ECLI:NL:RBMNE:2019:592

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
C/16/474844 / KG ZA 19-79
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie en onrechtmatige daad in kort geding met betrekking tot eerdere e-mailuitingen

In deze zaak, die op 15 februari 2019 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde. De eiseres heeft de gedaagde aangeklaagd wegens het verzenden van een tweede e-mail die de inhoud van een eerder door de rechter opgelegde rectificatie zou ontkrachten. De eiseres vordert dat de gedaagde een nieuwe rectificatie verstuurt en dat zij het verbiedt om verdere onrechtmatige uitingen te doen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de tweede e-mail van de gedaagde inderdaad onrechtmatig is, omdat deze de eerdere rectificatie ondermijnt. De rechter wijst de vorderingen van de eiseres toe en legt de gedaagde een dwangsom op voor het niet naleven van de rectificatieverplichting. Tevens wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van goede procesorde en de noodzaak om rectificaties effectief te laten zijn, zonder dat deze gevolgd worden door nieuwe onrechtmatige uitingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/474844 / KG ZA 19-79
Vonnis in kort geding van 15 februari 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.W. Renzen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.D. Wind te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 6 februari 2019 met 2 producties
  • de producties 1 t/m 8 van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling d.d. 8 februari 2019
  • de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
[gedaagde] heeft ook een eis in reconventie ingediend, waarmee zij afschrift verlangt van een tweetal stukken van [eiseres] . [eiseres] heeft tegen het toelaten van de eis in reconventie bezwaar gemaakt, omdat zij deze te laat heeft ontvangen en zij zich daarom niet heeft kunnen voorbereiden.
1.3.
De voorzieningenrechter vindt het bezwaar gegrond en staat de eis in reconventie niet toe vanwege strijd met de goede procesorde. Uitgangspunt is het procesreglement waarin staat vermeld dat een eis in reconventie en de gronden daarvan minimaal 24 uur voor de zitting bekend moeten worden gemaakt aan de rechtbank en de wederpartij. Afwijking daarop is mogelijk, maar daar ziet de voorzieningenrechter op grond van het volgende geen redenen toe. Hoewel de gemachtigde van [gedaagde] in zijn e-mailcorrespondentie met de gemachtigde van [eiseres] al wel het voornemen had geuit een eis in reconventie te willen instellen, was deze aankondiging zeer beknopt zonder dat daarbij de gronden werden genoemd. Vast staat dat de schriftelijke aankondiging van de eis in reconventie met daarbij de gronden per gewone post is verzonden aan [eiseres] en dat mr. Renzen deze stukken pas drie uur voor de zitting heeft ontvangen. Dat is rijkelijk laat. Daarbij komt dat de eis in reconventie een op zichzelf staande vordering is en dus enige voorbereidingstijd vergt. Gelet op de reistijd van Rotterdam (het kantooradres van mr. Renzen) naar de zittingslocatie Utrecht, vindt de voorzieningenrechter voldoende komen vast te staan dat [eiseres] die voorbereidingstijd niet heeft gehad, zodat de beginselen van een goede procesorde zijn geschonden.
1.4.
Daarna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het om?

2.1.
[gedaagde] is bij vonnis van 1 februari 2019 in kort geding (het vonnis) veroordeeld tot het versturen van een rectificatie aan alle geadresseerden van haar eerdere e-mail van 7 november 2018. Deze rectificatie heeft zij op 1 februari 2019 ook daadwerkelijk verstuurd, maar daarna heeft zij er direct een e-mail achteraan gestuurd. De inhoud van deze e-mail is als volgt:
“Beste Griffie, Commissieleden, Raadsleden en oppositie,
Hierbij zend ik u het vonnis toe waaruit blijkt dat mevrouw [eiseres] slechts op een enkel punt gelijk heeft gekregen voor wat betreft de door mij gestelde belangenverstrengeling. Zoals u hierin kunt lezen heb ik een heleboel andere uitspraken wel mogen doen en zijn die niet onrechtmatig jegens [eiseres] . Aangezien ik bovendien heb aangetoond dat mevrouw [eiseres] tijdens haar wethouderschap als werkgever van de bestuurders [A] en (interimmer) [B] arbeidsovereenkomsten met hen is aangegaan en zich feitelijk bleef bemoeien met de kinderdagverblijven, waarvan er in elk geval eentje onder meer subsidie van de gemeente ontving, ben ik het niet eens met het vonnis en zal ik daartegen hoger beroep instellen.
Volgens mij is ook onjuist dat de rechter heeft opgemerkt dat mevrouw [eiseres] slechts door mijn toedoen zou zijn afgetreden. Dit miskent de rol van vele anderen in deze kwestie en het feit dat ik slechts een woordvoerder ben geweest. Bovendien dienen ook de rol van de Burgemeester zelf, die immers een integriteitsonderzoek heeft doen uitvoeren, en die van de Bestuurscommissie bepaald niet te worden onderschat bij het besluit van mevrouw [eiseres] om af te treden. Zij heeft zelf nota bene kritiek geuit op de Burgemeester en de bestuurscommissie in dit verband.
U heeft van mij een rectificatie ontvangen, zoals door de rechter aan mij is opgedragen.
Ik ga in hoger beroep van dit vonnis, zodat het recht zal zegevieren en de onjuistheden die nu als juistheid zijn aangenomen door de rechter worden gerectificeerd. Wat dat betreft leven we gelukkig in een rechtsstaat.
Met vriendelijke groet,
[gedaagde] ”
2.2.
Op 5 februari 2019 heeft [gedaagde] naar aanleiding van het aan haar betekende vonnis nogmaals de door de rechter opgedragen rectificatie verstuurd aan alle geadresseerden, met een kleine toevoeging.
2.3.
[eiseres] vordert nu in deze procedure om [gedaagde] :
1. te gebieden via e-mail een rectificatie te sturen met een in goede justitie te bepalen inhoud aan dezelfde adressanten van haar eerdere e-mail van 1 februari 2019, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag tot een maximum van € 100.000,-.
2. te verbieden om na het versturen van de onder 1. gevorderde rectificatie opnieuw aan dezelfde geadresseerden een e-mail te sturen waarin zij mededelingen van feitelijke aard doet, al dan niet verband houdende met (dreigende) belangenverstrengeling, die (al dan niet later) onjuist (blijken te) zijn, dan wel die bedoeld is om de rectificatie te ontkrachten, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- per overtreding tot een maximum van € 100.000,-.
2.4.
Als grondslag van haar vorderingen heeft [eiseres] aangevoerd dat de mail van [gedaagde] die volgde op haar rectificatiemail (tweede mail) een zelfstandige onrechtmatige daad vormt, omdat met deze mail de door de rechter opgedragen rectificatie is ontkracht.
2.5.
[gedaagde] voert verweer en verzoekt de vorderingen af te wijzen.

3.De beoordeling

Spoedeisend belang

3.1.
De vordering van [eiseres] is naar zijn aard spoedeisend. Het belang is namelijk weg als de – gestelde – onrechtmatige uiting niet meteen wordt gerectificeerd.
Is de tweede e-mail onrechtmatig?
3.2.
De vorderingen zullen worden toegewezen om de volgende redenen.
Beoordeeld moet worden of [gedaagde] met haar tweede e-mail de rectificatie heeft ontkracht. De Hoge Raad heeft bepaald dat dat het geval is wanneer in redelijkheid niet kan worden betwijfeld of de toegevoegde mededelingen of commentaar dat gevolg hebben. De gewraakte handeling van [gedaagde] moet in dat kader worden getoetst aan de inhoud van het veroordelende vonnis, bij welke uitleg het doel en de strekking van de veroordeling voorop staat (zie HR 23 februari 2007, RvdW 2007, 229 en HR 20 mei 1994, NJ 1994, 652).
3.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de tweede mail van [gedaagde] de haar opgedragen rectificatie volledig ontkracht. Uit de inhoud van het vonnis blijkt dat de rectificatie het doel en de strekking had om de smet op de goede naam van [eiseres] voor wat betreft de gestelde belangenverstrengeling zoveel mogelijk te herstellen. Dat doel kan alleen worden bereikt als de rectificatie niet wordt gevolgd door mededelingen waarmee haar naam opnieuw in diskrediet wordt gebracht. Daarmee zou de rectificatie weer worden ontkracht. De zinsnede “
Aangezien ik bovendien heb aangetoond dat mevrouw [eiseres] tijdens haar wethouderschap als werkgever van de bestuurders [A] en (interimmer) [B] arbeidsovereenkomsten met hen is aangegaan en zich feitelijk bleef bemoeien met de kinderdagverblijven, waarvan er in elk geval eentje onder meer subsidie van de gemeente ontving, ben ik het niet eens met het vonnis en zal ik daartegen hoger beroep instellen.”kan niet anders worden gelezen dan dat [gedaagde] vindt dat zij, in tegenstelling tot wat de rechter heeft geoordeeld, wél heeft aangetoond dat sprake is van belangenverstrengeling. Dit wordt nog versterkt door de zinssnede “
Ik ga in hoger beroep van dit vonnis, zodat het recht zal zegevieren en de onjuistheden die nu als juistheid zijn aangenomen door de rechter worden gerectificeerd.”waarmee [gedaagde] haar bericht afsluit. Zij geeft daarmee aan dat in hoger beroep de onjuistheden, die nu als juistheid zijn aangenomen door de rechter, zullen worden hersteld.
3.4.
Uit de tweede mail blijkt dat [gedaagde] achter haar eerder gedane (onrechtmatig geachte) uitspraken blijft staan. Daarnaast is de inhoud van de e-mail feitelijk onjuist, daar waar zij stelt dat [eiseres] slechts op een enkel punt gelijk heeft gekregen op de gestelde belangenverstrengeling. Uit het vonnis blijkt namelijk dat [eiseres] op dat punt (bijna) volledig gelijk heeft gekregen. Dit alles leidt tot de conclusie dat [gedaagde] met het verzenden van deze tweede mail (opnieuw) onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseres] . Dat [gedaagde] vervolgens op 5 februari 2019 nogmaals de eerste rectificatie heeft herhaald, maakt dit oordeel niet anders.
Conclusie
3.5.
De vordering tot rectificatie zal worden toegewezen, evenals de gevorderde dwangsom. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat zij met betrekking tot de formulering van de inhoud van de rectificatie volledig vrij is. De inhoud van de rectificatie luidt zoals in de beslissing is bepaald.
3.6.
Ook het onder 2. gevorderde verbod is toewijsbaar samen met de gevorderde dwangsom. Een dergelijk verbod is noodzakelijk gebleken om het doel van de rectificatie te bereiken en het doet verder ook geen afbreuk aan het recht van vrije meningsuiting van [gedaagde] elders. Het verbod zal worden toegewezen als volgt: het wordt [gedaagde] verboden om de door haar te verzenden rectificatie vooraf te laten gaan of te laten volgen door enige toevoeging, bespreking of beschouwing van zodanige aard dat daarmee het doel of de strekking van dit vonnis wordt aangetast.
3.7.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- betekening oproeping € 99,01
- griffierecht 297,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.376,01

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij aan dit gebod geen uitvoering geeft tot een maximum van € 100.000,- is bereikt, aan alle e-mailadressen zoals opgenomen in de verzendlijst van de op 1 februari 2019 door [gedaagde] gezonden e-mail een e-mail te sturen met de volgende tekst:
“Beste Griffie, Commissieleden en Raadsleden en oppositie,
Bij vonnis van 15 februari 2019, gewezen in kort geding door de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, ben ik veroordeeld om een rectificatiemail te sturen.
In vervolg op mijn e-mail met rectificatie van 1 februari 2019 heb ik u een tweede e-mail verzonden waarin ik onder andere aangeef dat ik het niet eens ben met het vonnis.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat deze tweede e-mail onrechtmatig was tegenover [eiseres] , omdat ik met mijn uitlatingen in deze e-mail de eerdere rectificatie feitelijk heb ontkracht.
Met deze e-mail voldoe ik aan het vonnis.
Met vriendelijke groet,
[gedaagde] ”
4.2.
verbiedt [gedaagde] om op straffe van een dwangsom van € 25.000,- per overtreding tot een maximum van € 100.000,- is bereikt, de door haar te verzenden rectificatie vooraf te laten gaan of te laten volgen door enige toevoeging, bespreking of beschouwing van zodanige aard dat daarmee het doel of de strekking van dit vonnis wordt aangetast.
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.376,01,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: CR (4529)