Op 26 november 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot wraking behandeld van een gedetineerde verzoeker, die zich niet kon vinden in de gang van zaken rondom zijn strafzaak. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters H.J. Bos, N.E.M. Kranenbroek en W.S. Ludwig, die betrokken waren bij de behandeling van de strafzaak met kenmerk 16/028553-19. Verzoeker stelde dat hij niet alle benodigde stukken had ontvangen, wat volgens hem een schending van het beginsel van 'equality of arms' opleverde, en dat de rechters vooringenomen waren in hun beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 november 2019 werd het verzoek toegelicht door verzoeker en zijn raadsvrouw, mr. S. Koster.
De rechters hebben in hun schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat de procedurele beslissingen die zij hadden genomen, zoals het niet verstrekken van bepaalde stukken, geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of de onpartijdigheid van de rechters in het geding was. De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoeker waren aangevoerd, geen objectieve aanwijzingen voor vooringenomenheid opleverden. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en stelde dat de zaak van verzoeker voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.