Op 18 oktober 2019 vond een mondelinge behandeling plaats bij de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht in de zaak tussen [eiser], vertegenwoordigd door advocaat mr. B.P.J. van Riel, en [verweerster] B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.T. Wigger. De zaak betreft een geschil over de inspanningsverplichting van [verweerster] in het kader van een onderwijsovereenkomst. [eiser] had zijn dochter [C (voornaam)] ingeschreven bij [verweerster] voor het schooljaar 2017-2018, maar zij had haar havo-diploma niet behaald. [eiser] stelt dat [verweerster] tekortgeschoten is in haar verplichtingen en vordert schadevergoeding van € 39.125,00, bestaande uit het betaalde schoolgeld en vergoeding voor studievertraging.
De rechtbank oordeelt dat [verweerster] niet tekortgeschoten is in haar inspanningsverplichting. De rechtbank stelt vast dat [verweerster] de verplichting had om persoonlijk onderwijs en individuele begeleiding te bieden, wat zij ook heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen voldoende bewijs is geleverd dat [verweerster] tekort is geschoten in haar onderwijsaanpak. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten van [verweerster], die zijn begroot op € 3.382,00. De kosten die na het vonnis ontstaan, worden ook aan [eiser] opgelegd, met een specificatie van de bedragen.