ECLI:NL:RBMNE:2019:5883

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
16/055676-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld met vrijspraak van poging moord en poging tot zware letsel

Op 11 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Syrië, die beschuldigd werd van openlijk geweld en poging tot moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 maart 2019 in Emmeloord samen met anderen het slachtoffer heeft geslagen en gestompt, en hem heeft weerhouden van ontsnapping aan de gewelddadige situatie. De verdachte is een first offender zonder agressie- of andere problematiek. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en poging tot het toebrengen van zwaar letsel, omdat de bijdrage van de verdachte aan het primair ten laste gelegde feit onvoldoende gewicht had en er geen letsel was waargenomen dat door verbalisanten of deskundigen was vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan openlijk geweld, waarbij hij het slachtoffer heeft geslagen met een staaf en hem heeft tegengehouden. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de schade het gevolg was van de messteek van de medeverdachte, waarvoor de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/055676-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1997] te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 mei 2019, 30 juli 2019 en 27 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte, zijn raadsvrouw mr. M.N. de Bruijn, advocaat te Almere, en mr. J.A. Neslo, advocaat te Almere, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/055655-19:
primair:
op 7 maart 2019 in Emmeloord heeft geprobeerd samen met anderen [slachtoffer] te vermoorden, althans te doden;
subsidiair:
op 7 maart 2019 in Emmeloord heeft geprobeerd samen met anderen [slachtoffer] , al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair:
op 7 maart 2019 in Emmeloord openlijk geweld heeft gepleegd, waarbij het door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad voor [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Hij heeft hierbij partiële vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde voor zover voorbedachten rade ten laste is gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte integraal vrij te spreken van het ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een handeling als onder de gedachtestreepjes ten laste gelegd, heeft begaan. Daarnaast is er geen sprake geweest van medeplegen, waardoor verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken ten aanzien van alle feiten. Voorts stelt zij ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde dat geen sprake is geweest van voorbedachten rade. Tot slot stelt zij dat verdachte niet de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe hierbij aangifte van mishandeling gepleegd op 7 maart 2019 in de Zwartezeestraat in Emmeloord. [getuige 1] zei tegen mij dat hij [medeverdachte] en [verdachte] naar ons toe zag lopen. [getuige 1] zei dat hij zag dat [medeverdachte] een ijzeren staaf bij zich had. [medeverdachte] heeft mij op mijn neus en oogkas geslagen met een gebalde vuist. Hij sloeg hard want ik zag wit. Dit is nu iets verdikt. [verdachte] was mij aan het slaan in mijn buik en op mijn hoofd. Elke keer als ik richting [medeverdachte] kwam dan sloeg [verdachte] mij. [2] [getuige 1] kwam terugrennen en zei de vader van [slachtoffer] komt eraan. Op dat moment hoorde ik [medeverdachte] godverdomme zeggen in het Arabisch en wegrennen met [verdachte] . [3]
[getuige 2] heeft als getuige, onder meer, verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag 2 jongens lopen in de richting van de drie jongens die op de hoek stonden te praten. Ik weet dat 1 van die twee jongens (nummer 4 en 5)[de rechtbank begrijpt: verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ]
met een soort swifferstok met schroefdraad liep en begon te slaan op het lichaam van nummer 3. [4] Ik zag dat jongen 3 op de grond lag op zijn knieën en hij werd meerdere malen in zijn gezicht geslagen of gestompt. [5]
[getuige 1] heeft als getuige, onder meer, verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [medeverdachte] en [verdachte] ook in de Zwartezeestraat liepen. Ik zag dat zij mij tegemoet kwamen en ook richting de zijstraat liepen waar [slachtoffer][de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ]
en [A][de rechtbank begrijpt: [A] ]
waren ingelopen. Ik zag toen dat [medeverdachte] een staaf in zijn handen had. [6] Ik hoorde dat [medeverdachte] tegen [slachtoffer] aan het schreeuwen was. Voordat [slachtoffer] ook maar iets tegen [medeverdachte] kon zeggen, zag ik dat [medeverdachte] direct [slachtoffer] twee keer met die staaf sloeg. lk zag dat [medeverdachte] zijn arm omhoog deed terwijl hij die staaf vast had. Ik zag dat [medeverdachte] [slachtoffer] twee keer raakte op zijn linker schouder raakte. Ik zag dat hij zijn rechter hand omhoog deed. Ik zag dat [slachtoffer] naar de overkant van de straat was gerend en weg wilde rennen naar de Zwartezeestraat. Ik zag dat [verdachte] voor [slachtoffer] op de stoep stond en zag dat hij [slachtoffer] wilde tegen houden. Ik zag namelijk dat [verdachte] zijn armen wijd deed en kort hierna zag ik dat [verdachte] [slachtoffer] vast pakte. [7]
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde en overweegt daartoe het volgende. Vast staat dat [slachtoffer] op 7 maart 2019 letsel heeft opgelopen in een gevecht dat heeft plaatsgevonden op de Zwarte Zeestraat in Emmeloord. In dit gevecht is [slachtoffer] door [medeverdachte] gestoken met een mes. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte voorafgaand aan het gevecht wetenschap heeft gehad van het feit dat [medeverdachte] een mes bij zich droeg. Evenmin is gebleken dat verdachte handelingen heeft verricht die de pogingen van [medeverdachte] om [slachtoffer] te steken (bewust) hebben vergemakkelijkt. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en diens medeverdachte niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van verdachte aan het primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht.
Vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde en overweegt daartoe het volgende. Ondanks zijn stellige ontkenning, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de door [medeverdachte] meegebrachte buis/staaf. Uit de geneeskundige verklaring en het Forensisch-medisch onderzoek blijkt echter dat het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen, een klaplong, het gevolg is van de messteek. Gelet op de verklaringen van aangever en getuigen zou aangever meermalen (met de buis) zijn geslagen, onder meer in zijn gezicht en tegen het lichaam. Deze handelingen hebben echter kennelijk geen letsel opgeleverd dat door verbalisanten of deskundigen is waargenomen. Gelet op het voorgaande zal verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging van het meer subsidiair ten laste gelegde
Door de verdediging is betoogd dat verdachte van het meer subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat van de zijde van verdachte geen sprake is geweest van een wezenlijke en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het feit.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, dat hij enkel samen met medeverdachte [medeverdachte] op weg was naar de Jumbo, onaannemelijk is en zal deze terzijde schuiven. Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte] richting de woning van aangever [slachtoffer] gegaan, alwaar zij hem troffen. Zij hebben vervolgens bewust de confrontatie opgezocht. Verdachte wist dat [medeverdachte] bewapend was met een staaf/buis, maar heeft zich desalniettemin niet onttrokken aan de confrontatie. Verdachte heeft tijdens het gevecht een actieve bijdrage geleverd aan de geweldshandelingen door aangever te slaan en hem tegen te houden toen [slachtoffer] aan zijn benarde situatie wilde ontkomen. Tot slot zijn [medeverdachte] en verdachte samen gevlucht. Op grond van voorgaande staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel een getalsmatige aanvulling was op [medeverdachte] , maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee is het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Partiële vrijspraak van het meer subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het meer subsidiair ten laste gelegde feit en overweegt hiertoe als volgt. Uit het dossier, en met name de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , komt naar voren dat het vastgestelde letsel, zijnde een klaplong, te wijten is aan de messteek die is toegebracht door [medeverdachte] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
meer subsidiair:
op 7 maart 2019 te Emmeloord, tezamen en in vereniging met een ander, op of aan de openbare weg, de Zwarte Zeestraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
  • het slaan met een staaf/buis tegen die [slachtoffer] en
  • het slaan/stompen van die [slachtoffer] tegen het lichaam.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
meer subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, met daarbij een voorwaardelijk deel met een proeftijd en enkel de algemene voorwaarde.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Hoewel verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het door de medeverdachte gedragen mes, heeft hij meegeholpen het slachtoffer te slaan en te stompen en hem weerhouden van het ontsnappen aan de benarde situatie waarin hij zich bevond. Met zijn handelen heeft verdachte er aan bijgedragen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer is geschonden. Het incident heeft zich overdag en midden op straat afgespeeld, waardoor omstanders (ongewild) getuige zijn geweest van de agressie die verdachte en diens medeverdachte botvierden op het slachtoffer. Dit soort gewelddadige feiten versterkt gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 april 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt voorts rekening met de inhoud van het reclasseringsadvies (rechtszitting) van 14 november 2019, opgesteld door R. van Duijn, reclasseringswerker van Reclassering Nederland, waarin wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte staat open voor hulpverlening vanuit een vrijwillig kader, conformeert zich aan afspraken met Young Force en de bewindvoerder en stelt zich hierin begeleidbaar op. De reclassering is van mening dat verdachte vanuit een vrijwillig kader voor een behandeltraject kan kiezen, en adviseert daarom geen reclasseringstoezicht en verplichte behandeling, mede omdat verdachte een
first offenderis en er verder geen sprake lijkt van agressieproblematiek.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, nu die eis is gebaseerd op de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. Een deel daarvan, namelijk 2 maanden, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen om verdachte te stimuleren om op het juiste pad te blijven. Gelet op de aard van het feit en de persoon van verdachte acht de rechtbank bijzondere voorwaarden niet passend, maar acht zij de verdachte in staat om hulp te zoeken in een vrijwillig kader.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.058,41. Dit bedrag bestaat uit € 558,41 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] geconcludeerd dat deze geheel kan worden toegewezen, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, de verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 7 maart 2019, tot die van de voldoening. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de rechtbank de verplichting oplegt aan verdachte tot betaling aan de staat van het opgelegde bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met vervangende hechtenis.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering ingevolge de bepleite vrijspraak.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De geleden schade is een rechtstreeks gevolg van de messteek die de benadeelde door medeverdachte is toegebracht. Verdachte is voor dat gedeelte vrijgesproken.
Nu verdachte voor de daad welke tot deze schade heeft geleid is vrijgesproken zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van drie (3) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. H. den Haan en R.B. Eigeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2019.
Mr. H. den Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 maart 2019 te Emmeloord, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
  • met een (ijzeren) staaf/buis op/tegen de neus en/of oogkas, althans in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
  • die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt op de buik en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam en/of
  • met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
  • met dat mes een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de zij van die [slachtoffer] en/of
  • die [slachtoffer] met dat mes in de hand tussen zijn ogen, althans in/op/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 maart 2019 te Emmeloord, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg
  • met een (ijzeren) staaf/buis op/tegen de neus en/of oogkas, althans in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
  • die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt op de buik en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam en/of
  • met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
  • met dat mes een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de zij van die [slachtoffer] en/of
  • die [slachtoffer] met dat mes in de hand tussen zijn ogen, althans in/op/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 maart 2019 te Emmeloord, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg, de Zwartezeestraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
  • het slaan met een (ijzeren) staaf/buis op/tegen de neus en/of oogkas, althans in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] en/of
  • het slaan/stompen van die [slachtoffer] op de buik en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam en/of
  • het met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] steken en/of snijden en/of
  • het maken van een stekende beweging met dat mes in de richting van de zij van die [slachtoffer] en/of
  • het slaan/stompen van die [slachtoffer] met dat mes in de hand tussen zijn ogen, althans in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] , en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten een klaplong), althans enig (zwaar) lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 april 2019 en de aanvulling daarop van 17 mei 2019, genummerd 2019068370, opgemaakt door Politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 12 tot en met 1128. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1008
3.Pagina 1009.
4.Pagina 1014.
5.Pagina 1015.
6.Pagina 1018.
7.Pagina 1019.