ECLI:NL:RBMNE:2019:5916
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak wegens vermeende partijdigheid
Op 6 december 2019 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld van verzoeker, die zich niet onpartijdig behandeld voelde door de rechters in zijn strafzaak. Verzoeker had op 15 oktober 2019 de rechters gewraakt, omdat hij het gevoel had dat zij al een oordeel over hem hadden geveld. Hij voerde aan dat de rechters alleen belastende stukken voorhielden en dat zij de medeverdachte [A] hielpen bij zijn verklaring, wat de indruk wekte dat de rechters niet onpartijdig waren. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2019 waren de rechters en de officier van justitie niet aanwezig, maar verzoeker en zijn advocaat waren wel aanwezig.
De rechters gaven aan dat zij verzoeker voldoende ruimte hadden gegeven om zijn kant van het verhaal te vertellen en dat zij niet alleen belastende, maar ook ontlastende stukken hadden besproken. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid van verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was. De rechters hadden de medeverdachte [A] op zijn verschoningsrecht gewezen, wat verzoeker als partijdig ervoer, maar de rechters legden uit dat dit noodzakelijk was. De beslissing om geen proces-verbaal van meineed op te maken tegen [A] werd ook gemotiveerd en niet als partijdig beschouwd.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De procedure van verzoeker met de parketnummers 16/707248-16 en 16/700101-16 moest worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.