ECLI:NL:RBMNE:2019:5064

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
C/16/442284 / FO RK 17-1130
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgangsregeling in familierechtelijke procedure

Op 24 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn driejarige zoon. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.P.J. van der Eerden, had verzocht om een omgangsregeling, maar de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Valeton, had zich telefonisch afgemeld voor de zitting. De rechtbank had eerder op 19 oktober 2017 en 4 februari 2019 beschikkingen gewezen en ontving op 23 oktober 2019 een brief van de moeder en een Raadsrapport. Tijdens de zitting waren de vader, zijn advocaat, de advocaat van de moeder en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig, maar er was geen vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Samen veilig Midden-Nederland aanwezig.

De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen. De rechter oordeelde dat er op korte termijn geen omgangsregeling te verwachten is, vooral gezien het feit dat er al meer dan twee jaar geen contact is geweest tussen de vader en de minderjarige. Er is veel wantrouwen tussen de ouders, wat het moeilijk maakt om afspraken te maken over contact. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om eerst te werken aan statusvoorlichting, zodat de minderjarige kan leren wie zijn vader is, op een manier die passend is voor zijn leeftijd. Pas daarna kan er gekeken worden naar mogelijkheden voor contactherstel. De rechtbank steunt dit advies en benadrukt dat de draagkracht van de moeder beperkt is, aangezien zij ook zorg draagt voor een andere zoon met een beperkte levensverwachting. De rechtbank concludeert dat het voor niemand goed is om de zaak langer te laten doorlopen zonder uitzicht op een eindbeslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/442284 / FO RK 17-1130 (omgangsregeling)

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 24 oktober 2019

in de zaak van:

[de man] ,

wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. H.P.J. van der Eerden,
tegen

[de vrouw] ,

wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. B. Valeton.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van het verzoek tot vatstelling van een omgangsregeling.
Tegenwoordig zijn:
  • mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, en
  • mr. M. Cox-Weber, griffier.

1. Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 19 oktober 2017 en 4 februari 2019 eerdere beschikkingen gewezen. Daarna heeft de rechtbank nog ontvangen:
  • het Raadsrapport,
  • De brief van de zijde van de moeder, ingekomen op 23 oktober 2019.
1.2.
Op 24 oktober 2019 heeft de rechtbank het verzoek opnieuw behandeld op zitting, samen met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling. Verschenen zijn:
  • de vader en zijn advocaat,
  • de advocaat van de moeder,
  • de heer [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Er is geen vertegenwoordiger verschenen van Samen veilig Midden-Nederland, gecertificeerde instelling (GI). De moeder heeft zich telefonisch afgemeld voor de zitting.

Beslissing

De rechtbank
wijsthet verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen
af.

Motivering

De rechtbank wijst het verzoek af. Er is op korte termijn geen omgangsregeling te verwachten, in ieder geval niet in die mate als de vader verzoekt. Er is al ruim twee jaar geen contact meer tussen de vader en de driejarige [minderjarige 1] . Er zit veel wantrouwen tussen de ouders en weinig bereidheid om dat samen op te lossen. De Raad heeft geadviseerd om eerst, middels een ondertoezichtstelling, te werken aan statusvoorlichting. Dat betekent dat [minderjarige 1] moet horen wie zijn vader is. Dat moet op een manier gebeuren die bij zijn leeftijd past. Pas daarna kan een gezinsvoogd kijken of contactherstel mogelijk is en hoe dat eruit zou moeten zien. De kinderrechter kan zich vinden in dit advies van de Raad. Dat de ouders elkaar niet vertrouwen, maakt het moeilijk om afspraken te maken over contacten tussen [minderjarige 1] en zijn vader. De draagkracht van de moeder is bovendien beperkt, omdat zij ook de zorg heeft voor haar zoon [minderjarige 2] die een beperkte levensverwachting heeft. Het is voor niemand goed om deze zaak nog langer te laten doorlopen zonder uitzicht op een eindbeslissing. Binnen het kader van de ondertoezichtstelling kan gekeken worden hoe de statusvoorlichting moet plaatsvinden en of er daarna mogelijkheden zijn voor enige vorm van contact tussen de vader en [minderjarige 1] .
Waarvan proces-verbaal,
..