ECLI:NL:RBMNE:2019:562

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
16/659394-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksuele handelingen met benadeelde met verstandelijke beperking

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971 en gedetineerd in PI Ter Apel, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 februari 2019 uitspraak gedaan. De zaak betreft de beschuldiging van verkrachting en poging tot seksueel binnendringen van een 19-jarige vrouw, hierna aangeduid als benadeelde, in de periode van 1 mei 2018 tot en met 4 juni 2018 in Zeist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte seksuele handelingen heeft verricht bij de benadeelde, maar dat er geen sprake was van verkrachting. De benadeelde verklaarde dat zij geen seks wilde en stop heeft gezegd, maar tegelijkertijd gaf zij op vragen van de verdachte meerdere keren een bevestigend antwoord. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij onder dwang handelde.

De rechtbank heeft ook de tweede beschuldiging, namelijk de poging tot seksueel binnendringen, beoordeeld. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd, omdat er geen begin van uitvoering was vastgesteld. De rechtbank heeft deze vordering gevolgd en de verdachte ook van dit feit vrijgesproken. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de verstandelijke beperking van de benadeelde en de omstandigheden waaronder de verdachte handelde. De rechtbank concludeerde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wist dat de benadeelde niet in staat was haar wil kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.

De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659394-18
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] (Marokko),
gedetineerd in PI Ter Apel te Ter Apel.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 september 2018, 27 september 2018, 24 december 2018 en 31 januari 2019. De strafzaak is op de terechtzitting van 31 januari 2019 inhoudelijk behandeld.
Het onderzoek in deze zaak is op 14 februari 2019 heropend en voor onderstaande tenlastegelegde feiten direct weer gesloten. De rechtbank verwijst voor de achtergrond van deze beslissing naar het tussenvonnis van heden met parketnummers: 16/659394-18 en 16/652216-16 (gev. ttz).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, alsmede mr. F. ten Berge, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [benadeelde] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/659394-18, feit 1
primair:
in de periode van 1 mei 2018 tot en met 4 juni 2018, in Zeist, [benadeelde] meermalen, althans eenmaal heeft verkracht;
subsidiair:
in de periode van 1 mei 2018 tot en met 4 juni 2018, in Zeist, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, althans eenmaal seksueel is binnengedrongen bij [benadeelde] , terwijl hij wist dat [benadeelde] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weestand te bieden;
16/659394-18, feit 2
op 4 juni 2018, in Zeist, heeft geprobeerd seksueel binnen te dringen bij [benadeelde] , terwijl hij wist dat [benadeelde] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
16/659394-18, feit 1, primair
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde verkrachting (meermalen gepleegd) wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen, zoals deze zich in het dossier bevinden. [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte seksueel bij haar is binnengedrongen en dat zij diverse malen aan verdachte kenbaar heeft gemaakt dat zij dat niet wilde. Verder verklaart [benadeelde] dat verdachte haar handen vasthield tijdens deze handelingen. Daarnaast is naar het oordeel van de officier van justitie sprake van dwang door verdachtes fysieke en mentale overwicht.
16/659394-18, feit 1, subsidiair
Indien de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt, acht de officier van justitie het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. Er is sprake geweest van seksueel binnendringen. Voor verdachte was kenbaar dat bij [benadeelde] sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Dit had hij kunnen opmaken uit het gedrag en de bewoordingen van [benadeelde] , en uit de overige omstandigheden, zoals de inrichting van haar kamer.
16/659394-18, feit 2
Voor het onder 2 met parketnummer 16/659394-18 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd omdat niet vaststaat dat op die datum, waarop verdachte is aangehouden, sprake was van een begin van uitvoering van dit feit, zodat van een strafbare poging geen sprake is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft, kort samengevat, betoogd dat de verklaring van [benadeelde] niet mag worden gebruikt voor het bewijs, omdat de verdediging de betrouwbaarheid van deze verklaring niet heeft kunnen toetsen. Indien de verklaring van aangeefster voor het bewijs zou worden gebezigd, zou dit volgens de verdediging in strijd zijn met artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij en [benadeelde] seks met elkaar hebben gehad, maar van seksueel binnendringen en van dwang was geen sprake. Bovendien wist verdachte niet dat [benadeelde] verstandelijk beperkt is en daardoor onvoldoende in staat was om haar wil ten aanzien de seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16/659394-18, feit 1, primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder feit 1 met parketnummer 16/659394-18 heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte (toen 46 jaar) in de ten laste gelegde periode meerdere malen seksuele handelingen heeft verricht met de toen 19-jarige [benadeelde] . Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn penis bij de vagina van [benadeelde] geweest. Zijn sperma is aangetroffen op de binnenste schaamlippen van [benadeelde] .
Van verkrachting is sprake indien vast komt te staan dat verdachte onder dwang het lichaam van [benadeelde] seksueel is binnengedrongen. Daargelaten of de verklaring van [benadeelde] voor het bewijs kan worden gebruikt en of het binnendringen bewezen kan worden verklaard, is de rechtbank van oordeel dat zelfs uit de verklaring van [benadeelde] de voor verkrachting vereiste dwang onvoldoende vast is komen te staan. Weliswaar verklaart zij bij de politie dat zij geen seks wilde met verdachte en duidelijk stop heeft gezegd, maar tegelijkertijd verklaart zij meerdere keren dat zij op vragen van verdachte zoals of zij van hem hield, of hij terug mocht komen en of zij van seks hield per ongeluk ja tegen verdachte heeft gezegd. Dit betekent dat verdachte van de ten laste gelegde verkrachting dient te worden vrijgesproken.
16/659394-18, feit 1, subsidiair, en feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, subsidiair, en 2 (beide met parketnummer 16/659394) ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De wetgever heeft bij de invoering van de strafbaarstelling van ontucht met een wilsonbekwame, zoals opgenomen in artikel 247 Sr, een balans gezocht tussen aan de ene kant de bescherming van kwetsbare burgers zoals personen met een geestelijke stoornis, of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, en aan de andere kant hun vrijheid om aan eigen seksuele verlangens uitdrukking te geven. Dat blijkt uit de wetsgeschiedenis behorende bij voornoemd artikel, Kamerstukken Tweede Kamer, 1988-1989, 20 930, nr. 5. Seksuele handelingen met een geestelijk gestoorde zijn niet strafbaar, tenzij die persoon als gevolg van de gebrekkige ontwikkeling van zijn/haar geestvermogens niet of onvolkomen in staat is zijn/haar wil daaromtrent te bepalen, kenbaar te maken of weerstand daartegen te bieden. Bij de bepaling of hiervan sprake is gaat het om een relatief onvermogen, te weten een onvermogen om in een specifieke situatie zijn/haar wil te bepalen. Dit vergt een beoordeling aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waarbij bijvoorbeeld het al dan niet bestaan van een ongelijke machtsverhouding als ook het beroep van een verdachte een rol kan spelen.
Om tot een bewezenverklaring te komen is vereist dat dat verdachte wist dat [benadeelde] lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis én dat verdachte wist dat [benadeelde] onvolkomen in staat was haar wil kenbaar te maken.
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde] een verstandelijke beperking heeft en in een instelling voor jongeren met een verstandelijke beperking woont. Getuige [getuige 1] (gedragsdeskundige bij de instelling waar [benadeelde] woont) heeft verklaard dat [benadeelde] op het niveau van een vijf- of zesjarige functioneert, maar dat zij zich anders kan voordoen dan ze is en dat ze zich verbaal soms heel goed kan uiten. Ook heeft hij verklaard dat je in eerste instantie niet direct iets merkt van de emotionele beperking van [benadeelde] . Als je [benadeelde] langer spreekt, is volgens [getuige 1] wel merkbaar dat ze niet helemaal adequaat antwoord geeft (pagina 169 van het einddossier). Getuige [getuige 2] (seksuoloog) heeft verklaard dat [benadeelde] lichamelijk op haar kalenderleeftijd zit (pagina 174 van het einddossier).
Voor de rechtbank is vast komen te staan dat [benadeelde] ten gevolge van haar verstandelijke beperking onvolkomen in staat was om weerstand te bieden aan de seksuele handelingen van verdachte. Of dat kenbaar was voor verdachte zal afhankelijk zijn van de aard en intensiteit van het contact. De rechtbank heeft getracht – mede aan de hand van de opnames van het studioverhoor van aangeefster – zich hieromtrent een oordeel te vormen.
De rechtbank sluit niet uit dat verdachte wist dat [benadeelde] niet alleen veel jonger dan hij was, maar ook kinderlijk voor haar leeftijd. Evenmin sluit de rechtbank uit dat verdachte wist dat hij iets deed wat niet geoorloofd was, nu hij de instelling waar [benadeelde] woonde niet binnenkwam door de voordeur, maar altijd door het raam van de kamer van [benadeelde] . Die omstandigheden kunnen echter niet tot een bewezenverklaring leiden. Daarvoor moet namelijk vaststaan dat verdachte wist van de stoornis van [benadeelde] én dat hij wist dat zij daardoor niet of in verminderde mate in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Gelet op de verklaringen van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] , kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat dit alles evident moet zijn geweest voor verdachte. Dit betekent dat aan het voor dit delict vereiste opzet niet is voldaan. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte niet vloeiend Nederlands spreekt en dat dus sprake was van een taalbarrière tussen hem en [benadeelde] . Omdat de wetenschap van de stoornis en de gevolgen daarvan niet vast is komen te staan, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1, subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank zal verdachte tevens vrijspreken van de onder 2 tenlastegelegde poging, nu verdachte die dag is aangehouden buiten de woning van aangeefster en er geen begin van uitvoering is geweest.

5.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich ook als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.565,-. Dit bedrag bestaat uit € 65,- materiële schade en € 7.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal, zoals door de verdediging is bepleit, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte zal worden vrijgesproken van deze feiten. [benadeelde] kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu [benadeelde] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen haar proceskosten en die van verdachte worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, primair en subsidiair, en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van [benadeelde] en verdachte, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. J. Spee en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2019.
De griffier is buiten staat mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/659394-18
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 4 juni 2018, te
Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
meermalen, althans een maal, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[benadeelde] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [benadeelde] ,
hebbende verdachte (telkens) (meermalen)
- zijn vinger(s) in de vagina en/of anus van die [benadeelde] geduwd en/of
gebracht en/of met zijn vinger(s) heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de
vagina en/of anus van die [benadeelde] , en/of
- zijn penis in de vagina en/of anus van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht
en/of met zijn penis heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de vagina en/of
anus van die [benadeelde] , en/of
- zijn tong en/of mond in de mond en/of vagina en/of anus van die [benadeelde]
heeft gebracht, en/of
bestaande dat geweld en/of die feitelijkheden en/of die bedreigingen met
geweld en/of een andere feitelijkheid, dat hij, verdachte,
- voorbij is gegaan aan de door die [benadeelde] afgegeven signalen en/of
uitlatingen dat zij, [benadeelde] , voornoemde handelingen van, hem, verdachte
pijnlijk vond en/of niet wilde ondergaan, en/of
- ( daarbij) gebruik gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke en mentale
overwicht, waardoor hij een bedreigende situatie voor die [benadeelde] doen
ontstaan en/of in stand gehouden;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 4 juni 2018, te
Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
meermalen, althans een maal,
met [benadeelde] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan
wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar
geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden
uit het (meerdere malen) seksueel binnendringen van het lichaam van die
[benadeelde] , hebbende verdachte (telkens) (meermalen)
- zijn vinger(s) in de vagina en/of anus van die [benadeelde] geduwd en/of
gebracht en/of met zijn vinger(s) heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de
vagina en/of anus van die [benadeelde] , en/of
- zijn penis in de vagina en/of anus van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht
en/of met zijn penis heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de vagina en/of
anus van die [benadeelde] , en/of
- zijn tong en/of mond in de mond en/of vagina en/of anus van die [benadeelde]
heeft gebracht, en/of
bestaande dat geweld en/of die feitelijkheden en/of die bedreigingen met
geweld en/of een andere feitelijkheid, dat hij, verdachte,
- voorbij is gegaan aan de door die [benadeelde] afgegeven signalen en/of
uitlatingen dat zij, [benadeelde] , voornoemde handelingen van, hem, verdachte
pijnlijk vond en/of niet wilde ondergaan, en/of
- ( daarbij) gebruik gemaakt van zijn, verdachtes, fysieke en mentale
overwicht, waardoor hij een bedreigende situatie voor die [benadeelde] doen
ontstaan en/of in stand gehouden;
art 243 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 4 juni 2018 te Zeist, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
ter uitvoering door het door verdachte voorgenomen misdrijf om,
met [benadeelde] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan
wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar
geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil
daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
immers heeft hij, verdachte,
- een afspraak gemaakt met die [benadeelde] om langs te komen op voornoemde
datum, en/of
- zich naar de woning/verblijfplaats van die [benadeelde] begeven, en/of
- ( vervolgens) door het raam van die [benadeelde] naar binnengekeken, en/of
- ( vervolgens) de aandacht van die [benadeelde] getrokken door op het raam te
kloppen/bonzen teneinde door haar te worden binnengelaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht