ECLI:NL:RBMNE:2019:5548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
C/16/448309 / FO RK 17-1729
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag van de vader door gebrek aan communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 november 2019 een beschikking gegeven inzake het gezag over een minderjarige dochter van partijen, de moeder en de vader. De rechtbank heeft eerder op 9 januari 2018 een beschikking gegeven, waarbij de beslissing op het verzoek van de moeder pro forma was aangehouden in afwachting van een onderzoek door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). De rechtbank ontving verschillende stukken, waaronder rapporten van de GI en het NIFP, en hield op 18 oktober 2019 een zitting waarbij beide ouders en vertegenwoordigers aanwezig waren.

De rechtbank constateerde dat de ouders niet met elkaar communiceren en dat contact alleen mogelijk is via een professional. Dit gebrek aan communicatie is een belangrijke factor in de beslissing om het gezamenlijk gezag van de vader te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat voor gezamenlijk gezag enige vorm van overleg tussen de ouders noodzakelijk is, wat in dit geval niet mogelijk is. De kinderrechter heeft daarom besloten dat de moeder voortaan alleen belast is met het gezag over de minderjarige, zodat zij zelfstandig belangrijke beslissingen kan nemen over de verzorging en opvoeding.

De rechtbank benadrukte dat deze beslissing niet betekent dat de vader geen omgang meer heeft met de minderjarige, maar dat de moeder nu zelfstandig kan handelen in het belang van het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/448309 / FO RK 17-1729
Beschikking van 26 november 2019
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M. Cortet,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. S.J. Daniels.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 9 januari 2018 een eerdere beschikking gegeven tussen partijen. In deze beschikking heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek van de moeder pro forma aangehouden in afwachting van het onderzoek door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: het NIFP).
1.2.
De rechtbank heeft hierna nog de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI) van 9 oktober 2019, met als bijlage het NIFP-rapport;
  • de brief van de advocaat van de moeder van 11 oktober 2019, met als bijlage het NIFP-rapport;
  • de brief van mr. van den Heuvel van 14 oktober 2019, met als bijlage het NIFP-rapport.
1.3.
De rechtbank heeft op 18 oktober 2019 een zitting gehouden. Op die zitting waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met mr. D.C. van den Heuvel, als waarnemer voor mr. S.J. Daniels;
  • mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
  • mevrouw [B] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
Voor de vaststaande feiten verwijst de rechtbank naar de eerder gegeven beschikking.
2.2.
Voor de volledigheid wordt nog een keer vermeld dat
[naam minderjarige]de dochter van partijen is. Zij is op dit moment zeven jaar oud.
2.3.
[voornaam van minderjarige] is op 23 juni 2017 onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is voor het laatst verlengd op 26 juni 2019 tot 30 december 2019.

3.Het verzoek en de beoordeling daarvan

3.1.
De rechtbank moet nog beslissen op het verzoek van de moeder om het gezag van de vader te beëindigen. Dat betekent dat de moeder dan alleen, zonder overleg met de vader, belangrijke beslissingen over de verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] kan nemen.
3.2.
De kinderrechter zal het verzoek van de moeder toewijzen en bepalen dat de moeder voortaan alleen belast is met het gezag over [voornaam van minderjarige] . De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom.
3.3.
De wet zegt dat het gezamenlijk gezag van de ouders kan worden beëindigd als een kind ‘klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders’ en niet te verwachten is dat daarin ‘binnen afzienbare tijd’ voldoende verbetering komt. [1] De rechtbank vindt dat daarvan hier sprake is en wel om de volgende redenen.
3.4.
Uit de stukken en op de zitting is duidelijk geworden dat de ouders helemaal niet met elkaar communiceren. De ouders kunnen alleen contact kunnen hebben via een professional. Er kan dus geen direct overleg tussen de ouders plaatsvinden. Het NIFP denkt dat het gezamenlijk gezag in stand kan blijven, omdat belangrijke beslissingen met de hulp van een professional alsnog genomen kunnen worden. De rechtbank is het niet met het NIFP eens. Zij vindt net als de Raad dat voor het gezamenlijk gezag noodzakelijk is dat er wel enige vorm van overleg mogelijk is tussen de ouders. Het kan namelijk voorkomen dat er snel een beslissing over [voornaam van minderjarige] moet worden genomen en er geen tijd is om te overleggen via een professional. Dat kan tot problemen voor [voornaam van minderjarige] leiden en dat is niet in haar belang.
De kinderrechter vindt het daarom beter als de moeder alleen het gezag over [voornaam van minderjarige] krijgt.
3.5.
De rechtbank merkt hierbij op dat het gezag over [voornaam van minderjarige] losstaat van het zijn van vader en het hebben van omgang. Deze uitspraak van de rechtbank heeft alleen het gevolg dat de moeder nu zelf, zonder de vader, beslissingen kan nemen over [voornaam van minderjarige] . De rechtbank vindt het belangrijk en in het belang van [voornaam van minderjarige] dat partijen zich nu gaan richten op het starten van de omgang tussen [voornaam van minderjarige] en haar vader.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag van partijen over
[naam minderjarige]en bepaalt dat de moeder voortaan alleen het gezag over haar zal uitoefenen;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.E.J.A. Heijckmann, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. C.I.J. van den Bogert als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.artikel 1:253n en artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.