Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 29 mei 2019
- de akte van de Stichting van 24 juli 2019
- de antwoordakte van de Vereniging van 4 september 2019
- de akte uitlaten producties van de Stichting van 2 oktober 2019.
2.De gang van zaken tot nu toe
3.De verdere beoordeling
Het bezwaar tegen de eisvermeerdering wordt afgewezen
€ 5.027,75
€ 1.638(3 x € 546).
6
€ 14.389,38een redelijke beloning voor deze werkzaamheden (63,25 x 2,5 x € 91). De stichting heeft daarvoor al
€ 9.361,63betalen (€ 14.389,38 min € 5.027,75).
€ 14.389,38
€ 11.363,63als het bedrag dat de Vereniging nog als redelijke loon aan de Stichting moet betalen, bestaande uit de optelsom van € 1.638 + € 364 + € 9.361,63 (zie voor dit laatste bedrag 3.19). Daarom zal de Vereniging worden veroordeeld om € 11.363,63 aan de Stichting te betalen. De vordering om de Vereniging te veroordelen om hierover de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) te vergoeden vanaf de datum van de dagvaarding (9 november 2018), is toewijsbaar.
- Kosten dagvaarding € 98,01
- Griffierecht € 952,00
- Salaris advocaat