In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971 en gedetineerd in PI Ter Apel, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 februari 2019 uitspraak gedaan. De zaak betreft de beschuldiging van verkrachting en poging tot seksueel binnendringen van een 19-jarige vrouw, hierna aangeduid als benadeelde, in de periode van 1 mei 2018 tot en met 4 juni 2018 in Zeist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte seksuele handelingen heeft verricht bij de benadeelde, maar dat er geen sprake was van verkrachting. De benadeelde verklaarde dat zij geen seks wilde en stop heeft gezegd, maar tegelijkertijd gaf zij op vragen van de verdachte meerdere keren een bevestigend antwoord. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij onder dwang handelde.
De rechtbank heeft ook de tweede beschuldiging, namelijk de poging tot seksueel binnendringen, beoordeeld. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd, omdat er geen begin van uitvoering was vastgesteld. De rechtbank heeft deze vordering gevolgd en de verdachte ook van dit feit vrijgesproken. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de verstandelijke beperking van de benadeelde en de omstandigheden waaronder de verdachte handelde. De rechtbank concludeerde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wist dat de benadeelde niet in staat was haar wil kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.