In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2019 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ongeveer twee jaar schuldig heeft gemaakt aan omvangrijke BTW-fraude. De verdachte, geboren in 1995, heeft bij het indienen van aangiften omzetbelasting voor zijn eenmanszaak en als feitelijk leidinggevende voor twee BV's, onjuiste bedragen aan voorbelasting ingevuld. Dit heeft geleid tot onjuiste belastingaanslagen door de Belastingdienst, die hierdoor niet in staat was de juiste belastingverplichtingen vast te stellen. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 25 november 2019, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd, de tenlastelegging beoordeeld. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft vastgesteld dat de aangiften over meerdere kwartalen onjuist waren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften, wat heeft geleid tot te weinig belastingheffing. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de belastingmoraal in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de openheid van zaken die de verdachte heeft gegeven en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.