ECLI:NL:RBMNE:2019:5350
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en toekenning van transitievergoeding in arbeidsrechtelijke geschil
In deze zaak gaat het om een ontslag op staande voet van een werknemer, [Partij I], die sinds 1 september 2001 in dienst was van de maatschap [Partij II sub 1] als verloskundige. De werknemer was op 31 oktober 2018 uitgeschreven uit het Kwaliteitsregister Verloskundigen en op 2 januari 2019 uit het BIG-register, waardoor zij niet meer bevoegd was om haar werkzaamheden uit te voeren. Ondanks herhaalde waarschuwingen van de werkgever, heeft [Partij I] geen actie ondernomen om haar registratie te verlengen. Op 5 juli 2019 heeft de werkgever [Partij II sub 1] c.s. de arbeidsovereenkomst met [Partij I] op staande voet beëindigd, omdat zij op 1 juli 2019 een cliënt had doorgestuurd naar een ziekenhuis, waarbij de schijn werd gewekt dat zij dit deed namens de werkgever, terwijl zij niet meer geregistreerd was.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht was, omdat [Partij I] een dringende reden had gegeven voor het ontslag door haar handelen en nalaten. De persoonlijke omstandigheden van [Partij I] werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om het ontslag onterecht te verklaren. De rechter heeft echter geoordeeld dat het onaanvaardbaar zou zijn om geen transitievergoeding toe te kennen, gezien het lange dienstverband van [Partij I] en haar persoonlijke omstandigheden. Daarom is een deel van de transitievergoeding vastgesteld op € 19.800,- bruto. Daarnaast is [Partij I] veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 10.098,- aan de werkgever, omdat zij door haar handelen een dringende reden had gegeven voor het ontslag.