ECLI:NL:RBMNE:2019:5891

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
16/013330-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel na phishing

Op 11 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte, hierna te noemen [veroordeelde]. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om een bedrag van € 143.818,10 aan de Staat te voldoen ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar voor zijn rol in een phishingoperatie waarbij hij samen met anderen bankgegevens, passen en creditcards van slachtoffers heeft verkregen. Deze gegevens werden misbruikt om aanzienlijke geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers te halen en dure aankopen te doen op internet.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 13 en 27 november 2019, waarbij de rechtbank kennisnam van verschillende stukken, waaronder het ontnemingsrapport en eerdere vonnissen. De officier van justitie had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel werd vastgesteld op € 276.663,71, maar na argumenten van de verdediging werd dit bedrag bijgesteld naar € 138.331,85. De verdediging stelde dat de verdachte slechts een deel van het bedrag had verkregen en dat de vorderingen van benadeelde partijen in mindering moesten worden gebracht.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten en schatte dit op € 287.636,21. Na een verdeling van dit bedrag, waarbij rekening werd gehouden met de mededaders, werd de betalingsverplichting vastgesteld op € 143.818,10. De rechtbank achtte geen termen aanwezig om dit bedrag te matigen, gezien de financiële situatie van de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Locatie Lelystad
Parketnummer: 16/013330-19 (ontneming)

Vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2019

in de ontnemingszaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Hierna te noemen: [veroordeelde]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2019 en 27 november 2019, waarbij zijn gehoord:
  • [veroordeelde] en zijn raadsvrouw, mr. C. Grijsen, advocaat te Almere;
  • mr. R.E. Craenen, officier van justitie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken van het onderzoek, te weten:
  • een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict 20 mei 2019, opgemaakt door [verbalisant] , brigadier van politie eenheid Midden-Nederland, met daarbij behorende bijlagen (hierna: het ontnemingsrapport);
  • het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 11 december 2019 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 16/013330-19;
  • de stukken behorende tot het dossier in de strafzaak met parketnummer 16/013330-19.

OVERWEGINGEN

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij vordering van 20 juni 2019 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en aan [veroordeelde] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dit voordeel, welk voordeel door de officier van justitie wordt geschat op een bedrag van € 276.663,71.
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting van 13 november 2019 op het standpunt gesteld dat het aannemelijk is dat [veroordeelde] de inkomsten op zijn minst met één andere persoon heeft gedeeld, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op een bedrag van € 138.331,85. De verplichting tot betaling aan de Staat dient op nihil gesteld te worden indien de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen toewijst, omdat deze vorderingen het wederrechtelijk verkregen voordeel overstijgen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gesteld dat de bedragen genoemd op de tenlastelegging onder feit 5 bij elkaar opgeteld € 199.785,99 zijn. Bij [veroordeelde] zijn geen grote onverklaarbare geldstromen aangetroffen. Dat hij een dergelijk groot bedrag heeft buitgemaakt is volstrekt onaannemelijk. Gelet op hetgeen de raadsvrouw bij de behandeling van het feit naar voren heeft gebracht kan slechts € 13.173,- aan [veroordeelde] worden toegerekend. Dit bedrag is door meerdere personen gedeeld, zodat de raadsvrouw heeft verzocht als wederrechtelijk verkregen voordeel ten hoogste de helft van dit bedrag toe te wijzen. Hierbij moet dan tevens de toegewezen schadevergoedingen aan de benadeelde partijen in mindering worden gebracht, zodat de verplichting tot betaling aan de Staat moet worden vastgesteld op nihil.
Ook indien uitgegaan wordt van de verklaring van [veroordeelde] ter zitting dat hij € 13.000,- à € 14.000,- heeft verdiend, moet de betaling aan de Staat op nihil worden gesteld, omdat de vorderingen van de benadeelde partij afgetrokken moeten worden.

Het oordeel van de rechtbank

Grondslag van de vordering
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft [veroordeelde] in de onderliggende strafzaak met parketnummer 16/013330-19 bij vonnis van 11 december 2019 veroordeeld ter zake van onder meer:
eendaadse samenloop van medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede of derde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, verwerven, ter beschikking stellen en voorhanden hebben;
en
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
en
eendaadse samenloop van medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;
en
eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, worden verwerkt en worden overgedragen, veranderen, meermalen gepleegd;
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
en
witwassen.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is op grond van de stukken van het voorbereidend onderzoek van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [veroordeelde] uit de baten van de bewezen verklaarde feiten en van soortgelijke feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [veroordeelde] zijn begaan, wederrechtelijk voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De in het ontnemingsrapport gemaakte gevolgtrekking is ontleend aan de inhoud van wettige in dat rapport aangeduide bewijsmiddelen. De gevolgtrekking is door of namens [veroordeelde] niet of onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank volstaat bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel met een verwijzing naar de bewijsmiddelen zoals weergeven in het vonnis, het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel en de gevolgtrekkingen daarin.
Bij het schatten van de omvang van het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • het hiervoor genoemde vonnis van 11 december 2019;
  • het ontnemingsrapport.
De rechtbank gaat uit van een ontnemingsperiode van 2 oktober 2017 tot en met 15 januari 2019. Dit is de periode die in het ontnemingsrapport is genoemd en komt overeen met de bij vonnis van 11 december 2019 bewezenverklaarde periode.
Uit het vonnis volgt de volgende handelwijze:
Aan de slachtoffers is een zogenaamde phishingmail gestuurd met een link. Als op deze link werd geklikt, moesten de slachtoffers daar hun (bank)gegevens invullen. De slachtoffers moesten hun betaalpas doormidden knippen en opsturen naar een adres in Amsterdam of Amstelveen. Vervolgens werden met de ingevulde gegevens bankpassen en creditcards aangevraagd. Ook werden er overschrijvingen verricht van spaarrekeningen naar betaalrekeningen en werden betalingen gestorneerd om maar zoveel mogelijk saldo op de betaalrekeningen te krijgen. Via de betaalrekeningen zijn vervolgens bedragen overgeschreven naar mededaders, zijn geldbedragen gepind en werd dure elektronica besteld bij onder meer [bedrijf 1] en [bedrijf 2] B.V. De bestellingen werden verstuurd naar een pakketafhaalpunt op onder meer het [adres] in [woonplaats] . Een mededader haalde daar vervolgens de pakketjes op.
Uit het ontnemingsrapport blijkt voorts:
Opbrengst
Opbrengst [veroordeelde] met betrekking tot bewezenverklaarde:
Benadeelde:
Schade:
[benadeelde 1]
€ 3.000,-
[benadeelde 2]
€ 2.190,-
[benadeelde 3]
€ 2.224,30
[benadeelde 4]
€ 1.999,99
[benadeelde 5]
€ 1.899,-
[benadeelde 6]
€ 2.978,-
[benadeelde 7]
€ 1.899,-
[benadeelde 8]
€ 500,-
[benadeelde 9]
€ 17.055,47
[A] / [benadeelde 10]
€ 92.877,28
[benadeelde 11]
€ 18.495,29
[benadeelde 12]
€ 6.025,-
[benadeelde 13]
€ 8.650,-
[benadeelde 14]
€ 1.960,-
[benadeelde 15]
€ 13.173,-
[benadeelde 16] / [benadeelde 17]
€ 2.919,-
[benadeelde 18]
€ 11.114,66
[benadeelde 19]
€ 9.555,-
Totaal
€ 198.514,99
Opbrengst [veroordeelde] met betrekking tot soortgelijke feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat ze door de [veroordeelde] zijn begaan:
Benadeelde:
Schade:
[benadeelde 20] [3]
€ 7.357,05
[benadeelde 21] [4]
€ 2.469,50
[benadeelde 22] [5]
€ 2.266,-
[benadeelde 23] [6]
€ 2.919,62
[benadeelde 24] [7]
€ 2.480,-
[benadeelde 25] [8]
€ 2.499,-
[benadeelde 26] [9]
€ 2.579,-
[benadeelde 27] [10]
€ 2.325,-
[benadeelde 28] [11]
€ 4.273,-
[benadeelde 29] [12]
€ 2.499,-
[benadeelde 30] [13]
€ 1.899,-
[benadeelde 31] [14]
€ 2.258,-
[benadeelde 32] [15]
€ 999,-
[benadeelde 33] [16]
€ 28.860,05
[benadeelde 34] [17]
€ 2.270,-
[benadeelde 35] en/of [benadeelde 36] [18]
€ 15.538,-
[benadeelde 37] en/of [benadeelde 38] [19]
€ 2.000,-
[benadeelde 8] en/of [benadeelde 39] [20]
€ 500,-
[benadeelde 40] en/of [benadeelde 41] [21]
€ 8.130,-
Totaal
€ 94.121,22
De totale opbrengst is dan € 292.636,21
Kosten
In het ontnemingsrapport worden de kosten die zijn gemaakt voor de betaling aan [medeveroordeelde] in mindering gebracht. Het wederrechtelijk verkregen voordeel van [medeveroordeelde] is bij vonnis van 11 december 2019 met parketnummer 16/019362-19 geschat op een bedrag van € 5.000,-. De rechtbank zal daarom dit bedrag, in afwijking van het ontnemingsrapport, in mindering brengen als kosten.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank schat aldus het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 292.636,21 - € 5.000,- = € 287.636,21.
Verdeling
Uit het dossier volgt dat [veroordeelde] niet alleen heeft gehandeld maar samen met ten minste één ander. [veroordeelde] heeft niet willen verklaren of er sprake was van verdeling van de opbrengst onder nog meer personen. Dit kan ook niet uit het dossier worden afgeleid. De rechtbank zal daarom het wederrechtelijk verkregen voordeel voor [veroordeelde] bepalen op de helft van het geschatte bedrag (pondspondsgewijze verdeling). Voor [veroordeelde] betekent dit dat in zijn geval het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van € 287.636,21/2 =
€ 143.818,10.
Betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat de in de onderliggende strafzaak toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen niet dienen te worden betrokken bij het vaststellen van de betalingsverplichting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, nu niet vast is komen te staan dat deze vorderingen reeds zijn voldaan door [veroordeelde] en de vorderingen hoofdelijk zijn opgelegd. Indien [veroordeelde] de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen heeft betaald, kan dit bij de executie van de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel worden verrekend.
De rechtbank acht voorts geen termen aanwezig voornoemd bedrag te matigen, nu niet gebleken is dat de financiële situatie van de [veroordeelde] betaling van dit bedrag thans, dan wel in de toekomst, niet toe zou laten. De betalingsverplichting zal dan ook op hetzelfde bedrag worden bepaald als het wederrechtelijk verkregen voordeel.

BESLISSING

De rechtbank stelt het bedrag, waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat, vast op
€ 143.818,10.
De rechtbank legt aan
[veroordeelde]de verplichting op om terzake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van
€ 143.818,10.
Aldus gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en H.J. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 mei 2019, genummerd PL0900-2018168166 (Onderzoek Logo), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 2890 en 2438 tot en met 2553 dubbel genummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 1386, 1390 tot en met 1394.
3.Pagina’s 26 tot en met 29 en 1398.
4.Pagina’s 30, 31 en 1398.
5.Pagina’s 33 tot en met 35 en 1398.
6.Pagina’s 35 tot en met 37 en 1399.
7.Pagina’s 41 tot en met 44 en 1399.
8.Pagina’s 127 tot en met 154 en 1400.
9.Pagina’s 127 tot en met 154 en 1400.
10.Pagina’s 127 tot en met 154 en 1400.
11.Pagina’s 127 tot en met 154 en 1400.
12.Pagina’s 127 tot en met 154 en 1400.
13.Pagina’s 184, 185 en 1401.
14.Pagina’s 185. 186 en 1401.
15.Pagina’s 186, 187 en 1401.
16.Pagina’s 221 tot en met 227 en 1402.
17.Pagina’s 228, 229 en 1402.
18.Pagina’s 230 tot en met 235, 1402 en 1403.
19.Pagina’s 244, 245 en 1403.
20.Pagina’s 246 tot en met 248 en 1403.
21.Pagina’s 249 tot en met 251 en 1403.