ECLI:NL:RBMNE:2019:5484
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en taxatie van onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-beschikking van de gemeente. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A. van den Dool, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van haar woning in [woonplaats], die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 657.000,- per 1 januari 2016. Eiseres betwist deze waarde en bepleit een lagere taxatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting waar ook de gemachtigde van de gemeente en de taxateur aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank direct uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft onderbouwd met een taxatiematrix, waarin de woning is vergeleken met zes referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Eiseres heeft geen bewijs geleverd voor haar stelling dat de correctie in de taxatiematrix niet groot genoeg is. De rechtbank heeft opgemerkt dat eiseres heeft geweigerd om een inpandige opname te laten verrichten, wat haar kansen op bewijsvoering heeft beperkt.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.