ECLI:NL:RBMNE:2019:5267

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
16/214971-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens veroorzaken verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte vrijgesproken van het veroorzaken van een verkeersongeval op 23 april 2018 te Hoogland, waarbij een voetganger zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft op 7 november 2019 uitspraak gedaan na een zitting op 24 oktober 2019. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van roekeloos rijgedrag, maar de verdediging betoogde dat er geen sprake was van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omstandigheden van het ongeval niet voldoende bewijs boden voor schuld van de verdachte. Er was geen duidelijkheid over de exacte positie van de voetgangers en het voertuig van de verdachte op het moment van de aanrijding. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met gepaste snelheid reed en dat er geen bewijs was dat hij het ongeval had kunnen voorkomen door anders te rijden. De rechtbank oordeelde dat het ongeval een betreurenswaardige samenloop van omstandigheden was, maar dat de verdachte niet schuldig was aan de overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waarop de aanklacht was gebaseerd. De verdachte werd daarom vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/214971-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. W.A. Koers, advocaat te Leusden, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de benadeelde partij [benadeelde] , is verklaard.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:op 23 april 2018 op de Monseigneur van de Weteringstraat te Hoogland als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een tractor met aangekoppelde zaaimachine) een verkeersongeval heeft veroorzaakt door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, ten gevolge waarvan [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel;
subsidiair:op 23 april 2018 op de Monseigneur van de Weteringstraat te Hoogland als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een tractor met aangekoppelde zaaimachine) gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, in het bijzonder het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse. Naar het oordeel van de officier van justitie is sprake geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Verdachte heeft aangeefster te laat gezien. Verdachte had moeten stoppen of (meer) naar rechts moeten uitwijken. Verdachte rijdt al 40 jaar op tractoren. Hij heeft een extra zorgplicht als beroepschauffeur.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat één verkeersovertreding niet voldoende is om aanmerkelijke onvoorzichtigheid bewezen te verklaren. De toets die moet worden toegepast ziet op de omstandigheden van het geval, waarbij de raadsvrouw heeft uiteengezet dat deze in het onderhavige geval er niet toe leiden dat de aanmerkelijke onvoorzichtigheid kan worden aangenomen. Daarnaast voert de verdediging het verweer dat de ten laste gelegde gedraging, te weten het onvoldoende naar rechts sturen, op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, niet kan worden vastgesteld, en derhalve ook voor het subsidiaire vrijspraak dient te volgen. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een ongelukkig samenloop van omstandigheden, en verdachte van zowel het primaire als het subsidiaire tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 6 en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Om tot een veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te kunnen komen, is vereist dat verdachte schuld heeft aan de aanrijding, in die zin dat hij – zoals is ten laste gelegd – zich roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen.
Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is/zijn begaan. Niet kan reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Bij de beoordeling van die vraag gaat de rechtbank uit van de volgende omstandigheden die volgen uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting:
- Ten tijde van de aanrijding was het schemerig. De aanrijding vond plaats op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Monseigneur van de Weteringstraat, gelegen buiten de bebouwde kom van Hoogland, waar op de plaats van het ongeval de straatverlichting niet in werking was.
- De Monseigneur van de Weteringstraat is een verharde weg en mag in twee richtingen bereden worden. De weg heeft een breedte van 4.25 meter, er waren ten tijde van het ongeval geen wegmarkeringen op het wegdek aangebracht en aan beide zijden van de rijbaan was een grasberm gelegen waarin bomen stonden. Het slachtoffer en de medevoetganger liepen respectievelijk op de verharde weg naast de berm en in de berm. Zij liepen naast elkaar aan de linkerzijde van de weg, bezien vanuit het perspectief van verdachte. De voetgangers begaven zich dus in dezelfde richting als die waarheen verdachte ging.
- De wegbreedte was 4.25 meter, de maximale voertuigbreedte was 2.92 meter en de beschikbare ruimte 1.37 meter.
- Er zijn geen sporen aangetroffen dan wel veiliggesteld waardoor de precieze plaats van de voetgangers op de weg kon worden vastgesteld. Dit geldt ook voor de specifieke plaats van het voertuig, dit kan niet worden vastgesteld aan de hand van de stukken in het dossier.
- Verdachte reed, volgens zijn verklaring, bij het in zicht komen van de voetgangers maximaal 20 kilometer per uur en verklaart dat hij middels een Vario-hendel snelheid minderde. Niet is onderzocht wat de remweg is van het door verdachte bestuurde voertuig bij de vermoedde snelheid, noch wat de afstand was tot het slachtoffer op het moment dat deze in zicht kwam bij verdachte.
- Niet is onderzocht in hoeverre het voertuig van verdachte uitzwenkt in verhouding tot de snelheid dan wel manoeuvremogelijkheid van verdachte.
De vraag die voorligt aan de rechtbank is of verdachte het ongeval had kunnen voorkomen door meer naar rechts te sturen dan wel meer rechts te rijden.
Op grond van het voorgaande en bij gebreke aan andersluidende informatie gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte met voor ter plaatse geldende gepaste snelheid over de rijbaan heeft gereden. De rechtbank acht de verklaring van het slachtoffer over het voorval betrouwbaar en het scenario zoals dit door haar is geschetst aannemelijk. Echter, de rechtbank heeft op grond van de voorliggende stukken en hetgeen is verklaard ter terechtzitting niet kunnen vaststellen wat de precieze plaats van verdachte op de weg was, op welk moment verdachte de voetgangers in het zicht kreeg, dan wel wat de afstand van verdachte op dat moment ten opzichte van het slachtoffer was. Niet is onderzocht wat de remweg zou zijn geweest met een dergelijk voertuig, of en in hoeverre het uitrustingsstuk aan de achterzijde uitzwenkt, wat de afstand was van het voertuig van verdachte tot de voetgangers op het moment dat deze hen inhaalde en de mogelijke reactietijd die nodig is voor een dergelijk voertuig om effectief naar rechts te sturen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of verdachte het ongeval had kunnen voorkomen door meer naar rechts te sturen.
Alle feiten en omstandigheden overziend is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vastgesteld kan worden dat sprake is van een betreurenswaardig ongeval dat veel verdriet en blijvend ongemak heeft veroorzaakt bij het slachtoffer [benadeelde] en haar familie, maar dat niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat het verkeersongeval ten gevolge waarvan [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen aan verdachtes schuld te wijten is in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat het rijgedrag als zodanig in dit concrete geval gevaarzettend of hinder veroorzakend is geweest. Verdachte zal derhalve ook worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en G. Perrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2019.
mr. G. Perrick is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 april 2018 te Hoogland, gemeente Amersfoort als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten: een tractor met een aangekoppelde zaaimachine, merk: Fendt, type: Vario Farmer 412), daarmede rijdende over de weg, Monseigneur van de Weteringstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet voldoende naar rechts te sturen en/of niet voldoende rechts te rijden tijdens het inhalen van het slachtoffer (en haar buurvrouw)(welke aan de linkerkant van de weg liepen), waardoor de aangekoppelde zaaimachine althans het aangekoppelde (brede) uitrustingsstuk het slachtoffer heeft geraakt en er een aanrijding tussen het door de verdachte bestuurde motorrijtuig en het slachtoffer is ontstaan, waardoor een ander (genaamd [benadeelde] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk, een gescheurd trommelvlies (van het rechteroor), gehoorverlies (van het rechteroor), uitval reuk en/of smaak, duizeligheidsklachten en/of een verstoord evenwichtsoorgaan, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 april 2018 te Hoogland, gemeente Amersfoort als bestuurder van een voertuig (een tractor met een aangekoppelde zaaimachine, merk: Fendt, type: Vario Farmer 412), daarmee rijdende op de weg, te weten de Monseigneur van de Weteringstraat, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet voldoende naar rechts te sturen en/of niet voldoende rechts te rijden tijdens het inhalen van het slachtoffer (en haar buurvrouw)(welke aan de linkerkant van de weg liepen), waardoor de aangekoppelde zaaimachine althans het aangekoppelde (brede) uitrustingsstuk het slachtoffer heeft geraakt en er een aanrijding tussen het door de verdachte bestuurde motorrijtuig en het slachtoffer is ontstaan, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )