ECLI:NL:RBMNE:2019:5564

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
26 november 2019
Zaaknummer
16/105582-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke brandstichting in appartement met levensgevaar voor omwonenden

Op 2 mei 2019 stichtte een 28-jarige man uit Veenendaal opzettelijk brand in zijn eigen appartement, terwijl zijn broer en diens vriendin daar sliepen. De brandweer werd om 06:12 uur gealarmeerd en trof zwarte rook aan die uit de woning van de verdachte kwam. Technisch onderzoek wees uit dat er twee brandhaarden waren: een matras en een bank, waarbij een ontbrandbare vloeistof was aangetroffen. De verdachte had kort na de brand verklaard dat hij olie op de vloer had gegooid en de brand had gesticht vanwege gokschulden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, wat niet alleen zijn eigen woning zwaar beschadigde, maar ook levensgevaar voor de omwonenden met zich meebracht. De rechtbank volgde de eis van de officier van justitie en legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De Veenendaalse Woningstichting, als benadeelde partij, kreeg een schadevergoeding van €500,- toegewezen voor de materiële schade door de brand.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/105582-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H. Leepel en van hetgeen verdachte en mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 2 mei 2019 te Veenendaal in een flatwoning opzettelijk brand heeft gesticht, waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen is ontstaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen wettig – maar in ieder geval geen overtuigend – bewijs is voor opzettelijke brandstichting. De aanwezigheid van een brandbare stof zou verklaard kunnen worden doordat verdachte die nacht zijn aquarium heeft schoongemaakt, waarbij hij twee blauwe vaten – afkomstig van het balkon – op elkaar had gezet om het water uit het aquarium te legen met een slang. In het onderste vat zou een bodempje diesel hebben gezeten. Vervolgens zou verdachte een kaarsje hebben aangestoken in zijn slaapkamer, is hij teruggegaan naar de woonkamer om nog een biertje te drinken en is hij vervolgens in slaap gevallen. Er zou brand bij het bed in de slaapkamer zijn ontstaan en verdachte heeft daarop geprobeerd de brand te blussen door het matras van het bed af te halen en naar de woonkamer te slepen. Het matras is vervolgens tegen de bank aan komen te liggen waardoor de bank in brand is komen te staan. Daarnaast bepleit de raadsman dat de verklaringen van de getuige [getuige 1] niet betrouwbaar zijn. Bovendien geeft het rapport van de branddeskundige geen verklaring voor hoe de brand heeft kunnen ontstaan en wordt in deze rapportage bovendien het door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet weersproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard: [2]
“Op 2 mei 2019 was ik samen met [getuige 2] en [getuige 1] in mijn flat gelegen aan [adres] te [woonplaats] .”
Verbalisant [verbalisant 1] krijgt op 2 mei 2019 omstreeks 06:12 uur de melding om naar de woning van verdachte te gaan: [3]
“Toen wij aankwamen bij de straat [adres] zag ik uit een woning gelegen op de eerste verdieping zwarte rook komen. (…) Boven het pand welke in brand stond ging ineens een balkondeur open. In de deuropening stond een man, later bleek dit te zijn: [A] . [A] is door de brandweer uit zijn woning bevrijd.”
Op 2 mei 2019 hoorde verbalisant [verbalisant 2] op het politiebureau de broer van verdachte,
[getuige 2] , en diens vriendin, [getuige 1] : [4]
“Ik hoorde [getuige 1] het volgende vertellen: (…) Toen we eenmaal buiten waren was ik boos op [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte] dus ik vroeg hem wat hij in hemelsnaam had gedaan. Ik hoorde hem toen zeggen: ‘ik heb gokschulden, ik heb olie op de vloer gedaan en de fik erin’ [5] .”
Op 2 en 3 mei 2019 deed verbalisant en gecertificeerd brandonderzoeker [getuige 3] forensisch onderzoek in de woning van verdachte: [6]
“De gehele woning, met uitzondering van de woonkamer en de slaapkamer vertoonde
gevolgschade veroorzaakt door rook en hitte ontwikkeling. De ouderslaapkamer
vertoonde de meeste brandschade. Hier werd de primaire brandhaard aangetroffen, te
weten het matras. Daarnaast werd in de woonkamer een mogelijk tweede primaire brandhaard aangetroffen, te weten de bank. (…) Tussen de brandhaarden werd een vorm van ontbrandbare vloeistof aangetroffen. Brandstichting is derhalve zeer waarschijnlijk. Een technische oorzaak kan worden uitgesloten daar er geen elektronische componenten op deze locaties werd aangetroffen. [7] (…) Ten tijde van de brand waren er 3 mensen aanwezig in de woning. Gezien het tijdstip van de brand kan er vanuit worden gegaan dat er mensen in de andere woningen aanwezig
waren en dat deze lagen te slapen. De enige vluchtroute bestaat uit het centrale
trapportaal welke op dat moment reeds vol stond met giftige rook. In onderhavige casus was er dus gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten. [8]
[getuige 3] is op 7 november 2019 als getuige gehoord door de rechter-commissaris in strafzaken van deze rechtbank en hij verklaarde het volgende: [9]
“Als er alleen een brandend matras is dat je verplaatst naar de woonkamer, heb je in de woonkamer dat het zwaar aangetast is, maar in de slaapkamer niet. Daar is namelijk de vuurbron weg, doordat het matras weg is. Dan haal je je vuur weg. Hier was het zo dat er veel schade was in de slaapkamer. [10] (…) Is het uitgesloten dat de brand in de woonkamer kan zijn ontstaan door het matras? Gezien het brandbeeld wel, ja. [11] (…)Een bank begint niet spontaan te branden, je moet er een brandend object bij houden voordat een bank goed begint te branden. Volgens u [de raadsman van verdachte] zou dat het matras zijn geweest. Ik zeg dat het niet kan, omdat het schadebeeld van het matras niet groot genoeg is. Het matras ontwikkelde niet genoeg hitte om de bank in brand te steken. [12] (…) De slaapkamer en de bank waren bijna geheel weggebrand. Dat waren twee plekken waar het vuur het langst is geweest. We kijken of een primaire brandhaard de andere brand kan veroorzaken. Dat kan alleen als de hitte van de ene plek naar de andere gaat. De wand tussen de woon- en slaapkamer zou volledig weggebrand moeten zijn, wil het vuur uit de slaapkamer de brand op de bank veroorzaken (…) Brand kan op verschillende manieren ontstaan, maar nooit op twee verschillende plekken tegelijkertijd. [13]
4.3.2.
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning. Het door de raadsman en verdachte geschetste alternatieve scenario wordt naar het oordeel van de rechtbank weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Daarbij komt dat de verdediging voor het eerst met dit alternatieve scenario is gekomen bij de inhoudelijke behandeling. Bovendien acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte die nacht zijn aquarium heeft schoongemaakt terwijl hij onder invloed was van alcohol en cocaïne.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 1] , die inhoudt dat verdachte haar vertelde dat hij olie op de vloer had gegooid en de fik erin had gestoken, niet betrouwbaar zou zijn. De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze getuige. Deze verklaring wordt namelijk ondersteund door het forensisch brandonderzoek waaruit blijkt dat er een vorm van ontbrandbare vloeistof in de woning tussen de twee primaire brandhaarden is aangetroffen. Bovendien heeft de getuige haar verklaring kort na de brand uit eigen beweging afgelegd op het politiebureau.
Afwijzen voorwaardelijk verzoek verdediging
De raadsman heeft bij verwerping van zijn verweer aangaande de onduidelijkheid van de oorzaak van de brand en de aannemelijkheid van het geschetste alternatieve scenario, een voorwaardelijk verzoek gedaan tot heropening van het onderzoek. De raadsman heeft verzocht een deskundige te benoemen voor een tegenonderzoek. De rechtbank wijst dit verzoek af gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 2 mei 2019 te Veenendaal opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning (flat) gelegen aan [adres] te [woonplaats] , immers heeft verdachte toen aldaar een brandbare stof op de vloer van de slaapkamer en woonkamer gegooid en/of laten vallen, en vervolgens open vuur in aanraking gebracht met die brandbare stof, ten gevolge waarvan de woning (flat) en de daarin bevindende goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naast, boven en onder die woning gelegen woningen (flats) en levensgevaar voor de in die woning (flat) aanwezige [getuige 2] en [getuige 1] en bewoners van de naast, boven, onder gelegen woningen (flats) te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de oplegging van een straf niets naar voren gebracht, gelet op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft brand gesticht in zijn woning waar zijn broer en diens vriendin op dat moment lagen te slapen. Deze woning maakte deel uit van een appartementencomplex en is gelegen op de eerste van twee verdiepingen. Niet alleen heeft verdachte aanzienlijke schade toegebracht aan de goederen in zijn woning, ook heeft hij door deze brandstichting het risico genomen dat de omliggende woningen (en de zich daarin bevindende goederen) schade zouden oplopen. Kwalijker nog dan dit, is dat hij hierdoor ook het risico heeft genomen dat de aanwezigen in zijn woning en zijn buren verrast werden door de brand en in levensgevaar zouden komen, dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De bovenbuurman van de woning van verdachte moest zelfs door de brandweer worden bevrijd. Dat het bij materiële schade is gebleven is geenszins aan verdachte te danken en de rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 juli 2019, waaruit blijk dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van GGZ Fivoor Heerhugowaard, opgemaakt op 4 november 2019 door L. Kok, waarin wordt geadviseerd een onvoorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft ook acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van GZ-psycholoog M.L. de Groot van 25 september 2019 en de Pro-Justitia rapportage van psychiater J. Marx van 27 september 2019. Beide deskundigen onthouden zich van advies ten aanzien van de mate van toerekening van het tenlastegelegde aan verdachte.
Gelet op het vorenstaande en met name de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal hiervan echter een deel voorwaardelijk opleggen ten einde verdachte te weerhouden om in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.

9.BENADEELDE PARTIJ

De Veenendaalse Woningstichting, verhuurder van de woning aan [adres] te [woonplaats] , heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd om de vordering toe te wijzen voor het gehele bedrag met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij de Veenendaalse Woningstichting als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden en zal deze vordering in zijn geheel toewijzen te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 mei 2019 tot de dag van volledige betaling en zal daarbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
8 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast;
Benadeelde partij de Veenendaalse Woningstichting
  • wijst de vordering van de Veenendaalse Woningstichting toe tot een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de Veenendaalse Woningstichting van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de Veenendaalse Woningstichting aan de Staat € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 (tien) dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.M. Druijf, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en
J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te Veenendaal, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning (flat) gelegen aan [adres] te [woonplaats] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk gasolie (diesel), althans een (licht) brandbare stof, op de vloer van de slaapkamer en/of woonkamer gegooid en/of laten vallen, en vervolgens (open) vuur in aanraking gebracht met die gasolie (diesel)/(licht) brandbare stof en/of met de bank en/of het matras en/of met enig goed/goederen dat/die zich in die slaapkamer en/of woonkamer bevond/bevonden, ten gevolge waarvan de woning (flat) en/of de daarin bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naast, boven en onder die woning gelegen woningen (flats), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in die woning (flat) aanwezige [getuige 2] en/of [getuige 1] en/of bewoners van de naast, boven, onder gelegen woningen (flats), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning (flat) aanwezige [getuige 2] en/of [getuige 1] en/of bewoners van de naast, boven en onder gelegen woningen (flats), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 juni 2019, genummerd PL0900-2019128206, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 140. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 12 november 2019.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 2 mei 2019, pagina 23.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 2 mei 2019, pagina’s 25-27.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 2 mei 2019, pagina 27.
6.Proces-verbaal forensisch brandonderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) van 8 mei 2019, pagina’s 98-101.
7.Proces-verbaal forensisch brandonderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) van 8 mei 2019, pagina 100.
8.Proces-verbaal forensisch brandonderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) van 8 mei 2019, pagina 101.
9.Proces-verbaal verhoor van getuige/deskundige bij de rechter-commissaris van 7 november 2019, pagina’s 1-13.
10.Proces-verbaal verhoor van getuige/deskundige bij de rechter-commissaris van 7 november 2019, pagina 5.
11.Proces-verbaal verhoor van getuige/deskundige bij de rechter-commissaris van 7 november 2019, pagina 7.
12.Proces-verbaal verhoor van getuige/deskundige bij de rechter-commissaris van 7 november 2019, pagina 8.
13.Proces-verbaal verhoor van getuige/deskundige bij de rechter-commissaris van 7 november 2019, pagina 10.