4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleidend: wat is gebleken over de feitelijke gang van zaken
Van vrijdag 28 juni 2019 tot en met zondag 30 juni 2019 vond in Biddinghuizen het Defqon festival plaats. Gedurende dit festival werd door meer mensen aangifte gedaan van diefstal van hun telefoon. Er werden diverse signalementen doorgegeven. Op zondag 30 juni 2019 zag iemand van de organisatie van het festival een groep van vier personen die volgens zijn verklaring voldeden aan opgegeven signalementen en die zonder crewbandje op de crewcamping liepen. Deze vier personen gingen een tent in (hierna: tent A). Medewerkers van de organisatie van het festival hebben deze personen toen gevraagd naar buiten te komen en gevraagd of ze tent A mochten doorzoeken. Daarin werd niets relevants aangetroffen. Volgens de verklaring van een medewerker van het festival zei een omstander tegen hem dat hij de vier personen ook in een naastgelegen tent heeft gezien (hierna: tent B). Daarop werd ook tent B doorzocht en daarin werden in totaal 81 mobiele telefoons aangetroffen. Beide tenten zijn in beslag genomen. Als verdachten zijn aangehouden:
- verdachte
- [medeverdachte 1]
- [medeverdachte 2]
- [medeverdachte 3]
Later die dag zag een beveiliger twee personen die in zijn ogen voldeden aan circulerende opgaves van signalementen van personen die telefoons zouden hebben gestolen. Een politieagent heeft deze twee personen staande gehouden en hij ontdekte toen dat ieder van hen onder de bovenkleding een geprepareerd pak droeg, met daarin/daaronder mobiele telefoons. Deze personen zijn door hem als verdachten aangehouden. Deze personen bleken te zijn genaamd:
- [medeverdachte 4]
- [medeverdachte 5]
Bij gelegenheid van nader onderzoek is vastgesteld dat [medeverdachte 4] 22 mobiele telefoons in zijn geprepareerde pak droeg. Van vier van die onder hem aangetroffen 22 telefoons is aangifte gedaan van diefstal dan wel een bericht ontvangen van diefstal. In/onder het door
gedragen geprepareerde pak bleek van de aanwezigheid van 10 mobiele telefoons. Van zeven van die telefoons is aangifte gedaan van diefstal.
In de nacht van 30 juni op 1 juli 2019 zag een nachtsurveillant op de crewcamping van het festivalterrein iemand die in zijn ogen voldeed aan het doorgegeven signalement van de personen die telefoons zouden hebben gestolen. Deze persoon stond op de plek waar de tenten A en B stonden, voordat deze in beslag genomen waren. Deze man had geen crewbandje voor de crewcamping om. Ook deze man is als verdachte aangehouden. Het bleek te gaan om [medeverdachte 6] .
De door verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] als verdachten ieder voor zich afgelegde verklaringen houden in de kern in dat zij niets met de diefstal van de telefoons te maken hebben. Zij zouden gevieren naar het festival zijn gekomen. De verklaringen over wanneer zij op het festival geweest zouden zijn, hoe lang en om wat voor reden zij het festivalterrein hadden verlaten lopen onderling uiteen.
[medeverdachte 4] heeft bij de politie geen verklaring willen afleggen. [medeverdachte 5] heeft bij de politie als verdachte verklaard dat iemand hem geld had aangeboden om telefoons vanaf het festivalterrein naar buiten dat terrein te brengen.
[medeverdachte 7] verklaarde bij de politie als verdachte dat hij alleen naar Nederland was gereisd, en dat hij de hierboven genoemde verdachten niet kende.
De inbeslaggenomen tenten zijn doorzocht. In tent B (waar de 81 telefoons zijn gevonden) is aangetroffen en in beslag genomen:
- Een portemonnee met een ID-kaart op naam van [medeverdachte 7]
- 7 tickets voor een busreis van Barcelona naar Amsterdam, met als aankomstdatum 27 juni 2019. Deze tickets hadden hetzelfde reserveringsnummer. Zes namen op de tickets kwamen overeen met namen van de verdachten, namelijk:
o [verdachte]
o [medeverdachte 1]
o [medeverdachte 2]
o [medeverdachte 3]
o [medeverdachte 5]
o [medeverdachte 7] .
Er is ook onderzoek gedaan naar aan de personen van de verdachten te relateren
social media. Daaruit komt onder meer naar voren dat [medeverdachte 7] op Facebook bevriend is met [medeverdachte 4] , verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Op basis van het bovenstaande trekt de rechtbank de conclusies dat de verdachten bekenden van elkaar zijn (direct, of indirect via andere verdachten), en dat zij (wellicht op [medeverdachte 4] na; van hem kon dit niet worden vastgesteld) kort voor het Defqon festival gezamenlijk met de bus naar Nederland zijn gereisd. Dit in tegenstelling tot wat door ieder van hen bij de politie is verklaard.
Op grond van het bovenstaande bestonden er onmiskenbaar ernstige bezwaren tegen verdachte voor betrokkenheid bij de diefstal of heling van mobiele telefoons, met voorlopige hechtenis als gevolg daarvan. Immers, de verdachte bezwarende feiten en omstandigheden vroegen van verdachte om een nadere verklaring die dat bezwarende karakter kon ontzenuwen, maar die verklaring bleef uit. Ondertussen is nader opsporingsonderzoek ingesteld naar de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal of heling van de telefoons.
Op grond van de inhoud van het aan de rechtbank gepresenteerde einddossier en op grond van wat op het onderzoek ter terechtzitting is verhandeld ligt de bewijsvraag ter beantwoording voor: kan bewezen worden verklaard dat verdachte zich (al dan niet samen met anderen) schuldig heeft gemaakt aan diefstal of heling van de telefoons op het Defqon festival, zoals omschreven in de tenlastelegging.
Bewijsoordeel
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich op de in de tenlastelegging genoemde tijd en plaats schuldig heeft gemaakt aan diefstal van telefoons (het primair tenlastegelegde), zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De rechtbank licht dat oordeel als volgt toe.
Voorop moet worden gesteld dat op grond van de potentiële bewijsmiddelen in het dossier niet feitelijk kan worden vastgesteld dat verdachte op de in de tenlastelegging genoemde tijd en plaats een telefoon van iemand heeft weggenomen. Evenmin is er rechtstreeks bewijs voorhanden, waaruit volgt dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer anderen ten aanzien van wie feitelijk moet worden vastgesteld dat door hen telefoons zijn gestolen. De rechtbank ziet dit bewijs ook niet in het in de telefoon van [medeverdachte 4] aangetroffen WhatsApp-gesprek (zoals de officier van justitie heeft betoogd). De door de officier van justitie van die inhoud gegeven duiding dat informatie is gewisseld over het aantal telefoons dat is buit gemaakt en dat namen worden genoemd die in verband zouden kunnen worden gebracht met de namen van medeverdachten, is in het licht van de gerezen verdenking en bezwaren weliswaar te volgen, maar is voor het bewijs voor daderschap van verdachte, als dief van de telefoons, ontoereikend, laat staan voor het bewijs van zijn nauwe en bewuste samenwerking met één of meer mededaders. Uit de inhoud van het dossier volgt slechts dat verdachte samen met een van de personen bij wie gestolen telefoons op het lichaam zijn aangetroffen, naar het festival is gereisd en dat in een tent die door enkele van de door de officier van justitie aangewezen groep van verdachten zou zijn gebruikt, gestolen telefoons zijn aangetroffen, zij het dat niet duidelijk is kunnen worden door welke verdachten.
Verdachte wordt ook vrijgesproken van het subsidiaire verwijt van heling van de gestolen telefoons. Er is geen bewijs voorhanden dat verdachte op enig moment de beschikkingsmacht over de in tent B aangetroffen gestolen telefoons heeft gehad. Er is geen ondubbelzinnig bewijs voorhanden dat verdachte in die tent is geweest of dat het bezit of gebruik van deze tent aan verdachte kan worden toegeschreven. Er is geen bewijs dat verdachte die tent is binnengegaan of heeft verlaten. De verklaring van een getuige dat hij een (onbekend gebleven) omstander zou hebben horen zeggen dat enkele verdachten ook in tent B hebben geslapen, is daarvoor ontoereikend. Ook het aantreffen van het busticket van verdachte in tent B maakt nog niet dat moet worden aangenomen dat verdachte de beschikkingsmacht over de in die tent aangetroffen telefoons moet hebben gehad. Verder geldt ook hier dat bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking met anderen die de beschikkingsmacht over de telefoons hebben gehad, ontbreekt.