ECLI:NL:RBMNE:2019:5491

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
16/176298-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door vader met minderjarige dochters

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn drie minderjarige dochters. De verdachte heeft zijn dochters, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud waren, blootgesteld aan seksuele handelingen, waaronder het laten betasten en kussen van zijn penis, en het tonen van pornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van zijn dochters heeft geschonden en hun seksuele ontwikkeling heeft verstoord. De feiten hebben geleid tot gevoelens van afschuw en verontwaardiging in de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tevens is er een contactverbod opgelegd met de slachtoffers, gekoppeld aan het voorwaardelijke deel van de straf. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als voldoende betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat deze verklaringen onrechtmatig waren verkregen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor niet voldoende was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/176298-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] (Libanon),
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. T.C. Heijmerink, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 21 november 2018 op een of meer plaatsen in Nederland en/of Frankrijk met zijn dochter [slachtoffer 1] , die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
Feit 2
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 21 november 2018 op een of meer plaatsen in Nederland en/of Frankrijk en/of Italië zijn dochters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen;
Feit 3 primair
in de periode van 4 december 2010 tot en met 21 november 2018 op een of meer plaatsen in Nederland en/of Frankrijk en/of Italië met zijn dochter [slachtoffer 2] , die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 3 subsidiair
in de periode van 4 december 2010 tot en met 21 november 2018 op een of meer plaatsen in Nederland en/of Frankrijk en/of Italië met zijn dochter [slachtoffer 2] , die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft verzocht verdachte integraal vrij de spreken van de aan hem het ten laste gelegde feiten en heeft daartoe de volgende verweren gevoerd:
Primair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze verklaringen onrechtmatig zijn verkregen.
Van het verhoor van [slachtoffer 1] is geen visuele opname gemaakt, terwijl dit volgens de ‘aanwijzing zeden’ wel had gemoeten. Hierdoor heeft de verdediging de verklaring van [slachtoffer 1] niet volledig kunnen toetsen. [slachtoffer 2] is voorafgaand aan haar verhoor ten onrechte niet gewezen op haar verschoningsrecht.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven, omdat sprake zou zijn van (wederzijdse) beïnvloeding, zoals ook wordt geconcludeerd door rechtspsycholoog Van Koppen die op verzoek van de verdediging de verhoren heeft geanalyseerd.
Uiterst subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht verdachte partieel vrij te spreken van feit 3 primair en van onderdelen op de tenlastelegging onder feit 1 en feit 2, in verband met het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3 primair
De rechtbank stelt voorop dat er in zedenzaken doorgaans maar twee verklaringen zijn over het seksueel misbruik zelf, een verklaring van het slachtoffer en een verklaring van de verdachte. In deze zaak is dat ook het geval. Dit betekent dat, indien de verdachte ontkent het ten laste gelegde te hebben begaan, de verklaring van het slachtoffer als enig bewijsmiddel voorhanden is. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op basis van een enkele verklaring. Deze bepaling strekt ertoe dat zij de rechtbank verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Aan verdachte is onder feit 3 primair ten laste gelegd dat verdachte met zijn dochter [slachtoffer 2] , die op dat moment de leeftijd van twaalf jaar nog niet had bereikt, handelingen heeft verricht die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
[slachtoffer 2] verklaart daarover in haar verhoor dat verdachte met zijn hand in haar onderbroek ging en met zijn vinger op haar lekkere plekje heen en weer ging bewegen.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of er bewijs voor handen is dat de verklaring van [slachtoffer 2] voldoende ondersteunt. Volgens de Hoge Raad hoeft dat bewijs geen betrekking te hebben op het misbruik zelf. Het is voldoende dat de verklaring van [slachtoffer 2] op concrete punten wordt bevestigd in ander bewijs. Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt niet altijd wat er precies is gebeurd, waar en onder welke omstandigheden en wie daar bij waren. Dat tast de bruikbaarheid van de verklaringen aan en dat maakt het ook lastiger om bevestiging of steun in een andere verklaring te vinden.
Door [slachtoffer 2] is niet of nauwelijks informatie gegeven met betrekking tot de context van het aan verdachte onder feit 3 primair ten laste gelegde en ook wordt door haar zusjes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet over soortgelijke handelingen verklaard. De rechtbank concludeert daarom dat de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal, waardoor aan het bewijsminimum niet is voldaan.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1, feit 2 en feit 3 subsidiair [1]
[slachtoffer 1] , geboren op [2004] , is als getuige gehoord en heeft het volgende verklaard:
Ik weet nog dat ik op de bank zijn broeksknoop opendeed en dat ik dan kusjes op zijn piemel gaf. Ik weet ook nog dat we een keer in de caravan waren en dat hij zich ging aftrekken. Mijn vader vroeg of wij wilde weten hoe sperma gemaakt werd. Maar die keer lukte het niet. Kwam het niet. [2]
Ik vond de filmpjes die hij liet zien, of dat hij telkens met zijn hand in zijn broek
zat, dat vind ik niet fijn en niet normaal.
V: Wat voor filmpjes Waren dat?
A: Gekke filmpjes van rond draaiende borsten, open benen dat soort dingen. [3]
(..)
V: Waar is dat gebeurd van dat kusje op de piemel?
A: Op de [adres] in [woonplaats] . Dit was een rijtjeshuis. Het gebeurde op de bank in de kamer en in de caravan voor het huis. Ik weet nog dat ik uit het raam keek in de caravan. Ik vond het super raar en keek of er niemand aankwam. Mijn vader lag daar op het bed aan de achterkant van de caravan en wij stonden daar. Echt heel gek.
V: Vertel eens alles wat je weet over het aftrekken
A: Dat was ook in de caravan en soms op de bank. V: Probeer het filmpje van de caravan eens af te draaien?
Hij ging aftrekken want hij wilde laten zien hoe sperma gemaakt werd.
Dit lukte niet, het kwam niet dus zei papa dat het wel een andere keer zou komen.
Hij trok zichzelf af.
V: Wat bedoel jij met aftrekken?
A: Nou zo, dan beweegt hij met zijn hand de piemel op en neer en zie je de eikel. [4]
[slachtoffer 2] , geboren op [2006] , is als getuige gehoord en heeft het volgende verklaard:
Hij liet dan een keer zijn sperma zien. Dat was heel raar. Ik heb dat ook een keer gedaan bij hem. Zo met mijn hand om zijn piemel en dan heen en weer. Toen ik niet meer wilde pakte hij mijn hand en ging hij met zijn hand heen en weer om mijn hand heen. [5]
V: Op welke plaatsen is het allemaal gebeurd?
A: Amstelhoek, bij de Amstel een lange gracht. Daar is iets gebeurd in het huis
ernaast. Dat was toen papa uit het huis gezet was en toen bij [A] en [B] woonde.
En dat was ook in dat huis dat hij ons zijn sperma liet zien.
V: Hoe kwam dat zo?
A: Dat weet ik echt niet meer. Ik weet dat gewoon. Ik heb daar gewoon beelden van. ik weet dat [slachtoffer 3] zo keek en ik zo keek en dat hij naar het kraantje liep om dat sperma af te spoelen. Van zijn handen en zijn piemel. [6]
V: heb je sperma gezien?
A: Ja twee keer bij hem. Eén keer met [slachtoffer 3] in het huis van [A] en [B] en één keer alleen in het huis vlakbij Schiphol in zijn slaapkamer.
V: Wat kun je vertellen van toen je dat zag?
A: Eén keer zag ik dat het er zo uitspoot, als een fonteintje en één keer gewoon
witte dingetjes dat kwam uit het bovenste dingetje van zijn piemel. [7]
V: Dat wat je nu allemaal verteld hebt, wie zijn daar wel eens bij geweest?
A: Niemand, oh ja [slachtoffer 3] heeft het een keer gezien. Ik heb er nooit over gepraat met
[slachtoffer 3] want ik was bang dat [slachtoffer 3] het aan mama zou vertellen.
V: Waar was dat?
A: Bij [A] en [B] . Daar heeft ze zijn sperma gezien. [8]
[slachtoffer 3] , geboren op [2005] , is als getuige gehoord en heeft het volgende verklaard:
A: Hij liet zien waar sperma vandaan kwam
V:Waar was jij?
A: In een kamer bij [A] en [B]
V: Wat zag jij?
A: De piemel van mijn vader, hij ging een soort van omhoog doen en toen kwam het eruit. [9]
In een proces-verbaal van bevindingen is het volgende gerelateerd:
[aangeefster] overhandigde ons door de kinderen zelf geschreven stukken welke gaan over het vermeende gepleegde seksueel misbruik. De bijlage zijn gevoegd in dit dossier. [10]
Bijlage 1 [slachtoffer 2] :
Ik noem mijn vader niet meer mijn vader in dit boekje want ik voel me daardoor niet zo fijn. Dus noem ik hem die man. [11] Hij heeft met mij en [slachtoffer 1] seks dingen gedaan en een keer met [slachtoffer 3] erbij, die man heeft zijn eigen sperma laten zien. Die man heeft filmpjes laten zien van seks. [12]
[aangeefster] heeft in haar aangifte het volgende verklaard:
Niet lang daarna werden we opgeschrikt door het geschreeuw van [slachtoffer 3] .
Ze stond helemaal te trillen en was aan het bellen met haar vader. Ze schreeuwde tegen hem dat hij niet moest liegen. Ze riep: "Lieg niet tegen mij, ik weet wat je hebt gedaan!” Ik hoorde dat hij zei dat er niets gebeurd was en dat hij zei: "Ik heb jullie nooit aangeraakt" [slachtoffer 3] riep: " [slachtoffer 2] moest aan je piemel zitten en je liet sperma zien!" Ik hoorde dat hij zei: "Dat was maar één keer, dat was om jullie te leren.” [slachtoffer 3] stortte toen helemaal in. Ze zakte op de grond. Ze was helemaal overstuur, ze huilde en lag tegen mij aan. [13]
[aangeefster] heeft in een proces-verbaal verhoor aangeefster het volgende verklaard:
De verhalen waar de meiden ook mee komen is dat hij liet zien waar sperma uitkomt en dat gebeurde in de caravan die voor het huis stond. Die caravan stond daar in de zomer van 2011. [14]
Bijlage:
Huizen:
• [woonplaats] , [adres]
Januari 2011 t/m zomer 2014
• [woonplaats] , [adres]
17 juni 2015 tot februari 2016
Dit is een soort vakantiehuis, dat [verdachte] huurt, naast het pand van vrienden van zijn ouders. [A] en [B] .
• [woonplaats] , [adres]
februari 2016 t/m september 2016
Het huis van vrienden van zijn ouders, ze heten [A] en [B] .
• Badhoevedorp
september 2016 tot heden [15]
[getuige] is als getuige gehoord en heeft het volgende verklaard:
Ik herinner mij dat [C] wel een keer thuis kwam en vertelde dat de vader van de kinderen, [naam] , bloot door het huis liep. [16]
Te bespreken verweren
Verklaring [slachtoffer 1] uitsluiten van het bewijs
In de ‘aanwijzing zeden’ staat dat het opnemen van audiovisuele registratie verplicht is bij verhoren van personen onder de zestien jaar indien sprake is van een zaak betreffende seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie. Met de raadsvrouw is de rechtbank daarom van oordeel dat het verhoor van [slachtoffer 1] volgens de ‘aanwijzing zeden’ audiovisueel had moeten worden opgenomen. De officier van justitie heeft terechtzitting verklaard dat het de bedoeling was om het verhoor audiovisueel op te nemen, maar dat na afloop van het verhoor is gebleken dat de camera per abuis niet heeft gefunctioneerd. Dit is een vormverzuim, omdat niet is voldaan aan de aanwijzing.
Door dit vormverzuim is enig nadeelgeleden, immers kan de verklaring van [slachtoffer 1] , nu deze niet audiovisueel is opgenomen, niet volledig worden getoetst. De rechtbank kwalificeert dit vormverzuim echter in dit geval niet als een zodanig ernstig vormverzuim dat bewijsuitsluiting de consequentie is, omdat het verhoor wel auditief is opgenomen. Daarom wordt volstaan met de constatering dat sprake is van een vormverzuim.
Verklaring [slachtoffer 2] uitsluiten van het bewijs
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verklaring van [slachtoffer 2] moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat zij pas na afloop van haar verhoor is gewezen op haar verschoningsrecht. Uit het verhoor van [slachtoffer 2] blijkt heel duidelijk dat zij wel een verklaring over verdachte wilde afleggen, ook nadat zij op het verschoningsrecht is gewezen. Haar verklaring mag daarom worden gebruikt voor het bewijs.
Verklaringen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] als onbetrouwbaar ter zijde schuiven
Wat betreft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , moeten de diverse verklaringen beoordeeld worden op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat zij de periode voorafgaand aan de verhoren met elkaar en hun moeder over de gebeurtenissen hebben gepraat, maakt de verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop ze zijn afgelegd.
Door rechtspsycholoog Van Koppen is geconcludeerd dat de door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen een schetsmatig karakter hebben, waardoor deze onbetrouwbaar zijn. Door de zedenrechercheurs zijn volgens Van Koppen ook geen kritische en preciserende vragen gesteld om meer concrete antwoorden te verkrijgen.
Hetgeen Van Koppen signaleert met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , maakt de verklaringen naar het oordeel van de rechtbank echter niet op voorhand onbetrouwbaar. Wel moet kritisch worden gekeken in hoeverre de verklaringen voor het bewijs bruikbaar zijn en door ander bewijs worden ondersteund.
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van feit 2:
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt daartoe dat zowel [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] als [slachtoffer 2] verklaren dat verdachte hen heeft laten zien ‘waar sperma vandaan komt’. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] verklaren dat verdachte dit heeft gedaan in het huis van [A] en [B] . Zij verklaren beiden over dit incident en zij verklaren ook beiden over elkaars aanwezigheid bij dit incident. Deze verklaringen vinden steun in de verklaring van de moeder van de meisjes (aangeefster [aangeefster] ) dat zij hoorde dat [slachtoffer 3] aan de telefoon tegen verdachte riep dat hij zijn sperma liet zien.
[slachtoffer 1] verklaart over een soortgelijk incident, dit zou zijn gebeurd in de caravan die voor het huis stond in [woonplaats] . Ook verklaren zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] dat verdachte ‘seksfilmpjes’ aan hen heeft laten zien.
Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , voldoende steun in elkaar, zodat is voldaan aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342 lid 2 Sv.
Ten aanzien van feit 1 en feit 3 subsidiair:
Bij de beoordeling van hetgeen verdachte onder feit 1 en feit 3 subsidiair is ten laste gelegd neemt de rechtbank hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 2 is overwogen mee voor het bewijs.
Op basis van de verklaringen in het dossier staat vast dat verdachte op seksueel gebied in het bijzijn van zijn dochters grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de bewijsmiddelen en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zijn penis door [slachtoffer 1] heeft laten kussen. [slachtoffer 1] verklaart heel specifiek over dit incident. Zij geeft aan dat dit (onder andere) is gebeurd in de caravan en zij zich bewust was van haar omgeving. Door de moeder van [slachtoffer 1] (aangeefster [aangeefster] ) wordt bevestigd dat de caravan in 2011 voor het huis in [woonplaats] heeft gestaan.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn penis door [slachtoffer 2] heeft laten betasten. Ook deze verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in hetgeen aangeefster [aangeefster] heeft verklaard over het telefoongesprek tussen [slachtoffer 3] en verdachte, namelijk dat zij heeft gehoord dat [slachtoffer 3] tegen verdachte zei dat [slachtoffer 2] aan zijn piemel moest zitten en verdachte antwoorde dat dit één keer was gebeurd.
De bewezenverklaarde handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank door meer dan één getuige voldoende specifiek benoemd, zodat is voldaan aan het bewijsminimum.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 21 november 2018 te Driebergen met (zijn minderjarige dochter) [slachtoffer 1] (geboren op [2004] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het laten kussen op zijn penis;
Feit 2:
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 21 november 2018 te Driebergen en/of Badhoevedorp en/of Amstelhoek, een of meer personen van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den)
bereikt, te weten zijn dochters [slachtoffer 1] (geboren op [2004] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [2006] ) en [slachtoffer 3] (geboren op [2005] ), met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, door (telkens)
- in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich af te trekken en/of te betasten en/of zijn penis te tonen en/of
- in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] seksfilmpjes en/of porno te kijken;
Feit 3 subsidiair:
op een of meer tijdstippen in de periode van 4 december 2010 tot en met 21 november 2018 te Amstelhoek met (zijn minderjarige dochter) [slachtoffer 2] (geboren op [2006] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het laten betasten van zijn penis door die [slachtoffer 2] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 3 subsidiair, telkens:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind.
Ten aanzien van feit 2:
een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de gemeente Houten.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de op te leggen straf geen standpunt ingenomen gelet op de door haar bepleite integrale vrijspraak.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met twee van zijn minderjarige dochters, door zijn penis door hen te laten betasten en/of te laten kussen. Daarnaast heeft verdachte pornofilms aan zijn drie dochters laten zien en zichzelf in hun bijzijn afgetrokken. Door zo te handelen heeft verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van zijn dochters geschonden en heeft hij hun (seksuele) ontwikkeling verstoord. Ook veroorzaken feiten als het onderhavige gevoelens van afschuw en verontwaardiging in de samenleving.
De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder zeer kwalijk dat hij het vertrouwen dat zijn kinderen in hem hadden en de veiligheid die zij van hem hadden mogen verwachten op een ernstige wijze heeft beschaamd en veronachtzaamd. Het seksueel misbruik vond plaats in of bij de woning van verdachte, bij uitstek een plaats waar zijn dochters zich veilig hadden moeten voelen Telkens als de slachtoffers een weekend naar hun vader gingen, waren zij op hun hoede voor het seksueel misbruik dat mogelijk plaats zou vinden. Hierdoor is een patroon ontstaan waaraan zij zich niet konden onttrekken. Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van zijn positie als vader ten gerieve van zijn eigen seksuele behoeften.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik in de regel nog lang psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan. Deze gevolgen hebben zich, blijkens het spreekrecht ter terechtzitting en de schriftelijke slachtofferverklaring, ook daadwerkelijk al voorgedaan. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nooit stilgestaan en heeft zijn eigen gevoelens vooropgesteld. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een
uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 oktober 2019, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 18 september 2019, opgemaakt door H.A. Feringa, klinisch psycholoog en AR. Steinman,
GZ psycholoog in opleiding en een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 4 oktober 2019, opgemaakt door psychiater P.K.J. Ronhaar. Hieruit volgt dat verdachte zijn medewerking aan deze onderzoeken heeft geweigerd, waardoor geen uitspraken worden gedaan over de aanwezigheid van stoornissen en een eventuele doorwerking daarvan in het delict. Het is daarom niet mogelijk om een straf en/of interventieadvies te geven.
Tot slot heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies van 9 oktober 2019, opgemaakt door R.T.M. Holthuijsen. Omdat verdachte ontkent het ten laste gelegde te hebben gepleegd en hij niet heeft meegewerkt met het onderzoek door de psycholoog en de psychiater onthoudt de reclassering zich van advies.
Straf
Gelet op de ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met
een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft daarbij in het
bijzonder in acht genomen de lange periode waarin het misbruik heeft plaatsgevonden en de
grote impact die het misbruik, maar ook het gemis van hun vader, op het leven van de
slachtoffers heeft gehad.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die doorgaans
in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat gevangenisstraf van 18 maanden met
aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren
passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf als
bijzondere voorwaarde een contactverbod met de drie slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
opleggen.
Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank tot een andere
bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Dadelijk uitvoerbaar
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de
onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarde (het contactverbod met de slachtoffers) die aan verdachte zal worden opgelegd dadelijk uitvoerbaar is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 247, 248, 248d van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 subsidiair laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. J. Ebbens en
E.J.W. Verhaagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 november 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari
2011 tot en met 21 november 2018 te Driebergen en/of Badhoevedorp
en/of Amstelveen en/of Amstelhoek en/of Appelscha en/of een of meer
plaatsen in Nederland en/of Frankrijk,
met (zijn minderjarige dochter) [slachtoffer 1] (geboren op [2004] ),
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten en/of knijpen in/van haar borsten en/of heupen en/of
billen en/of vagina en/of
- het zich door haar laten aftrekken, althans laten betasten van zijn
penis en/of
- het laten kussen op/van zijn penis en/of
- het duwen van zijn penis tegen/op haar vagina en/of
- het likken aan haar oor;
(art 247 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari
2011 tot en met 21 november 2018 te Driebergen en/of Badhoevedorp
en/of Amstelveen en/of Amstelhoek en/of Appelscha en/of een of meer
plaatsen in Nederland en/of Frankrijk en/of Italië,
een of meer personen van wie hij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den)
bereikt, te weten zijn dochters [slachtoffer 1] (geboren op [2004] )
en/of [slachtoffer 2] (geboren op [2006] ) en/of [slachtoffer 3]
(geboren op [2005] ), met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen
getuige te zijn van seksuele handelingen, door (telkens)
- in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] zich af te trekken en/of te betasten en/of zijn
penis te tonen en/of
- in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] seksfilmpjes en/of porno te kijken;
(art 248D Wetboek van Strafrecht)
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4
december 2010 tot en met 21 november 2018 te Driebergen en/of
Badhoevedorp en/of Amstelveen en/of Amstelhoek en/of Appelscha
en/of een of meer plaatsen in Nederland en/of Frankrijk en/of Italië,
met (zijn minderjarige dochter) [slachtoffer 2] (geboren op [2006]
),
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van
die [slachtoffer 2] ,
te weten
- het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina en/of
tussen haar schaamlippen en/of
- het betasten van haar vagina en/of
- het duwen en/of op en neer bewegen van zijn (blote) penis tegen/op
haar vagina en/of
- het likken en/of bijten in haar nek en/of oor en/of
- het zich laten aftrekken, althans laten betasten van zijn penis en/of
ballen door die [slachtoffer 2] en/of
- het laten kussen en/of likken op/van zijn penis door die [slachtoffer 2] ;
(art 244 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4
december 2010 tot en met 21 november 2018 te Driebergen en/of
Badhoevedorp en/of Amstelveen en/of Amstelhoek en/of Appelscha
en/of een of meer plaatsen in Nederland en/of Frankrijk en/of Italië,
met (zijn minderjarige dochter) [slachtoffer 2] (geboren op [2006]
), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het brengen van één of meer van zijn vingers op haar vagina en/of het
betasten van haar vagina en/of
- het zich laten aftrekken, althans laten betasten van zijn penis en/of
ballen door die [slachtoffer 2] en/of
- het laten kussen en/of likken op/van zijn penis door die [slachtoffer 2]
en/of
- het duwen en/of op en neer bewegen van zijn (blote) penis tegen/op
haar vagina en/of
- het likken en/of bijten in haar nek en/of oor;
(art 247 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 juli 2019 en 1 augustus 2019 genummerd PL0900-2018340055 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 148. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , pagina 84.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , pagina 85.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , pagina 86.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pagina 91.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pagina 92.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pagina 94.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pagina 95.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , pagina 98.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 58.
11.Een geschrift, gevoegd als bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 59.
12.Een geschrift, gevoegd als bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 60
13.Proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , pagina 26.
14.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangeefster] , pagina 142.
15.Een geschrift, gevoegd als bijlage bij proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangeefster] , pagina 144.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 102.