ECLI:NL:RBMNE:2019:5731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
16/023167-19 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van pakketten door pakketbezorger met ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2019 uitspraak gedaan tegen een verdachte die als pakketbezorger 31 pakketten met telefoons en simkaarten heeft verduisterd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de baten van het bewezen verklaarde feit, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft een bedrag van € 9.225,- gevorderd, wat de helft is van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 18.450,-, gebaseerd op het ontnemingsrapport. De verdediging heeft betoogd dat het geschatte voordeel moet worden gehalveerd en dat de waarde van de telefoons niet op de nieuwwaarde moet worden gebaseerd, maar op 25% daarvan, wat zou neerkomen op een bedrag van € 2.306,25.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de schatting van de officier van justitie terecht is, omdat de telefoons ten tijde van de verduistering nieuw waren en de rechtbank geen aanleiding zag om van de schatting af te wijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en een andere persoon betrokken waren bij de verduistering, en heeft daarom het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 9.225,-. De rechtbank legt de verdachte de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/023167-19 (ontneming)

Vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2019

in de ontnemingszaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
(hierna te noemen: [veroordeelde] ).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2019, waarbij zijn gehoord:
- mr. D.C. Smits, officier van justitie;
- [veroordeelde] en zijn raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht;
- de stukken behorende tot het dossier in de strafzaak met parketnummer
16/023167-19, waaronder een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 22 januari 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , van politie Eenheid Midden-Nederland (hierna: het ontnemingsrapport);
- het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van
29 november 2019 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 16/023167-19 (hierna: het vonnis);
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.

OVERWEGINGEN

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft het volgende aangevoerd. Het staat vast dat [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten door de verduistering in dienstbetrekking zoals in het vonnis bewezen is verklaard. De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en [veroordeelde] de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel. De officier van justitie gaat ervan uit dat [veroordeelde] het feit samen met een ander heeft gepleegd. Omdat [veroordeelde] geen inzage geeft in de verdeling van het voordeel, moet ervan worden uitgegaan dat hij de beschikking had over de helft van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie heeft het voordeel daarom geschat op € 9.225,- (de helft van het bedrag van € 18.450,- dat wordt genoemd in het ontnemingsrapport).

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Het staat vast dat [veroordeelde] in ieder geval met iemand anders het voordeel heeft genoten. Om die reden moet het in het ontnemingsrapport geschatte voordeel worden gehalveerd. Daarnaast dient bij de berekening van het voordeel niet te worden aangesloten bij de nieuwwaarde van de telefoons, omdat de telefoons niet voor de nieuwprijs kunnen worden verkocht. Het is gebruikelijk dat wordt uitgegaan van 25 % van de nieuwwaarde. De verdediging concludeert daarom dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 2.306,25.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het vonnis is [veroordeelde] onder meer veroordeeld voor ‘medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft’.
De rechtbank is op grond van de stukken van het voorbereidend onderzoek van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [veroordeelde] uit de baten van het bewezen verklaarde feit wederrechtelijk voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank gaat bij haar schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van:
  • het vonnis met de daarin opgenomen bewijsmiddelen; en
  • het ontnemingsrapport met de bijlagen.
Uitgangspunten bij de berekening
In het ontnemingsrapport wordt het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel gemotiveerd geschat op € 18.450,-. Daarbij is uitgegaan van 29 verduisterde telefoons en de laagste nieuwwaarde die op internet te vinden is. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken, omdat de telefoons ten tijde van de verduistering nieuw in de verpakking zaten. Het is daarom aannemelijk dat de telefoons als nieuwe verkocht kunnen worden voor een prijs van in ieder geval de laagste nieuwwaarde die op internet te vinden is.
De rechtbank gaat er bij het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van uit dat [veroordeelde] het voordeel niet alleen heeft genoten. Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier kan namelijk worden vastgesteld dat er meerdere personen bij de verduistering betrokken waren, als gevolg waarvan [veroordeelde] ook is veroordeeld voor het medeplegen van deze verduistering. De rechtbank stelt voorop dat indien meerdere personen betrokken zijn bij hetzelfde feitencomplex en omtrent de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen andere aanwijzingen bestaan, het voordeel pondspondsgewijs wordt verdeeld. [veroordeelde] heeft geen opening van zaken gegeven over het aantal personen dat betrokken was en over de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij die stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat, naast [veroordeelde] , één ander was betrokken dat zij allebei de helft van het voordeel hebben genoten.
Verder is niet gebleken dat er kosten zijn gemaakt, zodat de rechtbank geen kosten aftrekt van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Het wederrechtelijk verkregen voordeel

Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel dat met de verduistering is genoten vast op een bedrag van € 18.450,-. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dat [veroordeelde] heeft genoten bedraagt € 9.225,-.

De verplichting tot betaling

De rechtbank zal aan [veroordeelde] de verplichting tot betaling aan de Staat opleggen van een bedrag van € 9.225,-.

Toegepaste wettelijke bepalingen

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat vast op
€ 9.225,-;
- legt aan [veroordeelde] de verplichting op om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van € 9.225,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en
N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2019.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.