Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procesgang
2.De standpunten
3.De beoordeling
4.De beslissing
- wijst af de vordering van de officier van justitie;
- wijst af het verzoek van de verdachte.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 14 februari 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen in de strafzaak tegen drie verdachten die betrokken zijn bij de liquidatie van Jaïr Wessels, gepleegd op 7 juli 2017 in Breukelen. Het Openbaar Ministerie had verzocht om de zaak te verwijzen naar de rechtbank Den Haag, waar een groter onderzoek loopt naar andere verdachten die ook betrokken zouden zijn bij deze liquidatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen en dat er geen wettelijke basis is voor de gevraagde verwijzing. De rechtbank benadrukte het belang van een eenduidige behandeling van de zaak, maar stelde vast dat de wet geen mogelijkheid biedt om een lopende zaak over te dragen aan een andere rechtbank. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de verdachte om de zaak te verwijzen naar de rechtbank Den Haag afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de relatieve bevoegdheid van de rechtbank Midden-Nederland niet ter discussie staat en dat de zaak in het belang van de rechtsgang door hen behandeld zal worden. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.