ECLI:NL:RBMNE:2019:5884

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
16/055655-19 en 16/043471-19 (ttz gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en (winkel)diefstal in vereniging met toepassing van minderjarigenstrafrecht

Op 11 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000 in Syrië, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en (winkel)diefstal. De verdachte heeft op 7 maart 2019 in Emmeloord meerdere keren met een mes in de richting van het lichaam van het slachtoffer gestoken, waarbij hij het slachtoffer in de rug heeft geraakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, mede door een posttraumatische stressstoornis en problemen in de ouder-kindrelatie. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De verdachte is veroordeeld tot 24 maanden jeugddetentie, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als benadeelde partij in het proces is betrokken. De rechtbank heeft de vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding toegewezen, inclusief materiële en immateriële schade, en de verdachte is verplicht om deze schade te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/055655-19 en 16/043471-19 (ttz gev.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] (Syrië),
gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 mei 2019, 30 juli 2019, 8 oktober 2019 en 27 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte, zijn raadsvrouw mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere, en mr. J.A. Neslo, advocaat te Almere, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/055655-19:
primair:
op 7 maart 2019 in Emmeloord heeft geprobeerd samen met anderen [slachtoffer] te vermoorden althans te doden;
subsidiair:
op 7 maart 2019 in Emmeloord heeft geprobeerd samen met anderen [slachtoffer] , al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair:
op 7 maart 2019 in Emmeloord openlijk geweld heeft gepleegd, waarbij het door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad voor [slachtoffer] ;
ten aanzien van parketnummer 16/043471-19:
op 21 februari 2019 in Almere samen met anderen kledingstukken van de Primark heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder parketnummer 16/055655-19 primair en het onder parketnummer 16/043471-19 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van hetgeen onder parketnummer 16/055655-19 ten laste is gelegd primair bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, dan wel gedeeltelijk dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte met de buis heeft geslagen in het gezicht van [slachtoffer] , hem heeft gestoken of stekende bewegingen heeft gemaakt en hij enkel heeft geslagen uit zelfverdediging. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken van de poging moord/doodslag, wegens het ontbreken van voorwaardelijke opzet op de dood. Indien de rechtbank van oordeel is dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel, is er geen sprake geweest van kalm beraad en rustig overleg. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de voorbedachte raad ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder parketnummer 16/043471-19 ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe hierbij aangifte van poging doodslag gepleegd op 7 maart 2019 in Emmeloord. [verdachte][de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ]
kwam naar mij toe en zei dat hij mij dood ging maken. [verdachte] heeft het voor elkaar gekregen om mij te slaan met een gebalde vuist. Hij sloeg hard want ik zag wit. Dit is nu iets verdikt. Ik voelde opeens dat ik gestoken werd in mijn rug. Ik heb ook gemerkt dat het mes uit mij gehaald werd. Ik heb het lemmet bebloed gezien. Ik dacht eerst dat het gewoon een boks op mijn rug was. Ik heb achterom gekeken en ik zag een hand met het mes en het bloed erop. [2] Die hand was van [verdachte] . Nadat hij mij op mijn rug gestoken had wilde hij mij in mijn rechterzij steken. Ik zag dat hij dit wilde met zijn arm. Vervolgens sloeg [verdachte] mij met het mes in zijn hand in een gebalde vuist tegen mijn hoofd aan tussen mijn ogen. [3]
[getuige 1] heeft als getuige, onder meer, verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag 2 jongens lopen in de richting van de drie jongens die op de hoek stonden te praten. Ik weet dat 1 van die twee jongens (nummer 4 en 5)[de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] en verdachte]
met een soort swifferstok met schroefdraad liep en begon te slaan op het lichaam van nummer 3. [4] Ik zag dat jongen 3 op de grond lag op zijn knieën en hij werd meerdere malen in zijn gezicht geslagen of gestompt. [5]
[getuige 2] heeft als getuige, onder meer, verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte] ook in de Zwarte Zeestraat liepen. Ik zag dat zij mij tegemoet kwamen en ook richting de zijstraat liepen waar [slachtoffer][de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ]
en [getuige 3][de rechtbank begrijpt: [getuige 3] ]
waren ingelopen. Ik zag toen dat [verdachte] een staaf in zijn handen had. [6] Ik hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer] aan het schreeuwen was. Voordat [slachtoffer] ook maar iets tegen [verdachte] kon zeggen, zag ik dat [verdachte] direct [slachtoffer] twee keer met die staaf sloeg. lk zag dat [verdachte] zijn arm omhoog deed terwijl hij die staaf vast had. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] twee keer op zijn linker schouder raakte. Ik zag toen dat [verdachte] ineens een mes in zijn rechterhand had. Ik zag dat hij zijn rechter hand omhoog deed. Ik zag toen dat [verdachte] achter [slachtoffer] kwam te staan en zag dat hij het mes nog steeds in zijn rechterhand vast had. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] in zijn rug stak. [7] Ik zag dat [verdachte] nog wel een keer wilde steken. [8]
Uit de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] blijkt dat aangever op 7 maart 2019 op de SEH van het Antonius Emmeloord is gezien in verband met een messteek in
de rug, links van de ruggenwervels. De wond heeft gezeten ter hoogte van de achterzijde van de 9e / 10e rib aan de linker zijde. De steekwond is beschreven als ca. 2 cm. Uit aanvullend röntgenonderzoek is gebleken dat er sprake is van een zogenaamde pneumothorax; een klaplong. [9]
Uit het Forensisch-medisch onderzoek betreffende [slachtoffer] is gebleken dat sprake was van één perforatie van circa 2 cm in de rug die in het medisch dossier werd omschreven als een 'steekwond'. Een dergelijke wond kan zijn veroorzaakt door steken met een mes, maar een ander (scherp) voorwerp is ook mogelijk. Voorts wordt vermeld dat een wondinfectie of klaplong kan leiden tot fatale complicaties. De kans hierop is zeer gering geweest door tijdige adequate medische hulpverlening. Er was een noodzaak tot medisch ingrijpen, aangever is 4 dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis. Voor
behandeling van de klaplong is bij hem een zuigdrain ingebracht in de linkerborstholte. [10]
Bewijsoverwegingen
Aangever is met een mes gestoken door verdachte
Door de verdediging wordt betwist dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken met een mes.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en aangever [slachtoffer] op 7 maart 2019 vlakbij de woning van [slachtoffer] aan de Zwarte Zeestraat te Emmeloord met elkaar hebben gevochten. Tijdens dit gevecht is [slachtoffer] in zijn rug gestoken. In het ziekenhuis is vastgesteld dat [slachtoffer] een steekwond in zijn rug, ter hoogte van de achterzijde van de 9e / 10e rib aan de linkerzijde, heeft.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat aangever is gestoken met een mes. Niet aannemelijk is dat de wond is ontstaan op een andere wijze dan door het steken met een door verdachte gehanteerd mes. Daarvoor ontbreekt iedere aanwijzing. Weliswaar mag worden aangenomen dat [slachtoffer] tijdens de worsteling naar de grond is geduwd, maar niet aannemelijk is dat hij, zoals verdachte als mogelijkheid oppert, daarbij zichzelf heeft verwond doordat hij op een stuk glas is terechtgekomen. Eveneens ontbreekt iedere aanwijzing voor een scenario waarin iemand anders dan verdachte het mes heeft gehanteerd.
De rechtbank oordeelt derhalve dat er onvoldoende aanwijzingen zijn die de alternatieve scenario’s zoals geschetst door de verdediging, ondersteunen. De rechtbank zal deze scenario’s dan ook als onaannemelijk terzijde schuiven.
Voorwaardelijk opzet op de dood
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte tijdens het gevecht met [slachtoffer] een mes heeft getrokken en hem vervolgens heeft geprobeerd te doden door meerdere malen met kracht steekbewegingen te maken naar vitale delen van het lichaam. Verdachte heeft hierbij [slachtoffer] eenmaal in zijn rug geraakt. Verdachte heeft met het maken van deze krachtige steekbewegingen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat daarbij vitale delen van het lichaam geraakt zou worden als gevolg waarvan aangever zou kunnen overlijden. Hoewel de rechtbank onderkent dat het enkele (medische) gevolg niet bepalend is voor de vraag of het aan het strafbare handelen voorafgaande opzet in casu is gebleken, blijkt uit de medische stukken onverminderd dat aangever als gevolg van de steekwond had kunnen overlijden.
Geen voorbedachte rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Hoewel in de verklaring van [getuige 3] aanwijzingen zouden kunnen worden gevonden voor enig vooropgezet plan, acht de rechtbank deze verklaring onvoldoende ondersteund door de telefoongegevens van zowel [getuige 3] als verdachte. Daarnaast ontkent verdachte stellig dat hij een (telefoon)gesprek heeft gevoerd met [getuige 3] . Voorts hebben de verklaringen van verdachte en getuigen geen zicht gegeven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in verdachte is omgegaan. Niet wettig en overtuigend kan aldus worden bewezen dat verdachte tevoren daadwerkelijk het plan had opgevat om aangever van het leven te beroven.
Onverminderd het voorgaande en ten overvloede overweegt de rechtbank dat, gelet op de inhoud van het dossier, sprake kan zijn van voorbedachte rade op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft immers, bewapend met een buis, die hij kennelijk met dit doel had meegenomen, de confrontatie opgezocht met aangever. Hieruit volgt dat verdachte aangever met zijn vuisten en de buis wilde bevechten, wat zou kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Nu de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, zal zij echter niet toekomen aan de beoordeling van de voorbedachte rade ten aanzien van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Geen medeplegen
De rechtbank is, evenals de raadsvrouw, van mening dat er ten aanzien van de poging tot doodslag geen sprake is van medeplegen. Nu naar het oordeel van de rechtbank medeverdachte [medeverdachte] geen wetenschap had van het door verdachte gedragen en gehanteerde mes, hij geen uitvoeringshandeling heeft gepleegd gericht op de dood van aangever en hij op geen enkele wijze deze poging heeft getracht te vergemakkelijken, dient verdachte van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van het feit onder parketnummer 16/043471-19
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal van de Primark, te Almere, ondertekend op 21 februari 2019 (pagina 001 van proces-verbaalnummer PL0900-2019053583-2);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 27 november 2019.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/055655-19:
primair:
op 7 maart 2019 te Emmeloord, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
- met een staaf/buis die [slachtoffer] heeft geslagen en
- die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt tegen het lichaam en
- met een mes in de rug van die [slachtoffer] heeft gestoken en
- met dat mes een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de zij van die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] met dat mes in de hand in het gezicht heeft gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 16/043471-19:
op 21 februari 2019 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, kledingstukken, die toebehoorden aan de Primark, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder parketnummer 16/055655-19 primair en parketnummer 16/043471-19 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/055655-19 primair:
poging tot doodslag;
16/043471-19:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 23 oktober 2019 op te leggen.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen. Daarnaast heeft zij bepleit geen voorwaardelijke PIJ- of tbs-maatregel op te leggen. Het recidiverisico kan worden ingeperkt door middel van bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft meerdere malen met een mes in de richting van het lichaam van zijn slachtoffer gestoken en heeft hem hierbij geraakt in zijn rug. Dit is een zeer ernstig feit. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte zijn slachtoffer [slachtoffer] niet alleen grote vrees aangejaagd en gezorgd voor blijvende fysieke sporen van het incident, maar ook een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en zijn lichamelijke integriteit aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daarvan vaak nog jarenlang last en de herinnering daaraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Voorts is het bepaald niet aan verdachte te danken dat [slachtoffer] geen verdergaand (dodelijk) letsel heeft opgelopen. Dit is vooral het resultaat van het moedige ingrijpen van omstanders en medisch personeel. Ook de omstanders zullen het incident niet gauw vergeten, daar het incident zich overdag en midden op straat heeft afgespeeld, waardoor zij hier allen (ongewild) getuige van zijn geweest. Hierdoor zorgen dit soort feiten voor maatschappelijke onrust. De rechtbank neemt de verdachte de lichtzinnigheid waarmee hij is overgegaan tot het gebruiken van het mes, ernstig kwalijk.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander plegen van een winkeldiefstal. Deze vorm van criminaliteit veroorzaakt schade en overlast bij de getroffen winkelier. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door eigen belang en winstbejag ten nadele van een ondernemer.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 mei 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Uit het rapport van de deskundige Van Luijk volgt dat er bij verdachte sprake is van een post traumatische stress stoornis en een ouder-kind relatieprobleem. Het is waarschijnlijk dat de deze problemen van invloed zijn geweest op het bewezenverklaarde. Verdachte is opgegroeid in een situatie waarin hij getuige en slachtoffer is geweest van stelselmatige fysieke en verbale agressie. Het heeft bij verdachte geleid tot over-alertheid en zenuwachtigheid en er is een gebrekkige coping en affect- en agressieregulatie:
verdachte neigt tot externaliseren, verdringen negatieve herinneringen en heeft moeite
om negatieve emoties en problemen op adequate wijze te reguleren. Verdachte laat in
toenemende mate uitdagend, agressief grensoverschrijdend gedrag zien in probleemsituaties, situaties waarin de spanning toeneemt en verdachte kwetsbaar is. Van Luijk adviseert daarom om verdachte het bewezenverklaarde verminderd toe te rekenen. Daarnaast acht Van Luijk verdachtes handelingsvaardigheden zwak en worden deze gekleurd door cognitieve uitdagingen mede door een gebrek aan scholing in land van herkomst en de vlucht uit zijn
land. Hij lijkt de gevolgen van zijn handelen niet altijd te overzien, zeker op het moment
dat gevoelens van spanning toenemen. Verdachte kan dan agressief of dreigend reageren. Met betrekking tot pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden merkt Van Luijk op dat de periode dat verdachte in het gastgezin woont, een relatief rustige periode is voor verdachte. Er zijn geen grote incidenten en de gedragsproblemen die worden gemeld, kunnen worden besproken. Dit duidt erop dat een pedagogische beïnvloeding momenteel nog mogelijk is.
Van Luijk adviseert daarom toepassing van het minderjarigenstrafrecht.
De rechtbank is gelet op de conclusie van de deskundige Van Luijk en de omstandigheden waaronder de poging tot doodslag is gepleegd, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Uit het rapport van Reclassering Nederland van 23 oktober 2019 volgt dat de reclassering, gelet op de ernst van de onderhavige tenlastelegging interveniëren noodzakelijk acht.
De reclassering adviseert hierbij het commune strafrecht toe te passen. Hoewel de handelingsvaardigheden van verdachte verder ontwikkeld kunnen worden, lijkt hij ontvankelijk voor begeleiding door volwassenen (zoals leden van het pleeggezin waar hij woonde) en hij in Nederland nog onvoldoende zelfredzaam is, acht de reclassering dit geen doorslaggevende redenen voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Een pedagogische aanpak lijkt niet noodzakelijk en zou mogelijk zelfs kunnen botsen bij de doelen die verdachte zichzelf gesteld heeft, met name richting het (op korte termijn) opbouwen van een zelfstandig bestaan. Bovendien neemt hij al geruime tijd geen actief deel meer aan het gezin van herkomst (een gezinssysteem dat door het NIFP wordt betiteld als verstoord). Verdachte wordt voldoende intelligent geacht om in de Nederlandse maatschappij te kunnen (leren) functioneren. Hij is jong, maar lijkt niet jonger dan zijn kalenderleeftijd.
De reclassering adviseert een plan van aanpak in een gedwongen kader. Dit kan vanuit een detentiekader of een kader met bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De volgende bijzondere voorwaarden zouden daarbij van toepassing zijn:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of ambulante woonbegeleiding;
  • drugsverbod;
  • alcoholverbod;
  • zich inzetten voor het verkrijgen van (zelfstandige) huisvesting, zinvolle dagbesteding en stabiele financiële situatie.
Ter terechtzitting van 27 november 2019 heeft de heer S. Peters, jeugdreclasseringswerker werkzaam bij Samen Veilig Midden-Nederland (Save), verklaard intensief contact te hebben gehad met verdachte in het kader van een vrijwillige maatregel Toezicht & Begeleiding. In dat kader heeft hij verdachte een aantal keer bezocht in Teylingereind. Peters heeft verklaard dat hij zich kan vinden in de voorwaarden uit het rapport van Reclassering Nederland van 23 oktober 2019, maar dat hij van mening is dat jeugdreclassering passender is voor verdachte. Jeugdreclassering kan beter focussen op het pedagogische karakter van de voorwaarden, hetgeen essentieel is ter beperking van het recidiverisico bij deze verdachte.
Toepasselijk recht
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verdachte volgens het jeugdstrafrecht of het meerderjarigenstrafrecht moet worden bestraft. De verdachte was tijdens het plegen van de feiten 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het strafrecht voor volwassenen aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daar aanleiding voor geven.
De rechtbank vindt die aanleiding in deze zaak. De persoonlijkheid van deze nog jonge verdachte, zoals die onder meer is gebleken uit de rapportage van Van Luijk en de verklaring ter terechtzitting van Peters, en de omstandigheden waaronder met name de poging tot doodslag heeft plaatsgevonden, brengen de rechtbank tot het oordeel dat toepassing van het jeugdstrafrecht op zijn plaats is.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Alles overwegende is oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Van deze 24 maanden zal een gedeelte van 8 maanden in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. De rechtbank acht het geïndiceerd aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaarden te verbinden, waaronder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland in hun reclasseringsadvies van 23 oktober 2019, met dien verstande dat, ingevolge de toepassing van het jeugdstrafrecht, het reclasseringstoezicht door de rechtbank zal worden belegd bij de jeugdreclassering.
Niet dadelijk uitvoerbaar
De officier van justitie heeft gevorderd dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De rechtbank ziet in het dossier echter onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.058,41. Dit bedrag bestaat uit € 558,41 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/055655-19 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] geconcludeerd dat deze geheel kan worden toegewezen, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 7 maart 2019, tot die van de voldoening. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de rechtbank de verplichting oplegt aan verdachte tot betaling aan de staat van het opgelegde bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met vervangende hechtenis.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering ingevolge de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij verzocht de vordering af te wijzen, dan wel sterk te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost materiële schade ter hoogte van € 535,23 komt voor vergoeding in aanmerking.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost immateriële schade ter hoogte van € 2.500,- komt voor vergoeding in aanmerking. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag € 2.500,- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 23,18, zijnde reiskosten van de benadeelde partij naar het kantoor van de advocaat.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.035,23, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 maart 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door dertig dagen jeugddetentie, waarbij toepassing van de jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Ten aanzien van parketnummer 16.055655-19
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Ten aanzien van parketnummer 16.043471-19
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het onder 16.055655-9 primair bewezen verklaarde en het onder 16.043471-19 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
24 maanden;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
zich in het kader van de Maatregel Toezicht & Begeleiding meldt binnen twee werkdagen na zijn invrijheidsstelling tussen 9.00 en 12.00 uur bij Samen Veilig Midden-Nederland, Haagbeukweg 149 te Almere, telefoon 088-996 30 00. Verdachte dient zich te blijven melden op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
zich laat behandelen door i-psy Almere (Metropolestraat 1c 1315 KK Almere, telefoon 088 358 92 00) of een soortgelijke zorgverlener (al dan niet gespecialiseerd in interculturele hulpverlening), te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na aanmelding door de jeugdreclassering en richt zich tenminste op zijn psychosociale ontwikkeling, zelfreflectie en verantwoordelijkheidsbesef. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De jeugdreclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit alcoholverbod. De jeugdreclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
zich inzet voor het verkrijgen/ behouden van (zelfstandige) huisvesting, (zinvolle dagbesteding en een stabiele financiële situatie. Hij geeft de jeugdreclassering inzage in de activiteiten die hij onderneemt en de resultaten die hij boekt. Indien geïndiceerd door de toezichthouder verleent hij medewerking aan hulp door derden, bijvoorbeeld gericht op scholing/ arbeidstoeleiding;
- waarbij de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.035,23, bestaande uit
€ 535,23 voor materiële schade en € 2,500 voor immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 23,18;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.035,23 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. H. den Haan en R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2019.
Mr. H. den Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging van 16/055655-19
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 maart 2019 te Emmeloord, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- met een (ijzeren) staaf/buis op/tegen de neus en/of oogkas, althans in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt op de buik en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam en/of
- met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met dat mes een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de zij van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] met dat mes in de hand tussen zijn ogen, althans in/op/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 maart 2019 te Emmeloord, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
- met een (ijzeren) staaf/buis op/tegen de neus en/of oogkas, althans in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt op de buik en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam en/of
- met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met dat mes een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de zij van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] met dat mes in de hand tussen zijn ogen, althans in/op/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 maart 2019 te Emmeloord, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, de Zwartezeestraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
- het slaan met een (ijzeren) staaf/buis op/tegen de neus en/of oogkas, althans in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- het slaan/stompen van die [slachtoffer] op de buik en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam en/of
- het met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] steken en/of snijden en/of
- het maken van een stekende beweging met dat mes in de richting van de zij van die [slachtoffer] en/of
- het slaan/stompen van die [slachtoffer] met dat mes in de hand tussen zijn ogen, althans in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] , en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten een klaplong), althans enig (zwaar) lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
De tenlastelegging van 16/043471-19
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere kledingstukken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de Primark, heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 april 2019 en de aanvulling daarop van 17 mei 2019, genummerd 2019068370, opgemaakt door Politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 12 tot en met 1128. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1008.
3.Pagina 1009.
4.Pagina 1014.
5.Pagina 1015.
6.Pagina 1018.
7.Pagina 1019.
8.Pagina 1020.
9.Pagina 1124.
10.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een Forensisch-medisch onderzoek betreffende de heer [slachtoffer] , geboren [2001] , ondertekend door D. Botter, forensisch arts KNMG, op 14 oktober 2019,