Op 19 november 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van gewapende overvallen op twee supermarkten in Almere. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een terechtzitting op 5 november 2019, waar de officier van justitie, mr. R. Leuven, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.M.C. van Nielen, hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de eerste overval vond plaats op 17 december 2017 op de [winkel 1] supermarkt, waarbij meerdere slachtoffers met geweld zijn bedreigd, en de tweede op 19 december 2017 op de [winkel 2] supermarkt, waar ook geweld is gebruikt tegen aanwezigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er camerabeelden zijn van de overvallen, maar heeft benadrukt dat herkenningen op basis van deze beelden met voorzichtigheid moeten worden behandeld. De rechtbank oordeelde dat de kenmerken die door de verbalisant zijn genoemd, zoals het postuur en de huidskleur van de verdachte, onvoldoende specifiek en onderscheidend zijn om hem als dader te kunnen aanwijzen. Ondanks dat er sterke aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij de overvallen, zoals tapgesprekken en het aantreffen van soortgelijke kleding, was de rechtbank van mening dat deze aanwijzingen niet voldoende wettig bewijs opleverden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs niet overtuigend genoeg was. De benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7], zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.