ECLI:NL:RBMNE:2019:5532

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
UTR 18/3600-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over weigering Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 22 november 2019, wordt de weigering van een Wajong-uitkering aan eiser beoordeeld. Eiser, die op 18-jarige leeftijd een aanvraag indiende voor een Wajong-uitkering, kreeg deze geweigerd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het UWV stelde dat eiser op dat moment geen arbeidsvermogen had, maar dat er in de toekomst mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zouden zijn. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat en dat hij duurzaam geen arbeidsvermogen had. De rechtbank oordeelt dat de onderbouwing van het UWV onvoldoende is en dat er niet voldoende is aangetoond dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt. De rechtbank verwijst naar de strenge criteria van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en concludeert dat de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige niet voldoen aan de eisen voor een zorgvuldige beoordeling. De rechtbank past de bestuurlijke lus toe, wat betekent dat het UWV de gelegenheid krijgt om het gebrek in de motivering te herstellen. De rechtbank stelt een termijn van zes weken voor het UWV om dit te doen, en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/3600-T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Lambooy),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. Tieman).

Inleiding

1.1
Eiser is op [2017] 18 jaar geworden. Op 16 oktober 2017 heeft hij een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2
Verweerder heeft voor het beoordelen of eiser recht heeft op een Wajong-uitkering een onderzoek laten verrichten door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.
Op 29 januari 2018 heeft verweerder besloten dat eiser geen Wajong-uitkering krijgt, omdat eiser niet aan de voorwaarden voldoet. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben vastgesteld dat eiser op dat moment geen arbeidsvermogen heeft, maar dat de verwachting is dat hij in de toekomst wel arbeidsvermogen heeft. Verweerder kent daarom aan eiser geen uitkering toe.
1.3
Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Hij vindt dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat hij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Ter onderbouwing van zijn bezwaar legt hij een medische expertise over van 3 mei 2018 die opgesteld is naar aanleiding van een op
8 april 2018 verricht onderzoek door [A] , psychiater, en [B] , psycholoog.
1.4
Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben naar aanleiding van eisers bezwaar een nieuw onderzoek gedaan.
Hierna heeft verweerder bij besluit van 15 augustus 2018 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens verweerder heeft eiser vanaf zijn achttiende jaar arbeidsvermogen. Verweerder heeft zich daarvoor gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
1.5
Eiser heeft bij de rechtbank beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift
ingediend. De zaak is behandeld op de zitting van 17 juli 2019. Eiser is op de zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [C] , eisers begeleider van Zorgpunt Nederland. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het geschil
2.1
Verweerder stelt dat eiser vanaf zijn achttiende jaar arbeidsvermogen heeft en dus mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Verweerder acht eiser in staat om te werken gedurende tenminste een uur aaneengesloten en voor tenminste vier uur per dag. Ook acht hij eiser in staat om instructies te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en kan hij in voldoende mate afspraken nakomen. Verweerder baseert zich daarvoor op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
2.2
Eiser stelt dat hij niet over arbeidsvermogen beschikt. Hij is vanwege langdurige psychische klachten niet in staat om vier uur op een dag een taak uit te voeren binnen een arbeidsorganisatie. Hij moet bij alles geactiveerd worden en heeft begeleiding nodig, zelfs ook bij de algemene dagelijkse activiteiten. Volgens eiser is onvoldoende rekening gehouden met de uitkomst van het expertiserapport van psychiater [A] . De psychiater heeft geconcludeerd dat vier uur per dag activiteiten uitvoeren en dat vijf dagen achtereen, te veel zal zijn. Een hersteldag is voor hem noodzakelijk ter voorkoming van het oplopen van spanningen. Uit het onderzoek is ook gebleken dat hij niet leerbaar is en niet in staat is om werkinstructies te begrijpen, te onderhouden en uit te voeren. Dat hij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, blijkt ook uit het feit dat drie pogingen om bij werkgevers aan de slag te gaan, zijn mislukt. Hij verscheen niet dan wel niet op tijd, kwam afspraken niet na en was niet in staat een opdracht uit te voeren.

Beoordelingskader

3. Op grond van artikel 1a:1 en 1a;2 van de Wajong kan alleen een recht op een Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene ‘als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft’.
Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) bepaalt dat een betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In artikel 1a:1 onder 4 van de Wajong is vastgelegd dat onder ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben’ de situatie wordt verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In de nota van toelichting worden de genoemde vereisten toegelicht. Zo zijn basale werknemersvaardigheden: vaardigheden waarover iemand altijd moet beschikken om als werknemer in een arbeidsorganisatie te kunnen functioneren.
Het gaat daarbij om andere vaardigheden dan die nodig zijn om aan de specifieke eisen uit het takenbestand te kunnen voldoen. Een voorbeeld van een basale werknemersvaardigheid is het na kunnen komen van afspraken tussen werknemer en de werkgever.
Onder ten minste vier uur dag belastbaar wordt verstaan dat iemand in staat is vier uur per dag te werken. Bij minder dan vier uur per dag is iemand in dat geval te weinig productief om nog van arbeidsvermogen te spreken. Een uitzondering doet zich voor als iemand minder dan vier uur, maar wel belastbaar is voor ten minste twee uur per dag en per uur ten minste het minimumloon kan verdienen.

Beoordeling van het geschil

4. De Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in Wajongzaken, hanteert strenge criteria voor de motivering van de duurzaamheid van het ontbreken van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij een betrokkene kunnen ontwikkelen. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 5 april 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1018).
5. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet toereikend onderbouwd dat eiser over arbeidsvermogen beschikt. De motivering in hun rapporten voldoet niet aan de criteria van de CRvB, omdat die onvoldoende concreet is en onvoldoende is toegespitst op de specifieke situatie van eiser. Het gaat daarbij vooral om het geschil of eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden en of eiser in staat is gedurende vier uur per dag en tenminste een periode van een uur aaneengesloten activiteiten uit te voeren in een arbeidsorganisatie.
Het beschikken over basale werknemersvaardigheden.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na het overleg met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gerapporteerd dat eiser leerbaar is, gelet op zijn schoolervaring, maar ook vanwege het kunnen onthouden en toepassen van verkeersregels en het behalen van zijn rijexamen. Ook al is bekend dat eiser weinig werkervaring heeft, toch wordt hij in staat geacht om in een werksituatie met adequate begeleiding eenvoudige instructies te begrijpen, te onthouden en uit te voeren, zoals van hem gevraagd wordt. Uit het feit dat hij snel verkeerssituaties kan inschatten, wordt eiser ook in staat geacht meervoudige opdrachten uit te voeren. Dat eiser ook in staat is afspraken na te komen, blijkt uit de door hem gevolgde rijlessen en de afspraken die hij gedurende zes dagen per week maakt en nakomt met zijn begeleider. Gelet daarop is de conclusie dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt.
7. De rechtbank vindt dat de verwijzing naar de schoolervaring, het kunnen volgen van rijlessen, het behaald hebben van het rijexamen en het rijden in het verkeer in dit geval te summier als onderbouwing dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking wat eisers begeleider, die eiser al twee jaar intensief begeleidt, daartegenover heeft gesteld. Eisers begeleider heeft ter zitting inzichtelijk en overtuigend naar voren gebracht wat zijn ervaringen zijn met eiser en waarom hij kanttekeningen plaatst bij het standpunt van verweerder dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt. Eisers begeleider heeft een consistent dagverhaal naar voren gebracht en toegelicht dat dagelijks blijkt dat eiser niet in staat is afspraken na te komen. Eiser komt vaak niet of niet op tijd zijn bed uit, ondanks aanbellen en opbellen door de begeleider, waardoor de begeleider moet wachten of later moet terugkomen. Ook de afspraken met de rijinstructeur kwam eiser vaak niet na. De rijinstructeur had om die reden de lessen willen beëindigen, maar de begeleider heeft dit door zijn tussenkomst weten te voorkomen. Ondanks de intensieve en dagelijkse begeleiding verbetert eisers gedrag op dat punt zich niet. De begeleider heeft ook aannemelijk gemaakt dat vanwege eisers psychische beperkingen een individuele begeleiding bij functioneren in een organisatie, ook al is dit beschut werk, niet tot verbeteringen zal leiden. Dit sluit ook aan bij wat uit het expertiserapport van [A] naar voren komt over het IQ van eiser en de verwijzing in dat verband naar het psychodiagnostisch onderzoeksrapport uit 2010. [A] verwacht daarom ook dat eisers functioneren niet boven borderline niveau zal uitkomen, waardoor moeilijkheden om instructies uit te kunnen voeren en afspraken na te komen, altijd blijven bestaan. De beschikbare gegevens en de dagelijkse ervaringen van eisers begeleider leiden ertoe dat ten zeerste betwijfeld moet worden of eiser in staat is op tijd op het werk te verschijnen, afspraken met een werkgever na te komen en zelfstandig in staat te zijn een enkelvoudige of meervoudige taak binnen een arbeidsorganisatie uit te voeren. Daarbij weegt ook mee dat mede om die redenen de pogingen om eiser werkervaring op te laten doen, zijn gestrand.
Tenminste vier uur per dag belastbaar en tenminste één uur aaneengesloten kunnen werken
8. Volgens de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar kan eiser met basale werknemersvaardigheden en met zeer intensieve begeleiding, zoals motivering, vier uur per dag functioneren in beschut werk, in een WSW-achtige setting of in productiegerichte dagbesteding en tenminste één uur per dag aaneengesloten een activiteit uitvoeren. Dit is gebaseerd op het gegeven dat eiser ook in staat is om dagelijks met zijn begeleider activiteiten te ondernemen, drie keer per week naar de sportschool te gaan en eiser bij het onderzoek van de verzekeringsarts geen vermoeide indruk maakte. Daarbij komt dat in beschut werk en passende arbeid voldoende tijd in de overige uren van de dag voor herstel overblijft. Dat eiser tenminste een uur zonder substantiële onderbreking activiteiten -enkelvoudige en meervoudige taken- kan uitvoeren, blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit het feit dat eiser in 2016 zijn scholing heeft afgerond en zijn theorie en praktijkexamen voor het rijbewijs in één keer heeft behaald.
9. Ook op dit punt is de onderbouwing onvoldoende, gelet op wat in beroep naar voren is gebracht en dan vooral de toelichting van eisers begeleider over zijn ervaringen met eiser. Daaruit komt een consistent beeld naar voren dat eiser ook met individuele begeleiding niet in staat is vier uur verspreid over een dag, vijf dagen achtereen activiteiten uit te voeren. Zowel de begeleider als psychiater [A] zien de noodzaak van een hersteldag voor eiser. Dit vanwege zijn psychische problematiek, de slaapproblematiek en het niet blijk geven van enige activiteiten. Verder is toegelicht dat eiser ook thuis, een voor hem veilige omgeving, niet in staat is zelfs de eenvoudigste taken uit te voeren. Daardoor valt te betwijfelen of eiser, zoals verweerder stelt, één taak in één uur achtereen in een beschutte omgeving kan uitvoeren. Daarbij komt dat ook aannemelijk is gemaakt dat de problematiek van eiser maakt dat intensieve en voortdurende individuele begeleiding juist averechts kan werken bij eiser.
Conclusie
10. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Zoals hiervoor is overwogen, is ontoereikend onderbouwd dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Vooral is onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat eiser over basale werknemersvaardigheden zal gaan beschikken en tenminste vier uur per dag, waarvan één uur aaneengesloten, activiteiten kan uitvoeren.
11. Het besluit van verweerder is daarom in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
12. De rechtbank is van oordeel dat het geconstateerde gebrek zich leent voor herstel, zodat aanleiding bestaat om de bestuurlijke lus toe te passen op de voet van artikel 8:51a van de Awb. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. De rechtbank kan bij deze stand van zaken niet zelf een beslissing nemen en aan eiser een Wajonguitkering toekennen. Verweerder kan het gebrek herstellen met een aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Daarin moet concreet onderbouwd worden waaruit blijkt dat eiser over arbeidsvermogen beschikt. Voor zover de conclusie van verweerder is dat het arbeidsvermogen nog te ontwikkelen is, kan daarmee niet worden volstaan. In dat geval dient concreet te worden onderbouwd op welke wijze en op welke punten in deze specifieke situatie nog ontwikkeling te verwachten valt, rekening houdend met wat in beroep naar voren is gebracht. Verweerder kan het gebrek ook herstellen met een nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
13. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van de herstelmogelijkheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder.
14. Indien verweerder geen gebruik maakt van de gelegenheid tot herstel, dan wel na het ongebruikt verstrijken van de termijn van zes weken voor het herstellen van het gebrek, zal de rechtbank binnen zes weken na het verstrijken van de gestelde termijn of het ontvangen van het bericht van verweerder zonder nadere zitting einduitspraak doen.
15. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op dit beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht wat dit beroep betreft nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Niet eens met deze tussenuitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nu nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.