ECLI:NL:RBMNE:2019:5622
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in een ondertoezichtstelling van een minderjarige
In deze zaak heeft verzoeker op 11 november 2019 een zitting aangevraagd voor een verzoek van de Raad van de Kinderbescherming om zijn minderjarige dochter onder toezicht te stellen. De rechter, mr. J.R. van Es-de Vries, heeft het verzoek om uitstel van de zitting toegewezen en een nieuwe zitting vastgesteld op 13 november 2019. Voorafgaand aan deze zitting heeft verzoeker de rechter gewraakt, wat leidde tot een spoedige behandeling van het wrakingsverzoek op 18 november 2019. Tijdens deze zitting was verzoeker niet aanwezig, wat leidde tot aanhouding van de zaak tot de reguliere zitting op 22 november 2019. Op 18 november 2019 diende verzoeker een schriftelijk wrakingsverzoek in tegen de rechters van de eerste wrakingskamer, omdat hij meende dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechters hebben niet in de wraking berust en hebben aangegeven dat hun beslissing om het wrakingsverzoek snel te behandelen niet duidt op vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft op 21 november 2019 de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek voortgezet. Verzoeker was opnieuw niet aanwezig, maar had zijn verzoek schriftelijk toegelicht. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De beslissing van de eerste wrakingskamer om het verzoek tot ondertoezichtstelling snel te behandelen was een procesbeslissing die niet onbegrijpelijk was. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en de procedure van verzoeker voortgezet in de stand waarin deze zich bevond voor de schorsing.