ECLI:NL:RBMNE:2019:5186

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
C/16/485161 HA RK 19/210
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing en ontslag van de vereffenaar in een nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing en ontslag van de benoemde vereffenaar in de nalatenschap van een overleden persoon. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de taak van de vereffenaar al was geëindigd, aangezien alle schulden van de nalatenschap waren voldaan. De vereffenaar, mr. A. Schroten, was benoemd op 16 juni 2017 en had de nalatenschap beheerd, inclusief de verkoop van de woning van de erflater. De verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A. Kanning, stelde dat er gewichtige redenen waren om de vereffenaar te ontslaan, waaronder het nodeloos procederen en het niet informeren van de erfgenamen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de vereffenaar haar taken naar behoren had uitgevoerd en dat er geen belang meer was bij het verzoek tot ontslag. De rechtbank heeft ook het verzoek om de vereffenaar te veroordelen in de proceskosten niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit niet schriftelijk was ingediend. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. R.H.M. den Ouden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Team toezicht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/485161 HA RK 19/210
Beschikking van 6 november 2019
in de zaak van
[verzoekster],
advocaat mr. M.A. Kanning,
verder te noemen [verzoekster] .
Het verzoek heeft betrekking op de nalatenschap van:
[erflater], geboren te [geboorteplaats] op [1933] , overleden te [woonplaats] op
[2016] , laatste woonplaats [woonplaats] , hierna te noemen erflater.
mr. A. Schroten, werkzaam bij VBC Notarissen te Nijkerk, is bij beschikking van 16 juni 2017 van deze rechtbank benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van erflater.
Belanghebbenden in deze zaak zijn:
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.J. Drost,
verder te noemen [belanghebbende 1] ,
en
[belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen [belanghebbende 2] .

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 5 juni 2019, dat strekt tot ontslag van de vereffenaar op grond van artikel 4:206 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW);
  • het verweerschrift van [belanghebbende 1] van 30 september 2019.
De zaak is behandeld op 9 oktober 2019. Hierbij zijn verschenen: [verzoekster] met haar advocaat, de vereffenaar met mevrouw [B] , [belanghebbende 1] met haar advocaat en [belanghebbende 2] . Voorts waren de partner van [belanghebbende 1] en een vriendin van [belanghebbende 2] aanwezig op de zitting.
Op 4 november 2019 heeft de notaris de rechtbank telefonisch desgevraagd bericht dat de tot de nalatenschap behorende woning is geleverd. De opbrengst van de woning is ontvangen door de vereffenaar en daarvan zijn of worden de kosten die verband houden met de verkoop van de woning voldaan.

2.De feiten

2.1.
Erflater is gehuwd geweest met [C] . Dit huwelijk is ontbonden door haar overlijden op [1998] . Zij heeft in haar testament erflater benoemd tot enig erfgenaam. De kinderen hebben daarin berust.
2.2.
Erflater heeft voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt bij testament, opgemaakt op 23 januari 2015. In dat testament is hij niet afgeweken van de wettelijke regels van erfopvolging. Hij heeft tot erfgenamen achtergelaten zijn drie kinderen, te weten [verzoekster] , [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] . Zij hebben alle drie de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.3.
Bij beschikking van 16 juni 2017 van deze rechtbank is op verzoek van [belanghebbende 1] de vereffenaar benoemd.
2.4.
Bij beschikking van 28 maart 2019 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de vereffenaar een voorschot op haar loon toegekend van € 24.402,92 exclusief BTW.
2.5.
Bij beschikking van 17 mei 2019 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de vereffenaar op grond van artikel 4:210 BW een aanwijzing gegeven. Deze aanwijzing houdt, kort gezegd, in dat de vereffenaar een professioneel bedrijf opdracht verstrekt om de woning van erflater leeg te ruimen en schoon te maken alsmede om opdracht aan een makelaar te verstrekken om de woning van erflater voor een vraagprijs tussen de
€ 235.000,-- en € 240.000,-- te verkopen.
2.6.
Bij beschikking van 27 augustus 2019 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de vereffenaar op grond van artikel 4:210 BW een aanwijzing gegeven. Deze aanwijzing houdt, kort gezegd, in dat de vereffenaar de woning van erflater mag verkopen en leveren voor een koopsom van € 230.000,--.

3.De beoordeling

3.1.
[verzoekster] verzoekt de vereffenaar op grond van artikel 4:206 lid 5 BW te schorsen en te ontslaan. Zij stelt dat er sprake is van gewichtige redenen zoals bedoeld in voormeld artikellid om de vereffenaar te ontslaan. Hiertoe voert zij onder andere aan dat de vereffenaar nodeloos heeft geprocedeerd waardoor haar kosten oplopen, dat de vereffenaar de erfgenamen niet heeft geïnformeerd over procedures bij de kantonrechter en dat de vereffenaar de kantonrechter onjuist heeft geïnformeerd. Hierdoor is [verzoekster] in haar vertrouwen geschaad en daarom wil zij dat de vereffenaar niet meer als zodanig optreedt in de nalatenschap van erflater. [verzoekster] verzoekt ook te bepalen dat de vereffenaar de in het verzoekschrift genoemde gegevens overlegt.
3.2.
[belanghebbende 1] sluit zich aan bij de verzoeken van [verzoekster] en vraagt deze dus toe te wijzen. Zij stelt verder dat er nog steeds geen definitieve boedelbeschrijving is opgemaakt en dat de vereffenaar onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de bankrekening van erflater in Luxemburg. Voorts stelt [belanghebbende 1] dat de vereffenaar te veel tijd heeft gestoken in het zoeken naar consensus in plaats van het maken van keuzes, in het bijzonder voor de verdeling van de inboedel.
3.3.
De vereffenaar heeft ter terechtzitting verweer gevoerd. Zij betwist de stellingen van [verzoekster] en [belanghebbende 1] over het nodeloos procederen en het onjuist informeren van de kantonrechter. Voorts benadrukt de vereffenaar dat zij veelvuldig navraag en onderzoek heeft gedaan naar eventuele banktegoeden in het buiteland. Niet is gebleken dat er op het moment van overlijden dergelijke banktegoeden waren. De vereffenaar heeft ter terechtzitting verzocht om [verzoekster] en [belanghebbende 1] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.4.
[belanghebbende 2] heeft ter terechtzitting de hoop uitgesproken dat de vereffenaar aanblijft zodat de zaak zo snel mogelijk kan worden afgerond.
3.5.
De rechtbank zal allereerst het schorsingsverzoek beoordelen. Ter terechtzitting is besproken dat de woning van erflater door de vereffenaar is verkocht en wordt geleverd op
1 november 2019. [verzoekster] , [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] hebben ter terechtzitting aangegeven dat zij wensen dat die levering doorgaat. De rechtbank heeft dit zo begrepen dat alle erfgenamen willen dat de vereffenaar haar werkzaamheden voortzet tot de overdracht van de woning. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om de vereffenaar te schorsen. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen.
3.6.
De rechtbank overweegt verder het volgende. De vereffening strekt ertoe de rechten van schuldeisers van de nalatenschap bij de afwikkeling te behartigen. In het licht daarvan is het een taak van de vereffenaar om inzicht te krijgen in actief en passief door het opmaken van een boedelbeschrijving. De vereffenaar dient verder de goederen van de nalatenschap te beheren en te gelde te maken voor zover dit voor de voldoening van de schulden van de nalatenschap nodig is (artikel 4:211 BW en artikel 4:215 BW). Artikel 4:226 BW bepaalt dat indien de vereffening is voltooid en met een overschot is geëindigd, de vereffenaar de overgebleven goederen afgeeft aan de erfgenamen. Wordt de rekening en verantwoording niet neergelegd dan geschiedt zij aan hen die recht op het overschot hebben volgens artikel 4:221 lid 3 BW.
3.7.
Uit de door [belanghebbende 1] overgelegde (concept) boedelbeschrijving van 18 juni 2018 blijkt dat er behoudens de uitvaartkosten, geen schulden zijn in de nalatenschap van erflater. Ter terechtzitting is dit door partijen bevestigd. Na betaling van de uitvaart en bij gebrek aan schulden, had de vereffening op dat moment kunnen eindigen. Het is de rechtbank opgevallen dat geen van de in deze procedure betrokken professionals dit heeft gesignaleerd. De erfgenamen hebben er zelf op aangedrongen dat de vereffenaar zou voortgaan met haar werkzaamheden. Zo werd de vereffenaar meerdere malen gevraagd om onderzoek te doen naar de banktegoeden in het buitenland, een definitieve boedelbeschrijving op te maken en de woning leeg te halen en te verkopen.
3.8.
Op dit moment is de situatie zo dat de woning op 1 november 2019 is geleverd, de opbrengst is ontvangen door de vereffenaar en dat daarvan de kosten die verband houden met de verkoop van de woning zijn of worden voldaan. Er zijn dus geen nalatenschapsschulden meer te voldoen behoudens het loon van de vereffenaar. Dat zou bij het verzochte ontslag niet anders zijn. Onder deze omstandigheden is de taak van de vereffenaar naar het oordeel van de rechtbank geëindigd. Er is dus geen belang meer bij het verzoek tot ontslag van de vereffenaar. Het verzoek daartoe zal daarom worden afgewezen.
3.9.
Het verzoek om te bepalen dat de vereffenaar bepaalde gegevens overlegt zal als niet op de wet gegrond worden afgewezen.
3.10.
Het door de vereffenaar mondeling gedane verzoek om [verzoekster] en [belanghebbende 1] te veroordelen in de proceskosten is niet-ontvankelijk omdat dit niet schriftelijk en door een advocaat is gedaan. Derhalve zal de vereffenaar niet-ontvankelijk worden verklaard in dat verzoek. De rechtbank ziet ook geen grond voor een ambtshalve proceskostenveroordeling.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de vereffenaar niet-ontvankelijk in haar verzoek tot proceskostenveroordeling;
- wijst de overige verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Smit, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R.H.M. den Ouden, griffier, op 6 november 2019.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.