ECLI:NL:RBMNE:2019:516

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
C/16/473566 / KG ZA 19-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een landelijk stadionverbod opgelegd aan een supporter van FC Groningen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een supporter van FC Groningen, en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). De eiser had een landelijk stadionverbod van 18 maanden opgelegd gekregen door de KNVB, omdat hij verdacht werd van het verkopen van toegangskaarten, wat in strijd zou zijn met de Standaardvoorwaarden van de KNVB. De eiser kocht een kaartje voor een wedstrijd op verzoek van een bekende en verkocht dit voor dezelfde prijs door. De KNVB stelde dat de eiser zich schuldig had gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag, omdat het kaartje later doorverkocht werd voor een hogere prijs aan een Japanse toerist. De voorzieningenrechter oordeelde dat de KNVB ten onrechte een stadionverbod had opgelegd, omdat er geen gegrond vermoeden was dat de eiser zich schuldig had gemaakt aan wangedrag. De rechter schorste de tenuitvoerlegging van het stadionverbod en veroordeelde de KNVB in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/473566 / KG ZA 19-19
Vonnis in kort geding van 12 februari 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. C.J.J. Visser te Amsterdam,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
gedaagde,
advocaat mr. H.J.A. Knijff te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en KNVB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 4;
  • de brief van [eiser] van 31 januari 2019 met productie 5;
  • de brief van de KNVB van 31 januari 2019 met productie 1 tot en met 6;
  • de ter zitting overgelegde productie 6 van [eiser] ;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [eiser] met productie 7;
  • de pleitnota van KNVB;
  • de ter zitting overgelegde nadere productie van de KNVB.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is in oktober 2018 benaderd door de hem bekende heer [A] (hierna: [A] ). [A] heeft [eiser] gevraagd of hij hem aan een toegangskaart voor de wedstrijd FC Groningen – PSV kan helpen. [eiser] heeft in de vrije verkoop van FC Groningen een kaartje gekocht voor € 17,00. Op deze aankoop zijn de Standaardvoorwaarden van de KNVB van toepassing (hierna: Standaardvoorwaarden). Het kaartje heeft [eiser] vervolgens aan [A] overgedragen en daarvoor van [A] € 17,00 ontvangen.
2.2.
[A] heeft het kaartje via de website www.viagogo.com verkocht aan de heer [B] (hierna: [B] ), een persoon van Japanse nationaliteit, voor een bedrag van € 110,00.
2.3.
[B] heeft zich op 27 oktober 2018 bij de ingang van het stadion van FC Groningen gemeld. [B] is de toegang geweigerd, omdat hij niet over een juist kaartje beschikte. Het kaartje dat [B] van [A] had gekocht bleek een jeugdkaartje te zijn. [B] heeft FC Groningen hiervan op 29 oktober 2018 per e-mail op de hoogte gesteld.
2.4.
Naar aanleiding van de melding van [B] heeft FC Groningen nader onderzoek verricht. Uit het systeem van FC Groningen is naar voren gekomen dat het kaartje door [eiser] is gekocht. Bij die aankoop heeft [eiser] zijn gegevens (naam, adres, e-mailadres en telefoonnummer) vermeld. De heer [C] (hierna: [C] ), werkzaam als Supporter Liaison Officer bij FC Groningen, heeft [eiser] vervolgens gebeld. [eiser] nam in eerste instantie zijn telefoon niet op, maar belde [C] later terug. [C] heeft zich voorgedaan als geïnteresseerde voor kaarten voor de wedstrijd Excelsior – FC Groningen en heeft [eiser] gevraagd of hij kaarten voor die wedstrijd kaarten kan regelen. [eiser] heeft aangegeven dit na te moeten gaan. Na overleg met zijn werkgever, die beschikt over businessplaatsen bij Excelsior, heeft [eiser] [C] gevraagd of hij kaarten wilde voor de lange zijde of businessplaatsen. [C] heeft aangegeven hierover na te willen denken. Nadien heeft [eiser] [C] via Whatsapp nog bericht: “
Twee kaarten Excelsior-Groningen lange zijde kan ik via mij baas regelen”en “
Wil je lange zijde normale zit plaatse of business plaatsen” en “
Moest u nog kaarten of niet na vandaag kunnen wij niets meer regelen”.
2.5.
FC Groningen heeft [eiser] bij de KNVB aangemeld voor een landelijk stadionverbod. Op het meldingsformulier staat vermeld:

Omschrijving gebeurtenis:Supporter heeft zijn kaart doorverkocht via VIAGOGO. Heeft tevens tegenover [C] (SLO) bevestigd dat hij meer kaarten kan regelen (zowel uit- als thuiswedstrijden).”.
2.6.
De KNVB heeft [eiser] een landelijk stadionverbod voor de duur van 18 maanden opgelegd. Het stadionverbod is aan [eiser] op 8 november 2018 bij exploot aangezegd. In het exploot is opgenomen:

A: Stadionverbod
1. Dat er ten aanzien van gerekwireerde een gegrond vermoeden bestaat dat deze zich ter gelegenheid van de voetbalwedstrijd FC Groningen – PSV op 27 oktober 2018, heeft schuldig gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag, althans het schaden van het aanzien en de belangen van het voetbal, meer in het bijzonder aan het aanbieden/verkopen van toegangskaarten;
2. Dat er, gezien het onder 1. gestelde, gewichtige redenen zijn om gerekwireerde voor de duur van 18 maanden, te weten van 9 november 2018 tot 9 mei 2020 de toegang te ontzeggen tot alle gedurende die periode te spelen voetbalwedstrijden en te houden voetbalevenementen, in of buiten Nederland, waarin een Nederlandse betaaldvoetbalorganisatie of vertegenwoordigend elftal van de KNVB deelneemt;
(…)
C: Inhoud stadionverbod
(…)
8. Dat de KNVB deze maatregel doet stoelen op de artikelen 10.2 en 10.3 van haar eerdergenoemde standaardvoorwaarden (…)”.
Naast het stadionverbod is [eiser] ook een geldboete van € 450,00 opgelegd.
2.7.
[eiser] heeft, op grond van artikel 11 van de Standaardvoorwaarden, beroep ingesteld bij de Commissie Stadionverboden van de KNVB (hierna: commissie) tegen het hem opgelegde stadionverbod. De commissie heeft het beroep van [eiser] op 7 december 2018 afgewezen en het stadionverbod gehandhaafd. In de beslissing heeft de commissie onder meer geschreven:
“In het geval beroep wordt aangetekend tegen de beslissing van de KNVB, dient de commissie te onderzoeken of de melding van de betaaldvoetbalorganisatie voldoende grond heeft om de maatregelen van het landelijk stadionverbod en een eventuele boete, zoals opgelegd door de KNVB te kunnen rechtvaardigen.
(…)
[eiser] geeft aan dat hij het kaartje voor de heer [A] heeft gekocht en dat de heer [A] het kaartje vervolgens heeft doorverkocht. De commissie verwijst [eiser] hiervoor naar artikel 5.4 van de Standaardvoorwaarden. (…) Voor de commissie is hiermee voldoende vast komen te staan dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedraging.”.
2.8.
In de Standaardvoorwaarden is – voor zover hier relevant – opgenomen:
Artikel 5 Overdraagbaarheid en aansprakelijkheid
5.1
Het is verboden om Toegangsbewijzen aan te bieden, (door) te verkopen en/of af te geven, tenzij sprake is van een individuele transactie in de privésfeer en dit de veiligheid niet in gevaar brengt.
(…)
5.4
Personen die een Toegangsbewijs hebben aangekocht en/of verkregen en dit Toegangsbewijs doorverkopen en/of vrijwillig afstaan aan derden zijn en blijven, onverminderd de aansprakelijkheid van deze derden zelf, hoofdelijk aansprakelijk voor schade veroorzaakt door deze derden in en/of aan het Stadion.
(…)
Artikel 10 Sanctie
10.1
Een ieder die handelt in strijd met deze Standaardvoorwaarden dan wel ten aanzien van wie een vermoeden bestaat dat hij/zij zich schuldig maakt aan voetbalgerelateerd wangedrag dan wel zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het aanzien en/of het belang van het voetbal wordt geschaad, kan door stewards het beveiligingspersoneel en/of de politie zonder voorafgaande waarschuwing:
  • de toegang tot het Stadion worden geweigerd;
  • uit het Stadion worden verwijderd; dan wel
  • worden overgedragen aan de politie.
Dit heeft tot onmiddellijk gevolg dat het Toegangsbewijs van betrokkene(n) zijn geldigheid verliest en kan worden ingenomen, zonder dat enig recht op restitutie ontstaat.
10.2
De KNVB is gerechtigd om, (…), (landelijke) Stadionverboden op te leggen aan een ieder die volgens een melding van een Club of het Openbaar Ministerie in en/of buiten het Stadion in het kader van een Evenement:
  • heeft gehandeld in strijd met deze Standaardvoorwaarden; en/of
  • een strafbaar feit heeft begaan; en/of
  • ten aanzien van wie een vermoeden bestaat dat deze zich schuldig heeft gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag; en/of
  • zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het aanzien en/of het belang van het voetbal wordt geschaad;”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert in kort geding, bij wege van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de uitvoering van het stadionverbod te ontzeggen;
  • dan wel gedaagde te verbieden om de stadionverboden uit te voeren dan wel door derden zoals de BVO’s te laten uitvoeren;
  • dan wel de werking van de stadionverboden op te heffen zulks per datum van onderhavig vonnis, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat het stadionverbod van kracht blijft;
  • de KNVB te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten op grond van 6:96 lid 2 sub c;
  • de KNVB te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
KNVB voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft een voldoende spoedeisend belang gesteld om in kort geding te worden ontvangen.
4.2.
Beoordeeld dient te worden of het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het besluit van de KNVB tot het opleggen van een landelijk stadionverbod aan [eiser] ongedaan zal maken. In dit verband ligt de vraag voor of er aan de zijde van de KNVB terecht sprake is geweest van een (gegrond) vermoeden dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag, althans het schaden van het aanzien en de belangen van het voetbal, door toegangskaarten aan te bieden/te verkopen.
4.3.
[eiser] heeft het standpunt ingenomen dat aan de zijde van de KNVB ten onrechte sprake is geweest van een (gegrond) vermoeden van voetbalgerelateerd wangedrag. [eiser] heeft daartoe het volgende gesteld:
  • de KNVB verwijt [eiser] ten onrechte dat hij het ticket voor de wedstrijd FC Groningen – PSV via www.viagogo.com (voor een woekerprijs) heeft verkocht. Immers, niet [eiser] maar [A] heeft het ticket (door)verkocht;
  • de KNVB stelt zich ten onrechte op het standpunt dat de transactie tussen hem en [A] niet is aan te merken als een individuele transactie in de privésfeer;
  • [eiser] heeft de standaardvoorwaarden niet overtreden;
  • [eiser] heeft zich niet schuldig gemaakt aan (door)verkoop van tickets voor andere voetbalwedstrijden, anders dan door een individuele transactie in de privésfeer.
4.4.
De KNVB heeft verweer gevoerd. Naar het oordeel van de KNVB bestaat er ten aanzien van [eiser] een gegrond vermoeden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag, althans dat hij het aanzien en de belangen van het voetbal schaadt door toegangskaarten aan te bieden en (door) te verkopen. [eiser] heeft het kaartje voor de wedstrijd FC Groningen – PSV aan- en verkocht en dit kaartje is vervolgens voor een woekerprijs verkocht aan een Japanse toerist. Verder heeft [eiser] aan [C] gezegd dat hij kaarten voor de wedstrijd Excelsior – FC Groningen voor [C] kan regelen en hij vaker kaarten verkoopt. Ook heeft [C] gezien dat [eiser] via Marktplaats kaarten voor voetbalwedstrijden te koop aanbiedt.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de KNVB [eiser] ten onrechte een stadionverbod heeft opgelegd. Niet aannemelijk is geworden dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag, althans het schaden van het aanzien en de belangen van het voetbal door toegangskaarten aan te bieden/te verkopen. Van een (gegrond) vermoeden daartoe is evenmin sprake. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
Individuele transactie in de privésfeer
4.6.
[eiser] heeft aannemelijk gemaakt dat hij het kaartje voor de wedstrijd FC Groningen – PSV heeft gekocht op verzoek van de hem (via de voetbalvereniging) bekende [A] en hij het kaartje daarna aan [A] heeft overgedragen voor een bedrag gelijk aan het aankoopbedrag. De KNVB heeft dit niet, althans onvoldoende betwist. Ook overigens constateert de voorzieningenrechter in deze transactie geen onregelmatigheden. Dit leidt ertoe dat de transactie tussen [eiser] en [A] dient te worden aangemerkt als een (zoals dat in de Standaardvoorwaarden wordt genoemd) individuele transactie in de privésfeer. Een dergelijke transactie is niet verboden en kan niet leiden tot het vermoeden van kaartenhandel.
Geen terecht vermoeden van voetbalgerelateerd wangedrag
Doorverkoop door [A]
4.7.
Van bijkomende omstandigheden, op grond waarvan aan de zijde van de KNVB (alsnog) sprake is geweest van een terecht (gegrond) vermoeden van kaartenhandel, is niet, althans onvoldoende gebleken.
4.8.
Allereerst heeft niet [eiser] , maar [A] heeft het kaartje doorverkocht. [eiser] heeft hierover verklaard dat hij niet wist dat [A] het kaartje op internet te koop had aangeboden en voor een woekerprijs heeft verkocht. De KNVB heeft dit niet, althans onvoldoende weersproken. Het handelen van [A] kan ook niet aan [eiser] worden toegerekend, nu [eiser] niet hoefde te weten dat [A] het kaartje voor een woekerprijs zou doorverkopen. In de overgelegde verklaring van [A] , schrijft [A] dat hij [eiser] hiervan niet op de hoogte heeft gebracht.
4.9.
De vraag van [A] om een kaartje voor hem te kopen, hoefde bij [eiser] ook niet tot wantrouwen te leiden. [A] heeft [eiser] verteld dat hij niet precies wist hoe hij aan een kaartje kon komen en heeft [eiser] daarom om hulp gevraagd. Die uitleg is niet onbegrijpelijk nu voor de aanschaf van kaarten voor voetbalwedstrijden in de regel (ten minste) een clubcard vereist is. [A] wist (kennelijk) dat [eiser] – fanatiek voetbalsupporter en frequent bezoeker van voetbalwedstrijden – hem mogelijk verder kon helpen. [eiser] is immers in het bezit van een seizoenskaart en heeft zodoende wetenschap van de (spelregels rondom) kaartverkoop.
4.10.
Van samenspanning tussen [eiser] en [A] , teneinde geld te verdienen aan de doorverkoop van het kaartje, is ook niet gebleken.
4.11.
De KNVB heeft zich – zoals de commissie dat in haar beslissing op het beroep van [eiser] heeft gedaan – ten onrechte beroepen op artikel 5.4 van de Standaardvoorwaarden. Immers, niet is gebleken dat er schade is veroorzaakt in en/of aan het stadion van FC Groningen.
Toegangsbewijzen Excelsior – FC Groningen
4.12.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat er ten aanzien van de kaarten voor de wedstrijd Excelsior – FC Groningen geen transactie is gesloten en niet is gebleken dat [eiser] deze kaarten op internet te koop heeft aangeboden.
4.13.
Het (gegronde) vermoeden van de KNVB dat [eiser] zou handelen in kaarten, zou (ook) moeten volgen uit de mededeling van [eiser] aan [C] dat hij kaarten voor de wedstrijd Excelsior – FC Groningen kon regelen. Deze mededeling levert echter geen (gegrond) vermoeden voor kaartenhandel op.
4.14.
[eiser] heeft aangegeven dat hij via zijn werkgever kaarten voor business seats bij Excelsior – de werkgever van [eiser] beschikt daarover – kan bemachtigen. In de Whatsapp berichten heeft [eiser] ook aan [C] aangegeven deze kaarten via zijn werkgever te kunnen regelen. Verder heeft [eiser] verklaard dat de kaarten voor de lange zijde in de vrije verkoop verkrijgbaar waren. De KNVB heeft dit niet weersproken. Gelet hierop is het niet vreemd dat [eiser] kaarten voor de wedstrijd Excelsior – FC Groningen kon verkrijgen.
4.15.
Verder heeft [C] in het telefonisch contact met [eiser] aangegeven dat hij [eiser] kent via de voetbalvereniging waarvan [eiser] lid is. [eiser] heeft daarop vertrouwd. Indien het tot een transactie zou zijn gekomen, zou dit een, niet verboden, individuele transactie in de privésfeer hebben opgeleverd. Achteraf – [eiser] heeft de persoon waarmee hij van doen dacht te hebben zelfs nog aangesproken in de kantine van de voetbalvereniging – bleek dit vertrouwen ten onrechte. Dit (achteraf ten onrechte gebleken) vertrouwen in mededeling van [C] , dat beiden elkaar zouden kennen via de voetbalvereniging, heeft aan de zijde van de KNVB niet kunnen leiden tot het gegronde vermoeden dat [eiser] in toegangskaarten handelt.
4.16.
De KNVB heeft verder gesteld dat [eiser] in het telefonisch contact met [C] heeft aangegeven dat hij meer kaarten, ook voor andere wedstrijden, kan regelen. [eiser] heeft betwist deze uitspraak te hebben gedaan. Behoudens de betwiste verklaring van [C] heeft de KNVB deze stelling niet onderbouwd, zodat niet aannemelijk is gemaakt dat [eiser] deze opmerking daadwerkelijk heeft gemaakt.
Overigens kan deze opmerking, indien die door [eiser] zou zijn gemaakt, niet leiden tot een (gegrond) vermoeden dat [eiser] in kaarten handelt, nu hij die kaarten in de vrije verkoop kan kopen en binnen de privésfeer, waaronder aan bekenden van de voetbalvereniging, kan overdoen.
Marktplaats
4.17.
Tenslotte heeft de KNVB haar vermoeden van handel in toegangskaarten door [eiser] gebaseerd op onderzoek van [C] waaruit zou zijn gebleken dat [eiser] kaarten via Marktplaats zou aanbieden. [eiser] heeft betwist dat hij kaarten via Marktplaats heeft aangeboden.
4.18.
De KNVB heeft geen advertentie(s) van [eiser] op Marktplaats overgelegd waaruit blijkt dat [eiser] kaarten verhandelt of heeft verhandeld. Ook zijn geen afschriften van advertenties [eiser] op andere aanbiedingssites overgelegd.
4.19.
Ter zitting heeft de KNVB een afschrift van Google zoekresultaten overgelegd. Daaruit zou blijken dat [eiser] een Marktplaats-account heeft. Uit dit overgelegde afschrift volgt echter geen onderbouwing voor het vermoeden van kaartenhandel door [eiser] . In de omschrijving van de Marktplaats-advertentie die door de KNVB is overgelegd, wordt immers een pet van Max Verstappen aangeboden en geen kaarten voor voetbalwedstrijden.
Conclusie
4.20.
In onderhavige procedure heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat de bodemrechter het besluit van de KNVB tot het opleggen van een landelijk stadionverbod aan [eiser] , ongedaan zal maken. Aan de zijde van de KNVB is ten onrechte sprake geweest van een (gegrond) vermoeden dat [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag, althans dat hij het aanzien en de belangen van het voetbal zou hebben geschaad door toegangskaarten aan te bieden/te verkopen. De voorzieningenrechter zal, bij wijze van voorlopige voorziening, de tenuitvoerlegging van het aan [eiser] opgelegde landelijke stadionverbod schorsen, totdat daarop in een bodemprocedure is beslist. Om ervoor te zorgen dat de KNVB deze veroordeling naleeft, wordt er een gemaximeerde dwangsom aan de veroordeling verbonden.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.21.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld is dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering is dan ook niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.22.
De KNVB zal, nu de tenuitvoerlegging van het aan [eiser] opgelegde landelijke stadionverbod wordt geschorst, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 104,81
- vast recht € 81,00
- salaris advocaat
€ 980,00
Totaal € 1.165,81

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst per datum van onderhavig vonnis de tenuitvoerlegging van het aan [eiser] op 8 november 2018 opgelegde landelijke stadionverbod, totdat daarop in een bodemprocedure is beslist, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
5.2.
veroordeelt de KNVB in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.165,81, waarvan € 980,00 aan salaris advocaat;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, bijgestaan door mr. M. Kaemingk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: MK/4850