ECLI:NL:RBMNE:2019:5437

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
16/108177-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot verkrachting in Amersfoort met DNA-bewijs

Op 19 november 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot verkrachting van een vrouw in Amersfoort op 10 februari 2019. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De zaak kwam aan het licht toen het slachtoffer, na een avond uit, werd achtervolgd door de verdachte. Hij benaderde haar met seksuele opmerkingen en probeerde haar aan te raken. Het slachtoffer heeft zich echter weten te verzetten, wat leidde tot de poging tot verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door camerabeelden en DNA-bewijs, voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren voor de poging tot verkrachting. De verdachte werd vrijgesproken van een tweede aanklacht van verkrachting, omdat er onvoldoende bewijs was om deze te ondersteunen. De rechtbank hield rekening met de verstandelijke beperking van de verdachte en zijn gebrekkige impulscontrole, wat leidde tot een lagere straf dan door het Openbaar Ministerie was geëist. Naast de gevangenisstraf moet de man zich laten behandelen en begeleiden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/108177-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
gedetineerd in het [verblijfplaats] te [plaatsnaam 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. T. van Assendelft de Coningh, advocaat te Amsterdam, alsmede mr. J. Pieters, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1 primair: op 10 februari 2019 in Amersfoort heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te verkrachten, door met zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer 1] te gaan en de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer 1] te betasten;
onder 1 subsidiair: op 10 februari 2019 in Amersfoort [slachtoffer 1] heeft aangerand, door met zijn hand in de onderbroek van die [slachtoffer 1] te gaan en de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer 1] te betasten;
onder 2 primair: in de periode van 27 tot en met 29 oktober 2018 in Amersfoort [slachtoffer 2] heeft verkracht, door met zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] te gaan;
onder 2 subsidiair: in de periode van 27 tot en met 29 oktober 2018 in Amersfoort heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te verkrachten, door met zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] te gaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat behoedzaam moet worden omgegaan met de verklaringen die verdachte heeft afgelegd, nu hij beperkt heeft verklaard en gelet op zijn beperkte verstandelijke vermogens en gebrekkige geheugen.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde is de raadsman van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken, aangezien niet kan worden vastgesteld dat verdachte het opzet had bij het slachtoffer (seksueel) binnen te dringen. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 2] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te stellen dat verdachte dit feit heeft gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde [1]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 10 februari 2019 uit was gegaan in Amersfoort en om 03.37 uur alleen naar huis ging. Zij merkte dat er iemand achter haar liep. Deze man haalde haar op een gegeven moment in en zei “schatje, waar ga je heen”. Vervolgens ging de man aan haar zitten. Hij legde zijn handen op haar heupen [2] en hij ging met zijn hand onder haar rokje. Hij ging met zijn hand in haar panty, in haar onderbroek en deed vervolgens zijn hand op haar (blote) vagina, op haar schaamlippen. Hij is niet met zijn vinger(s) tussen haar schaamlippen geweest. [slachtoffer 1] stribbelde tegen en toen stopte het. Zij duwde de man van zich af en ging gillen en schreeuwen. De man duwde [slachtoffer 1] op de grond en pakte haar telefoon af. [3]
Op de camerabeelden is te zien dat er een man achter een meisje aan liep. [4] Ook is te zien dat de man het meisje inhaalde en naar het meisje toeliep. Vervolgens is te zien dat de man het meisje met twee handen bij haar middel vast had en haar naar de grond probeerde te duwen. Daarna verdwijnen de man en het meisje uit het zicht van de camera. Even later zijn zij weer in beeld en is te zien dat de man aan het meisje trekt. Na wat trekken is te zien dat de man de telefoon uit de handen van het meisje grist. De man rent vervolgens met de telefoon weg. [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zichzelf heeft herkend op deze beelden. [6] Ook heeft verdachte verklaard dat hij achter een meisje is aangelopen en haar een knuffel heeft gegeven. [7]
De panty van [slachtoffer 1] is onderzocht en werd daarbij voorzien van het nummer AAMO5625NL. [8] Het DNA-profiel dat in de bemonstering met nummer AAMO5625NL#03 aanwezig was, kan afkomstig zijn van verdachte. De verkregen resultaten van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer de hypothese, dat de bemonstering DNA van verdachte of een in de mannelijke lijn aan verdachte verwante man, waar is dan wanneer de hypothese, dat de bemonstering DNA van een willekeurig gekozen man die niet in de mannelijke lijn verwant is aan verdachte, waar is. [9]
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aangeefster onverhoeds heeft beetgepakt, direct met zijn hand in haar onderbroek is gegaan en haar blote vagina heeft aangeraakt. Aangeefster heeft verklaard dat dit stopte omdat zij tegenstribbelde en hem wegduwde. In het licht van deze verklaring van aangeefster en de uiterlijke verschijningsvorm die uit haar verklaring en uit de camerabeelden naar voren komt, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte op zijn minst er op was gericht bij aangeefster binnen te dringen door met zijn hand tussen haar schaamlippen dan wel in haar vagina te gaan. Aldus is sprake is van een poging tot verkrachting.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
[slachtoffer 2] heeft zich bij de politie gemeld, nadat zij een persbericht van de politie had gezien met daarin een foto van verdachte. Zij heeft verklaard dat zij verdachte herkende als de man die haar in de nacht van 27 op 28 oktober 2018 in Amersfoort had aangerand en zij heeft aangifte gedaan. Geconfronteerd met deze aangifte heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij aangeefster in die bewuste nacht heeft ontmoet en dat zich een situatie, zoals door aangeefster geschetst, heeft voorgedaan. Het procesdossier bevat verder geen bewijsmiddelen die de aangifte van [slachtoffer 2] voldoende ondersteunen. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de persoon is die [slachtoffer 2] heeft verkracht dan wel heeft geprobeerd te verkrachten.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de onder feit 1 door verdachte gebruikte handelwijze onvoldoende specifiek is en onvoldoende overeenkomsten vertoont met de door [slachtoffer 2] omschreven handelwijze om als schakelbewijs bij te dragen aan het bewijs voor dit feit. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 10 februari 2019 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van dit slachtoffer,
- achter die [slachtoffer 1] is aangelopen en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: ‘schatje waar ga je heen’ en
- zijn handen op de heupen van die [slachtoffer 1] heeft gelegd en
- met zijn hand onder het rokje van die [slachtoffer 1] is gegaan en
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd tegen haar lichaam waardoor zij op de grond viel en
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) een telefoon waarmee die [slachtoffer 1] aan het bellen was heeft afgepakt en
- met zijn hand onder het rokje en in de panty en onderbroek van die [slachtoffer 1] is gegaan en (vervolgens) de blote vagina en schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft aangeraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
onder 1: Poging tot verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden dat verdachte:
- zich meldt en blijft melden bij Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door [instelling 1] en zich laat begeleiden door [instelling 2] , zolang de reclassering dat nodig vindt;
- indien hij niet langer bij zijn partner, mevrouw [A] , kan wonen, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
- meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een passende dagbesteding;
- zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, indien de rechtbank tot strafoplegging komt, rekening moet worden gehouden met de kwetsbare persoonlijkheid en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de omstandigheid dat het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, zoals in de rapporten van de deskundigen is omschreven. De verdediging heeft aangevoerd dat ook rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte vanaf het begin van het onderzoek volledig heeft meegewerkt en dat hij, ondanks de beperkingen in zijn emotionele belevingswereld, oprechte spijt heeft betoond. De verdediging heeft verder aangevoerd dat, mede gelet op het bepaalde in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, volstaan kan worden met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en dat een langere gevangenisstraf bij verdachte meer stress zal opleveren. De verdediging is van mening dat verdachte belang heeft bij een gezonde terugkeer in de maatschappij en verdachte heeft te kennen gegeven dat hij hulp daarbij zal aanvaarden. Deze hulp kan in de vorm van bijzondere voorwaarden, zoals in het rapport van de reclassering is omschreven, aan een voorwaardelijk strafdeel worden verbonden. Een alcoholverbod is daarbij volgens de verdediging niet nodig.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst en omstandigheden
Verdachte heeft een jong meisje dat na het uitgaan ’s nachts alleen over straat liep, achtervolgd en vastgegrepen. Daarbij zijn verdachte en het slachtoffer op straat terecht gekomen. Vervolgens is hij met zijn hand in haar onderbroek gegaan en heeft hij haar blote vagina aangeraakt. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het moet voor het slachtoffer bijzonder angstig en vernederend zijn geweest midden in de nacht te worden achtervolgd en te worden vastgegrepen. Dit is ook gebleken uit hetgeen door en namens het slachtoffer naar voren is gebracht ter terechtzitting. Daarbij heeft verdachte ook nog eens de telefoon van het slachtoffer uit haar handen getrokken en deze even later naar haar teruggeschopt. Daarbij is de telefoon beschadigd.
De rechtbank weegt mee dat het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van zedendelicten langdurig de nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden en dat zij gedurende lange tijd gevoelens van onrust en onveiligheid kunnen ervaren. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer grote vrees heeft aangejaagd en inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Dat het uiteindelijk tot een poging verkrachting is gebleven, is te danken aan het feit dat het slachtoffer heeft gegild, geschreeuwd en verdachte heeft weggeduwd. Verdachte heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn wens tot bevrediging van zijn (seksuele) verlangens.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 9 juli 2019, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Verdachte is door een psychiater en een psycholoog onderzocht. De psychiater concludeert in het rapport van 30 september 2019 dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking met zeer beperkt cognitief en sociaal-maatschappelijk functioneren, mede door de gevolgen van een hechtingsstoornis. Verdachte is niet in staat om zelf zijn leven vorm te geven, heeft weinig tot geen inlevingsvermogen met een gebrekkige impulscontrole wanneer hij zich in een stressvolle situatie bevindt en daarbij alcohol drinkt. Verdachte functioneert verstandelijk onder het niveau van een tienjarige en overziet hierdoor niet de gevolgen van zijn daden noch beseft hij de ernst ervan. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens was aanwezig tijdens het tenlastegelegde. Gezien verdachte’s enorme beperkingen, is het aannemelijk om hem het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. De kans op seksuele recidive wordt als matig ingeschat, dit met inachtneming van alle beperkingen en onduidelijkheden. Verdachte is sterk afhankelijk van externe structuur en van anderen door zijn verstandelijke beperking. Wanneer externe steun wegvalt is hij moeilijk tot niet in staat zichzelf te corrigeren of bij te sturen. Hij heeft ontoereikende probleemoplossings-vaardigheden. Indien verdachte (weer) bij zijn huidige partner kan gaan wonen dan is een ambulant kader met reclasseringstoezicht van groot belang met kennis van zaken over verstandelijke beperkingen. Een gedragstherapie over seksualiteit en grensoverschrijdend gedrag is wenselijk, afgestemd op de verstandelijke vermogens van verdachte. Dat kan mogelijk in samenwerking met een instantie als [instelling 2] in [plaatsnaam 2] en/of met een instantie als [instelling 1] . Mocht wonen bij zijn partner niet mogelijk zijn, dan is een residentiële LVB-setting aangewezen, bijvoorbeeld bij [instelling 3] . Daar is aandacht voor alcoholmisbruik, zelfzorg en seksueel overschrijdend gedrag aangewezen. Om recidive te voorkomen, zal verdachte gebaat zijn bij een deels of geheel voorwaardelijk strafdeel met een ambulant gedwongen LVB-behandelkader met verplicht toezicht door de reclassering. Mocht verdachte zich hieraan onttrekken of door omstandigheden dakloos worden dan is het belangrijk dat hij niet op straat terecht komt en zal een opname in een LVB-setting noodzakelijk zijn totdat hij begeleid kan worden in een beschermde woonvorm.
De psycholoog concludeert in het rapport van 16 september 2019 dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en tevens van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een lichte verstandelijke beperking, en een norm-overschrijdende gedragsstoornis, waarschijnlijk beginnend in de jeugd. Daarnaast is sprake van een reactieve hechtingsstoornis en een lichte stoornis in het alcoholgebruik. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen. De kans op herhaling van vergelijkbare incidenten is hoog. Gezien de gecompliceerde meervoudige problematiek van verdachte is klinische behandeling in een forensische kliniek waarbij intensieve behandeling en begeleiding en het toepassen van drang en dwang mogelijk is, aangewezen. Het beste zou dit kunnen plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel en onder regie, begeleiding en ondersteuning van de reclassering.
Uit het rapport van Reclassering Nederland van 29 oktober 2019 volgt dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking met een zeer beperkt cognitief en sociaal maatschappelijk functioneren waarbij hij altijd afhankelijk is geweest van structuur en hulp van anderen. Hij kan niet lezen en schrijven en heeft moeite om een tijdspad aan te geven. Er is sprake van een matig tot hoog recidiverisico. Het is wenselijk dat verdachte ondersteund wordt in het op orde brengen van zijn praktische zaken en, voor zover mogelijk, inzicht krijgt in zijn gedrag door middel van een behandeling. Geadviseerd wordt aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulp-verlening en meewerken aan het verkrijgen en behouden van een passende dagbesteding.
Ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, alsmede de mate van toerekenbaarheid
De psychiater en de psycholoog komen in hun rapportages beiden tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking. Door beide deskundigen wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
Behandeling; ambulant of klinisch?
De rechtbank constateert dat de deskundigen het erover eens zijn dat verdachte behandeling nodig heeft, maar dat zij van mening verschillen over de vraag of die behandeling ambulant of klinisch dient plaats te vinden.
Mede gelet op het advies van de reclassering ziet de rechtbank op dit moment onvoldoende aanleiding een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde te stellen. Nu verdachte bij zijn partner kan verblijven kan worden volstaan met een ambulante behandeling. Mocht verdachte op enig moment niet meer bij zijn partner kunnen verblijven, dan zal hij moeten verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zoals hierna omschreven.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat alleen een (deels) vrijheidsbenemende straf recht doet aan de ernst van het feit. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is. Een deel van deze gevangenisstraf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen, zodat de noodzakelijke behandeling en begeleiding van verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden aan dit voorwaardelijk deel verbonden kunnen worden. De rechtbank zal ook de bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet onthouden van alcohol en moet meewerken aan de controle op naleving van dit verbod, omdat uit het procesdossier en de rapporten van de deskundigen blijkt dat er een verband bestaat tussen het alcoholgebruik van verdachte en het bewezenverklaarde.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde komen, het gevorderde bedrag dient te worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze immateriële schade op € 1.000,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres] , [postcode] in [plaatsnaam 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van [instelling 1] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Voorts laat verdachte zich begeleiden door [instelling 2] of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling en begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en begeleiding;
* indien verdachte niet langer bij zijn partner, mevrouw [A] , kan wonen, verblijft hij in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en ten behoeve van de naleving van dit verbod zal meewerken aan urinecontroles, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde toe tot een bedrag van € 1.000,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. J.W. Veenendaal en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 november 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 februari 2019 te Amersfoort
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid
[slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die slachtoffer,
- achter die [slachtoffer 1] is aan gelopen en/of op die [slachtoffer 1] is af gelopen
en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: ‘schatje waar ga je heen’ en/of
- zijn hand(en) op de heup(en) van die [slachtoffer 1] heeft gelegd en/of
- met zijn hand onder het rokje van die [slachtoffer 1] is gegaan en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geduwd op/tegen haar lichaam waardoor zij op de
grond viel en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) een telefoon waarmee die [slachtoffer 1]
aan het bellen was heeft afgepakt en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en hij, verdachte, over haar heen
stond/zat) met zijn hand onder het rokje en/of in de panty en/of
onderbroek van die [slachtoffer 1] is gegaan en/of (vervolgens) de blote vagina
en/of schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft betast/aangeraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 februari 2019 te Amersfoort, door geweld of een
andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het
betasten van haar heupen en/of blote vagina en/of schaamlippen
en bestaande dat geweld en/of een andere feitelijkheid en/of die
bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid uit het
- achter die [slachtoffer 1] aan lopen en/of het op die [slachtoffer 1] af lopen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] zeggen: ‘schatje waar ga je heen’ en/of
- leggen van zijn hand(en) op de heup(en) van die [slachtoffer 1] en/of
- met zijn hand onder het rokje van die [slachtoffer 1] gaan en/of
- duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] waardoor zij op de grond viel
en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) afpakken van een telefoon
waarmee die [slachtoffer 1] aan het bellen was en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en hij, verdachte, over haar heen
stond en/of zat) met zijn hand onder het rokje en/of in de panty en/of
onderbroek van die [slachtoffer 1] gaan en/of (vervolgens) betasten/aanraken
van de blote vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 29 oktober 2018 te
Amersfoort
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het
ondergaan van één of meer handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer 2] ,
welk geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging
met geweld en/of de bedreiging met (een) ander(e) feitelijkhe(i)d(en)
heeft/hebben bestaan uit het:
- naast die [slachtoffer 2] gaan fietsen en/of
- tegen de schouder duwen van die [slachtoffer 2] terwijl zij op haar fiets
zat en/of
- vastpakken en/of knuffelen van die [slachtoffer 2] en/of
- kussen van de nek en/of wang van die [slachtoffer 2] en/of
- strelen van de arm en/of rug van die [slachtoffer 2] en/of
- ( onverhoeds) zijn hand in de broek van die [slachtoffer 2] doen en het
(vervolgens) strelen/betasten van de blote billen van die [slachtoffer 2]
en/of
- ( onverhoeds) zijn hand in de broek van die [slachtoffer 2] doen en het
(vervolgens) met zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer 2] gaan en/of het strelen/betasten van de clitoris van die
[slachtoffer 2] ;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 tot en met 29 oktober 2018 te
Amersfoort
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid
[slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die slachtoffer,
- naast die [slachtoffer 2] is gaan fietsen en/of
- die [slachtoffer 2] terwijl zij op haar fiets zat tegen haar schouder, althans
haar lichaam, heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of geknuffeld en/of
- die [slachtoffer 2] heeft gekust in/op/tegen haar nek en/of wang en/of
- die [slachtoffer 2] heeft gestreeld op/over haar arm en/of rug en/of
- zijn hand (onverhoeds) in de broek van die [slachtoffer 2] heeft gedaan en
(vervolgens) de blote billen van die [slachtoffer 2] heeft gestreeld/betast
en/of
- zijn hand (onverhoeds) in de broek van die [slachtoffer 2] heeft gedaan en
(vervolgens) met zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer 2] is gegaan en/of de clitoris van die [slachtoffer 2] heeft gestreeld
en/of betast,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 6 mei 2019, 7 mei 2019, 12 mei 2019, 12 juli 2019 en 15 juli 2019, met onderzoeksnummer MDRBC19015/ [.] , opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 519. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 285.
3.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 286.
4.Proces-verbaal uitkijken camerabeelden, doorgenummerde pagina 336.
5.Proces-verbaal uitkijken camerabeelden, doorgenummerde pagina 337.
6.Proces-verbaal ter terechtzitting van 5 november 2019.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde pagina 399.
8.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, doorgenummerde pagina 305.
9.Een rapport DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 26 september 2019.