ECLI:NL:RBMNE:2019:5627
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen kinderrechter in ondertoezichtstelling van minderjarige
Op 13 november 2019 heeft verzoeker kinderrechter mr. J.R. van Es-de Vries gewraakt in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige dochter. De mondelinge behandeling was gepland op 18 november 2019. De wrakingskamer, bestaande uit mr. C.A. de Beaufort, mr. A. van Dijk en mr. R.M. Berendsen, heeft op 21 november 2019 het wrakingsverzoek ongegrond verklaard. De behandeling van het wrakingsverzoek diende voortgezet te worden op 22 november 2019, waar verzoeker niet aanwezig was.
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek onderbouwd met de stelling dat de kinderrechter niet onpartijdig was, omdat hij te kort uitstel had verleend voor de zitting. Verzoeker betwistte de urgentie die de Raad voor de Kinderbescherming had geschetst en stelde dat de rechter niet voldoende rekening had gehouden met zijn belangen. De kinderrechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat het uitstel was verleend op basis van spoedeisende redenen van de Raad voor de Kinderbescherming en betreurde het dat verzoeker niet was verschenen.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gronden voor wraking niet voldoende waren. De beslissing van de kinderrechter om de zitting uit te stellen was een procesbeslissing en niet onbegrijpelijk. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter en heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De procedure van verzoeker zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.