In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 26 november 2019, is de rechtbank gevraagd om een beslissing te nemen over de kinderalimentatie voor een minderjarig kind, geboren uit een relatie tussen de vrouw en de man. De vrouw heeft op 10 juli 2019 een verzoekschrift ingediend waarin zij kinderalimentatie verzoekt, met een primair verzoek om een bedrag van € 243,- per maand met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2017, en subsidiair een bedrag van € 251,58 per maand vanaf de datum van het verzoekschrift. De man is bereid om kinderalimentatie te betalen, maar is het niet eens met de hoogte en de ingangsdatum van het bedrag.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 oktober 2019, waarbij de man en zijn advocaat aanwezig waren, maar de vrouw niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de minderjarige heeft erkend en dat zij samen het gezag over haar hebben. De minderjarige woont bij de vrouw. De rechtbank heeft de behoefte van het kind berekend op basis van de netto besteedbare inkomens van beide ouders, waarbij rekening is gehouden met de situatie dat de minderjarige bij de vrouw en bij de man zou opgroeien. De rechtbank heeft de behoefte vastgesteld op € 204,- per maand.
Vervolgens heeft de rechtbank de draagkracht van beide ouders beoordeeld. De man heeft een draagkracht van € 609,- per maand, terwijl de vrouw een minimale draagkracht van € 25,- heeft. De totale draagkracht van beide ouders bedraagt € 634,- per maand, wat voldoende is om in de behoefte van het kind te voorzien. Na vergelijking van de draagkracht van beide ouders heeft de rechtbank bepaald dat de man € 196,- per maand moet bijdragen aan de kosten van de minderjarige, met een zorgkorting van € 10,-. Uiteindelijk heeft de rechtbank de kinderalimentatie vastgesteld op € 186,- per maand, met ingang van 10 juli 2019, en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.