordering dat niet is toegewezen niet-ontvankelijk worden verklaard. Zij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[voornaam van verdachte] zal worden veroordeeld tot het betalen van de kosten die het slachtoffer in het kader van de tenuitvoerlegging van dit vonnis heeft gemaakt of nog zal moeten maken.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c, 36f, 45, 77a, 77g, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [voornaam van verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [voornaam van verdachte] niet strafbaar ten aanzien van feit 1 primair;
-
ontslaat [voornaam van verdachte] van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 1 primair;
- verklaart [voornaam van verdachte] strafbaar ten aanzien van feit 2;
Oplegging maatregel
- legt aan [voornaam van verdachte] ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigenvoor de duur van
3 jaren;
- bepaalt dat deze maatregel
niet gemaximeerd is;
- bepaalt dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [voornaam van verdachte] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat [voornaam van verdachte] :
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat [voornaam van verdachte] :
 zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding zal blijven melden bij Samen Veilig Midden-Nederland, Regiokantoor [plaatsnaam] ( [..]
), [adres 2] , [postcode 2] [plaatsnaam] , zo frequent en zo vaak die instelling dat noodzakelijk acht, waarbij [voornaam van verdachte] zich zal houden aan de aanwijzingen die deze instelling haar geeft;
 haar medewerking zal blijven verlenen aan behandeling bij [naam instelling] of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van Samen Veilig Midden-Nederland, voor zolang Samen Veilig Midden-Nederland dat nodig acht, waarbij [voornaam van verdachte] zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van deze behandeling zullen worden gegeven;
 geen contact (direct of indirect) zal opnemen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1958, en zich niet zal begeven in het gebied tussen de [straatnaam 2] , de [straatnaam 3] , de [straatnaam 4] en de [straatnaam 5] te Utrecht. De politie ziet toe op de handhaving van dit contact- en locatieverbod;
- geeft Samen Veilig Midden-Nederland de opdracht om toe te zien op de naleving van de voorwaarden en [voornaam van verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;

Voorlopige hechtenis

- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer het inbeslaggenomen stilettomes;
Benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1 primair)
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt [voornaam van verdachte] tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt [voornaam van verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [voornaam van verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 7.800,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat [voornaam van verdachte] van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. H.A. Gerritse en A.R. Creutzberg, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [voornaam van verdachte] wordt tenlastegelegd dat:
1
zij op of omstreeks 12 april 2019 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, in elk geval, eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of zij, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 april 2019 te Utrecht aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (steek)wond in de buik en/of zij van die [slachtoffer] en/of een ontsierend litteken op de buik van die [slachtoffer] , heeft toegebracht door meermalen, in elk geval eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of zij, althans het lichaam van die [slachtoffer] te steken/prikken;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 april 2019 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, in elk geval eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of zij, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
zij op of omstreeks 12 april 2019 te Utrecht, een wapen, van categorie I, onder 1°, te weten een stiletto(mes), merk TAC-force, model TF-884, voorhanden heeft gehad en/of heeft
gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 mei 2019, genummerd MD4R019053 ( [.] ), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 146. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 9.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 10.
4.Een geschrift, te weten: ‘ [.] ’, p. 126.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 68.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 69.
7.Proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 118.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93.