ECLI:NL:RBMNE:2019:5638

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
16/128981-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van de minister-president met de dood door middel van een handgeschreven brief

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die de minister-president met de dood heeft bedreigd. De verdachte heeft een handgeschreven brief gestuurd waarin hij de premier dreigt met een kogel als hij niet aftreedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deze brief heeft geschreven uit woede en onvrede over het beleid van de regering. De rechtbank oordeelt dat, hoewel iedereen het recht heeft om zijn ongenoegen te uiten, de verdachte te ver is gegaan door de premier op deze manier te bedreigen. De rechtbank heeft de ernst van de bedreiging en de impact op de persoonlijke levenssfeer van de minister-president meegewogen in haar beslissing. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een lagere onvoorwaardelijke taakstraf van 20 uren op te leggen, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week. Dit alles in het licht van de slechte gezondheid van de verdachte en de noodzaak van generaal preventie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de bedreiging en hem veroordeeld tot de opgelegde straffen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/128981-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] , gemeente De Ronde Venen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten en de vordering van de officier van justitie, mr. H.M. Gorter, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Schaddelee, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd en is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primairin de periode van 1 januari 2019 tot en met 18 januari 2019 te Mijdrecht en/of Den Haag, (premier) [premier] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
subsidiairin de periode van 1 januari 2019 tot en met 18 januari 2019 te Mijdrecht en/of Den Haag (premier) [premier] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het primair ten laste gelegde feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit en de rechtbank volstaat onder deze omstandigheden dan ook met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 november 2019;
- een proces-verbaal van aangifte van 18 januari 2019, genummerd PL1500-2019019662-1, pagina 26 en 27.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primairop of omstreeks 18 januari 2019 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen, en/of te Den Haag, premier [premier] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door aan voornoemde [premier] dreigend een brief te sturen met onder meer de volgende tekst: ‘wees verstandig treed af en anders krijgt u een kogel’.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primairbedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarden is geschied.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte door hem een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor het bewezen verklaarde feit zijn binnen de rechtspraak geen landelijke oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf daarom gelet op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft premier [premier] met de dood bedreigd. Hij heeft hem een handgeschreven brief gestuurd waarin - kort gezegd - staat dat premier [premier] ‘de kogel krijgt’ als hij niet aftreedt. Verdachte heeft verklaard dat hij de brief heeft geschreven uit woede en onvrede over het beleid en het handelen van de minister-president.
Het staat iedereen vrij om uiting te geven aan zijn of haar ongenoegen over het beleid van de regering of het optreden van de minister-president. Verdachte is daarin echter veel te ver gegaan. Hij heeft met zijn brief een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de minister-president die zich - zo blijkt uit de aangifte - daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Daar komt bij dat het in een democratische rechtstaat van groot belang is dat politici, waaronder de minister-president, hun werk in vrijheid en veiligheid kunnen doen. Aan die vrijheid en veiligheid wordt door bedreigingen als de onderhavige op onaanvaardbare wijze afbreuk gedaan en de rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel betreffende de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 30 augustus 2019. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Deze omstandigheid wordt niet in het voor- of nadeel van verdachte meegenomen.
De raadsvrouw heeft ter zitting een medische verklaring van de huisarts van verdachte overgelegd, waaruit blijkt dat verdachte een sterk verminderde hartfunctie en andere gezondheidsklachten heeft. De rechtbank zal hier rekening mee houden bij het bepalen van de straf.
Strafoplegging
Het voorstel van de raadsvrouw om verdachte enkel een voorwaardelijke taakstraf op te leggen, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het feit. De rechtbank zal verdachte wel een lagere onvoorwaardelijke taakstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, in verband met de slechte gezondheid van verdachte. Gelet op de aard en ernst van het feit, alsmede vanuit het oogpunt van de generaal preventieve werking, zal de rechtbank verdachte daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaren, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor onder rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van een (1) week;
- bepaalt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 20 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en
E.W.A. Vonk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Lindeman, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt (na wijziging) ten laste gelegd dat:
primairhij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 18 januari
2019 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen, en/of te Den Haag, althans in Nederland, (premier) [premier] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door aan voornoemde [premier] dreigend een brief te sturen met (onder meer) de volgende passage/tekst: “wees verstandig treed af en anders
krijgt u een kogel”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking;
( art 285 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairhij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 18 januari
2019 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen, en/of te Den Haag, althans in Nederland, (premier) [premier] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door aan voornoemde [premier] dreigend een brief te sturen met (onder meer) de volgende passage/tekst: “wees verstandig treed af en anders krijgt u een kogel”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )