Op 24 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn driejarige zoon. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.P.J. van der Eerden, had verzocht om een omgangsregeling, maar de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Valeton, had zich telefonisch afgemeld voor de zitting. De rechtbank had eerder op 19 oktober 2017 en 4 februari 2019 beschikkingen gewezen en ontving op 23 oktober 2019 een brief van de moeder en een Raadsrapport. Tijdens de zitting waren de vader, zijn advocaat, de advocaat van de moeder en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig, maar er was geen vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Samen veilig Midden-Nederland aanwezig.
De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen. De rechter oordeelde dat er op korte termijn geen omgangsregeling te verwachten is, vooral gezien het feit dat er al meer dan twee jaar geen contact is geweest tussen de vader en de minderjarige. Er is veel wantrouwen tussen de ouders, wat het moeilijk maakt om afspraken te maken over contact. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om eerst te werken aan statusvoorlichting, zodat de minderjarige kan leren wie zijn vader is, op een manier die passend is voor zijn leeftijd. Pas daarna kan er gekeken worden naar mogelijkheden voor contactherstel. De rechtbank steunt dit advies en benadrukt dat de draagkracht van de moeder beperkt is, aangezien zij ook zorg draagt voor een andere zoon met een beperkte levensverwachting. De rechtbank concludeert dat het voor niemand goed is om de zaak langer te laten doorlopen zonder uitzicht op een eindbeslissing.