ECLI:NL:RBMNE:2019:5856

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
16/192164-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Poolse man voor meerdere inbraken en geweld tegen een politieambtenaar

Op 10 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 40-jarige man uit Polen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, voor meerdere inbraken en diefstallen bij een carwash en tankstations in Almere. De man heeft in de periode van april tot en met augustus 2019 herhaaldelijk inbraken gepleegd, waarbij hij geld heeft gestolen uit betaalautomaten en benzine heeft verduisterd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde uit financieel gewin en geen respect toonde voor andermans eigendommen, wat zwaar werd aangerekend. Een medeverdachte, een 31-jarige man uit Polen, werd veroordeeld tot 3 weken cel voor het verzetten tegen de aanhouding van de hoofdverdachte. De rechtbank sprak de medeverdachte vrij van de inbraken, omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid te bevestigen. De rechtbank oordeelde dat de geweldpleging tegen de agent wel bewezen was, wat leidde tot de veroordeling van de hoofdverdachte voor wederspannigheid. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/192164-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon-of verblijfplaats hier te lande,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.TENLASTELEGGING

Feit 1
op 9 augustus 2019 te Bussum zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 2
op 14 april 2019 te Almere met een ander geldbedragen van [benadeelde 1] heeft gestolen door vijf betaalautomaten van wasboxen open te breken;
feit 3
op 4 juli 2019 te Almere met een ander geldbedragen van [benadeelde 2] heeft gestolen door muntapparaten behorend bij wasboxen, stofzuigerautomaten, een doekjesautomaat en/of een luchteiland om banden op te pompen open te breken;
feit 4
primair
in de periode van 22 juni 2019 tot en met 6 augustus 2019 te Muiden met een ander benzine van [benadeelde 3] heeft gestolen;
subsidiair
in de periode van 22 juni 2019 tot en met 6 augustus 2019 te Muiden met een ander benzine van [benadeelde 3] heeft verduisterd;
feit 5
op 24 juni 2019 te Almere met een ander geldbedragen van [benadeelde 1] heeft gestolen door twee stofzuigerautomaten open te breken;
feit 6
op 14 juli 2019 te Almere met een ander geldbedragen van [benadeelde 1] heeft gestolen door vijf betaalautomaten van wasboxen en/of een betaalautomaat van een stofzuigerautomaat open te breken;
feit 7
op 24 juli 2019 te Almere met een ander heeft gepoogd een geldbedrag van [benadeelde 1] te stelen door een kap van een wasautomaat op te breken;
feit 8
in de periode van 5 tot en met 6 augustus 2019 te Wassenaar met een ander een radio, een accu, een kentekenbewijs en een iPhone lader van [benadeelde 4] heeft gestolen.

2.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.WAARDERING VAN HET BEWIJS

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegd schriftelijk requisitoir. De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde heeft de officier van justitie tot vrijspraak gerequireerd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zijn standpunt verwoord in de ter terechtzitting overgelegde pleitnota. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft hij daartoe aangevoerd dat de politieambtenaar geen pijn of letsel heeft ondervonden. Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 8 heeft hij aangevoerd dat de enkelvoudige fotoherkenningen van verdachte onbetrouwbaar en onrechtmatig zijn, waardoor deze niet voor bewijsgebruik in aanmerking komen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 tot en met 8
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om verdachte te veroordelen voor de onder 2 tot en met 8 ten laste gelegde feiten, en zal verdachte hiervan vrijspreken.
In alle gevallen gaat het om diefstal in vereniging (met braak) of een poging daartoe, waarbij geldbedragen uit betaalautomaten, brandstof en diverse goederen uit een auto zijn weggenomen. De feiten zijn gepleegd bij een autowasserette en tankstations. Van elk van deze feiten is aangifte gedaan, zijn camerabeelden uitgekeken en beschreven. Schermafdrukken van deze camerabeelden bevinden zich in het procesdossier.
Feit 2 en 3
Het procesdossier bevat een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , waarin hij verbaliseert dat hij verdachte herkent op ‘schermafdrukken van bewegende
camerabeelden’. In dit proces-verbaal is niet vermeld om welke camerabeelden dit precies gaat. De rechtbank kan niet enkel op basis van het zogenaamde PL-nummer van het proces-verbaal zelf de conclusie trekken dat het om de schermafdrukken van bewegende camerabeelden zou moeten gaan die horen bij de aangiftes van feit 2 en 3. Nu de herkenning een zeer belangrijk onderdeel van de door de officier van justitie gepresenteerde bewijsconstructie is – immers, verdachte ontkent zijn betrokkenheid bij het feit – is de rechtbank van oordeel dat uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] onmiskenbaar had moeten blijken op basis van welke schermafdrukken van bewegende camerabeelden hij verdachte heeft herkend. Nu dit niet het geval is, zal de rechtbank dit niet zelf interpreteren en om die reden is het proces-verbaal van [verbalisant 1] niet bruikbaar als bewijsmiddel. Omdat de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten ook niet uit andere bewijsmiddelen blijkt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 2 en 3.
Feit 4
Het procesdossier bevat een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] waarin hij verbaliseert dat de tatoeage op verdachtes rechteronderarm qua vorm en kleur overeenkomt met de tatoeage op de rechteronderarm van ‘verdachte 1’ op de camerabeelden. De rechtbank overweegt dat van dit feit geen bewegende camerabeelden beschikbaar zijn geweest, maar alleen schermafdrukken van de bewegende camerabeelden. Op deze schermafdrukken is te zien dat de persoon die aan het tanken is een donkerkleurige tatoeage op zijn rechteronderarm heeft. De tatoeage zelf is echter niet duidelijk te zien. Gelet hierop, en het feit dat dergelijke tatoeages, zogenaamde ‘sleeves’, veelvuldig voorkomen, acht de rechtbank een herkenning enkel op basis van deze tatoeage niet voldoende specifiek en onderscheidend genoeg om op basis daarvan vast te kunnen stellen dat ‘verdachte 1’ [verdachte] betreft. Verder verbaliseert [verbalisant 2] dat hij door de pet en zonnebril die ‘verdachte 1’ draagt, niet kon vaststellen of verdachte [verdachte] qua uiterlijke kenmerken in zijn gezicht ook overeenkomt met ‘verdachte 1’. Wel zag hij dat verdachte [verdachte] qua huidskleur, signalement en geschatte leeftijd overeen komt met ‘verdachte 1’ op de camerabeelden.’ De rechtbank acht een herkenning gebaseerd op zulke algemene punten, die bovendien niet nader worden omschreven, ook in onderlinge samenhang bezien, onvoldoende specifiek en onderscheidend om vast te kunnen stellen dat verdachte degene is geweest die heeft getankt zonder te betalen.
Feit 5
Ten aanzien van de camerabeelden is geen proces-verbaal van herkenning opgenomen. Ook blijkt niet uit andere stukken uit het procesdossier dat verdachte een van de mannen op de camerabeelden is. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 5.
Feit 6 en 7
Het procesdossier bevat ten aanzien van deze feiten in beide gevallen een proces-verbaal van bevindingen van een verbalisant ( [medeverdachte 1] ten aanzien van feit 6 en [verbalisant 2] ten aanzien van feit 7) waarin wordt geverbaliseerd dat [verdachte] op de camerabeelden wordt herkend aan de Nike schoenen die hij droeg op de beelden van feit 2. . Daarnaast relateert [medeverdachte 1] dat hij [verdachte] ook herkent vanwege het gebruik van de Opel Corsa, die bij eerdere strafbare feiten is gebruikt. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van de feiten waarnaar in de herkenning wordt verwezen, acht de rechtbank een herkenning op basis daarvan niet bruikbaar voor het bewijs van feit 6 en 7. Daarnaast stellen beide verbalisanten zowel in het geval van feit 6 als in het geval van feit 7 dat de persoon op de camerabeelden ook qua postuur, houding en haardracht overeenkomt met verdachte [verdachte] . De rechtbank is van oordeel dat deze kenmerken onvoldoende specifiek en onderscheidend zijn om vast te kunnen stellen dat verdachte één van de daders is geweest. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de camerabeelden zeer onduidelijk zijn en dat de gezichten van de verdachten niet zichtbaar in beeld komen. Wel is te zien dat beide verdachten een pet dragen, waardoor een herkenning aan de hand van haardracht wordt bemoeilijkt. Het voorgaande maakt dat de herkenning in onvoldoende mate overtuigt als betrouwbaar. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 6 ten laste gelegde.
Feit 8
Uit de beschrijving van deze camerabeelden blijkt dat een auto komt aanrijden met daarin twee personen. Vervolgens stapt één van de twee mannen uit en wordt de diefstal door deze man gepleegd. De tweede persoon blijft al die tijd in de auto zitten. Tijdens zijn verhoor bij de politie heeft medeverdachte [medeverdachte 2] bekend degene te zijn geweest die de diefstal alleen heeft gepleegd. Op basis van deze verklaring en andere stukken in het procesdossier stelt de rechtbank vast dat het niet verdachte is geweest die deze diefstal heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 8 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
[verbalisant 1] heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
Op 9 augustus 2019 was ik, verbalisant, in uniform gekleed en met toezicht belast en rijdend op een opvallend politievoertuig te Bussum. [2] Ik vertelde [verdachte] dat er een signalering staat op [medeverdachte 2] en dat hij moet worden aangehouden. Ik heb tegen [medeverdachte 2] gezegd dat hij was aangehouden wegens een signalering op zijn naam. Ik zag dat [medeverdachte 2] weg rende in de richting van de Driestweg. Ik wilde achter hem aan rennen. Ik zag dat [verdachte] mijn doorgang belemmerde door zich breed te maken op het trottoir. Ik heb [verdachte] opzij geduwd en ben achter [medeverdachte 2] aan gerend. Ik zag dat hij ten val kwam op de hoek van de Gildestraat met de Driestweg. Ik heb [medeverdachte 2] beet gepakt en probeerde hem onder controle te brengen. Op dat moment voelde ik dat ik opzij werd geduwd. Ik keek naast mij en ik zag dat [verdachte] naast mij stond en zichzelf tussen mij en [medeverdachte 2] in probeerde te manoeuvreren. Ik voelde dat hij mij steeds in een andere richting probeerde te duwen en te trekken dan die waarin [medeverdachte 2] zich verplaatste. Ik voelde op dat moment een klap tegen mijn bovenlip. Ik zag dat dit gedaan werd door [verdachte] . Ik voelde dat ik mijn greep op [medeverdachte 2] kwijt raakte. Ik voelde dat [medeverdachte 2] zich los rukte en ik zag dat hij weg rende de Driestweg in. Ik heb [verdachte] van mij weg geduwd en ben weer achter [medeverdachte 2] aan gegaan. Ik zag dat [medeverdachte 2] een portiek binnen ging en de deur wilde sluiten. Ik heb toen een sprong gemaakt en heb de deur open getrapt om te voorkomen dat hij de deur zou sluiten. Op dat moment zag en voelde ik dat ik werd beetgepakt door [verdachte] . Ik voelde dat hij mij in de richting van de straat probeerde te duwen, in ieder geval in een andere richting dan de woning in. Ik zag en voelde dat [verdachte] zich langs mij heen werkte en de gang van de woning in ging. Ik voelde dat hij samen met [medeverdachte 2] de deur probeerde te sluiten. Ik heb mijn voet tussen de deur gezet om te voorkomen dat de deur werd gesloten en ik heb via de meldkamer assistentie ingeroepen. [3]
Getuige [getuige] heeft het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 9 augustus 2019 te Bussum hoorde ik een hoop geschreeuw buiten. Ik zag dat een man uit de richting van de Huizerweg aan kwam rennen. Kort achter deze man zag ik een politieagent rennen. Achter deze agent zag ik een andere man rennen. Vervolgens zag ik dat de eerste man op straat viel. Ik zag dat de politieagent bovenop de man sprong om hem te pakken. Ik zag dat de politieagent de man optilde en weer ging staan. Ik zag dat de tweede man inmiddels ook daar was. Ik zag dat de tweede man naar de agent en de man toe liep. Ik zag dat de tweede man de eerste man probeerde los te trekken van de agent. Ik zag dat de tweede man aan de eerste man en aan de agent aan het trekken was. Ik hoorde de politieagent op een gegeven moment zeggen: “Auw mijn kaak, auw mijn kaak” Ik hoorde dat de agent dit meerdere malen zei. Ineens zag ik dat het de twee mannen lukte om bij de politieagent weg te rennen. Ik zag dat de twee naar een woning aan de Driestweg renden. Ik zag dat de twee mannen de woning daar binnen gingen. [4]
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer, dat verdachte zou moeten worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat de politieambtenaar geen pijn of letsel zou hebben ondervonden. Het oplopen van pijn of letsel door [verbalisant 1] is niet ten laste gelegd en is bovendien geen bestanddeel van wederspannigheid, zodat dit niet hoeft te worden bewezen.

4.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 9 augustus 2019 te Bussum, gemeente Gooise Meren, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van [medeverdachte 2] , immers heeft hij die [verbalisant 1] de doorgang belemmerd en zichzelf tussen die [verbalisant 1] en die [medeverdachte 2] gepositioneerd en die [verbalisant 1] vastgepakt en weggeduwd en weggetrokken en die [verbalisant 1] een klap gegeven tegen diens gezicht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1
wederspannigheid.

6.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Met het oog op de door de raadsman bepleitte vrijspraak is verzocht aan verdachte geen straf op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid, waarbij hij politieambtenaar [verbalisant 1] onder andere heeft weggetrokken en hem een klap in zijn gezicht heeft gegeven, waardoor [medeverdachte 2] kon ontkomen aan zijn aanhouding. Verdachte heeft door zo te handelen de verbalisant gehinderd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Politieambtenaren verrichten bovendien een publieke taak. Dat dient te worden gerespecteerd. Verdachte heeft door zijn gewelddadig handelen tegenover deze politieambtenaar zich daarvan geen enkele rekenschap gegeven.
De persoon van de verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
De straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak worden miskend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, passend en geboden is en zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op het artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht, zoals het artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 tot en met 8 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) weken;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 9 augustus 2019 te Bussum, gemeente Gooise Meren, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van [medeverdachte 2] , immers heeft hij die [verbalisant 1] de doorgang belemmerd en/of zichzelf tussen die [verbalisant 1] en die [medeverdachte 2] gepositioneerd en/of die [verbalisant 1] vastgepakt en/of weggeduwd en/of weggetrokken en/of die [verbalisant 1] een klap gegeven tegen diens lip/mond/gezicht;
feit 2
hij op of omstreeks 14 april 2019 te Almere (aan de [adres] en/of [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, door vijf wasbox(en) en/of de betaalautomaat in die wasbox(en) open te breken;
feit 3
hij op of omstreeks 4 juli 2019 te Almere (aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, door één of meerdere muntapparaten (behorend bij (een) wasbox(en) en/of (een)
stofzuigerautoma(a)ten) en/of een doekjesautomaat en/of een luchteiland om banden op te pompen) open te breken;
feit 4
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2019 tot en met 6 augustus 2019 te Muiden, gemeente Gooise Meren (aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid brandstof/benzine, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2019 tot en met 6 augustus 2019 te Muiden, gemeente Gooise Meren tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een hoeveelheid brandstof/benzine, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke benzine verdachte en/of zijn mededaders bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de [adres] , hadden getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte en/of zijn mededaders aldus anders dan
door misdrijf onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 5
hij op of omstreeks 24 juni 2019 te Almere (aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, door twee stofzuigerautomaten open te breken;
feit 6
hij op of omstreeks 14 juli 2019 te Almere (aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, door vijf wasbox(en)/was-units en/of de betaalautomaat in die wasbox(en)/was-units en/of een
(betaalautomaat van een) stofzuigerautomaat open te breken;
feit 7
hij op of omstreeks 24 juli 2019 te Almere (aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten
aan [benadeelde 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een (kap van een) wasautomaat heeft/hebben opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 8
hij in of omstreeks de periode van 5 augustus 2019 tot en met 6 augustus 2019 te Wassenaar (aan de [adres] )tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een radio, een accu, een kentekenbewijs en een Iphone lader, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 11 augustus 2019, genummerd PL0900-2019239886 (zakentraject), 2019239154, 2019239138, 2019111794, 2019206064, 2019077306, 2019235805, 2019242669, 2019242649, 2019242678, 2019220370, 2019243501, 2019243685, 2019213153, 2019249480, 2019190921, 2019249449 opgemaakt door politie Midden-Nederland, recherche Almere Buiten-Hout, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 490. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 17.
3.Pagina 18.
4.Pagina 366.