ECLI:NL:RBMNE:2019:5040

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
NL19.14412
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inspanningsovereenkomst tussen een leerling en een private onderwijsinstelling

Op 18 oktober 2019 vond een mondelinge behandeling plaats bij de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht in de zaak tussen [eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. B.P.J. van Riel, en [verweerster] B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.T. Wigger. De zaak betreft een geschil over de inspanningsverplichting van [verweerster] in het kader van een onderwijsovereenkomst. [eiser] had zijn dochter [C (voornaam)] ingeschreven bij [verweerster] voor het schooljaar 2017-2018, maar zij had haar havo-diploma niet behaald. [eiser] stelt dat [verweerster] tekortgeschoten is in haar verplichtingen en vordert schadevergoeding van € 39.125,00, bestaande uit het betaalde schoolgeld en vergoeding voor studievertraging.

De rechtbank oordeelt dat [verweerster] niet tekortgeschoten is in haar inspanningsverplichting. De rechtbank stelt vast dat [verweerster] de verplichting had om persoonlijk onderwijs en individuele begeleiding te bieden, wat zij ook heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen voldoende bewijs is geleverd dat [verweerster] tekort is geschoten in haar onderwijsaanpak. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten van [verweerster], die zijn begroot op € 3.382,00. De kosten die na het vonnis ontstaan, worden ook aan [eiser] opgelegd, met een specificatie van de bedragen.

Uitspraak

proces-verbaal
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL19.14412
Proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 18 oktober 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat mr. B.P.J. van Riel te Rhenen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster, hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat mr. A.M.T. Wigger te 's-Gravenhage.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank. Tegenwoordig zijn mr. R.J. Praamstra, rechter, en mr. N.R. Verhoeff, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • mr. van Riel voornoemd
  • de heer [eiser]
  • mr. Wigger voornoemd
  • mevrouw [A] (voormalig locatiedirecteur [verweerster] )
  • mevrouw [B] (algemeen directeur [verweerster] ).
De rechtbank gaat over tot de mondelinge behandeling.

1.De procedure

1.1.
Nadat [eiser] de procesinleiding had ingediend en [verweerster] het verweerschrift zijn partijen uitgenodigd voor een mondelinge behandeling op 18 oktober 2019. [eiser] heeft vervolgens nog een productie ingediend.
1.2.
Op de zitting van 18 oktober 2019 hebben partijen hun standpunten (verder) toegelicht. Na een schorsing van de zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan. Dit proces-verbaal is de vastlegging daarvan.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[verweerster] is een private onderwijsinstelling. [eiser] heeft zijn dochter [C (voornaam)] ingeschreven op [verweerster] voor het schooljaar 2017-2018, waar zij het eindexamenjaar havo 5 heeft gevolgd. [C (voornaam)] heeft haar havo-diploma niet behaald.
2.2.
Volgens [eiser] is [verweerster] tekortgeschoten in de inspanningsverplichting die zij had op grond van de onderwijsovereenkomst. [eiser] vordert op die grond € 39.125,00 schadevergoeding, bestaande uit het door [eiser] betaalde schoolgeld en een vergoeding voor de opgelopen studievertraging.

3.De mondelinge uitspraak

3.1.
De rechtbank zal de vorderingen afwijzen en zal hierna uitleggen waarom.
3.2.
Het gaat om de vraag of sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [verweerster] . Voorop moet worden gesteld dat de verplichting van [verweerster] een inspanningsverplichting is. De vraag is dus wat in deze zaak de inspanningsverplichting van [verweerster] is. Daarbij heeft te gelden dat [verweerster] geen reguliere school is. Van [verweerster] mag worden verwacht, zoals ook door [eiser] wordt gesteld, dat zij persoonlijk onderwijs en individuele begeleiding geeft.
3.3.
De rechtbank vindt dat [verweerster] dit ook heeft gegeven en dat zij dus aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan. Dat [verweerster] te weinig instructie heeft gegeven heeft [eiser] niet voldoende concreet gemaakt. [eiser] stelt dat er met name met oefenexamens werd gewerkt maar hij heeft onvoldoende betwist de stelling van [verweerster] dat er in de basis de gewone lesmethode werd gegeven en dat de oefenexamens als een aanvulling golden. [verweerster] heeft uitgelegd dat er in een systeem werd bijgehouden welke les werd behandeld en hoe de voortgang van [C (voornaam)] was. De gewone lesmethode werd gegeven in een één op één situatie (dus één leerling met één docent) en daarnaast bood [verweerster] de mogelijkheid om na de reguliere lessen en ook op zondagen huiswerkbegeleiding te krijgen. Verder werd er elke week een mail naar de ouders gestuurd. De rechtbank vindt dat dit persoonlijk onderwijs en individuele begeleiding is.
3.4.
Dat de schoolboeken er niet meteen in het begin van het schooljaar waren doet daar niet aan af. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat [verweerster] regelmatig van docent heeft moeten wisselen. Er is onvoldoende gebleken dat [C (voornaam)] daardoor uren, lesstof of begeleiding heeft gemist. De rechtbank deelt niet de stelling van [eiser] dat [verweerster] onterecht ook uren heeft gestoken in andere dingen dan de leervakken, zoals excursies en bijvoorbeeld een kookworkshop. Ook deze dingen maken deel uit van een eindexamenjaar.
3.5.
De rechtbank wijst daarom de vorderingen af. [eiser] zal worden veroordeeld in de proceskosten en nakosten van [verweerster] . De proceskosten worden begroot op € 3.382,00, waarvan € 1.992,00 aan griffierecht en € 1.390,00 aan advocatensalaris (2 punten x tarief € 695,00). De nakosten worden begroot als in de beslissing bepaald.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [verweerster] , tot vandaag begroot op € 3.382,00;
4.3.
veroordeelt [eiser] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op
- € 157,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, en
- € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
4.4.
verklaart de proces- en nakostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal, dat op het voorblad digitaal is getekend door de rechter (mr. R.J. Praamstra) en de griffier (mr. N.R. Verhoeff).