ECLI:NL:RBMNE:2019:504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
C/16/461297 / FO RK 18-889
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring rechtsvermoeden van overlijden met oproep van de vermiste

In deze zaak heeft verzoekster op 17 mei 2018 een verzoekschrift ingediend voor een verklaring van rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste, die naar verluidt is overleden door een verkeersongeluk in Soedan in 2013. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 januari 2019, waarbij de vermiste niet aanwezig was. De officier van justitie en de gemeente Amersfoort hebben twijfels geuit over de echtheid van het overgelegde 'Death Certificate'. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek, aangezien zij als belanghebbende kan worden aangemerkt en de vereiste tijdsduur van vijf jaar is verstreken. De rechtbank oordeelt dat het bestaan van de vermiste onzeker is, en dat de overgelegde overlijdensakte als aanvullend bewijs kan dienen. De rechtbank heeft besloten dat verzoekster de vermiste moet oproepen via een advertentie in een landelijk dagblad in Soedan. Indien de vermiste na deze oproep niet van zijn in leven zijn doet blijken, zal de rechtbank het verzoek toewijzen. De beslissing is gegeven op 14 februari 2019.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/461297 / FO RK 18-889
verklaring rechtsvermoeden van overlijden
Beschikking van 14 februari 2019
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. Th.P.M. Moons,
betreffende
[vermiste] ,
geboren op [geboortedatum] -0000 te [geboorteplaats] , Eritrea,
hierna te noemen: de vermiste.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 17 mei 2018 een verzoekschrift, met bijlagen, ingediend.
1.2.
De behandeling van de zaak is daarna aangehouden in afwachting van een reactie van de officier van justitie op het verzoek.
1.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de brief van 24 december 2018, met bijlage, van mr. M. Knoops, advocaat namens de gemeente Amersfoort .
1.4.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 10 januari 2019.
Hierbij zijn verschenen:
  • verzoekster met haar advocaat,
  • de officier van justitie mr. M. Jansen,
  • mr. M. Knoops en mevrouw [A] , namens de gemeente Amersfoort ,
  • mevrouw S. Teklay, als tolk.
De vermiste is, hoewel opgeroepen in de Staatscourant, niet ter terechtzitting verschenen.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Blijkens de Basisadministratie Personen (BRP) zijn verzoekster en de vermiste op [trouwdatum] 2011 met elkaar gehuwd.
2.2.
De kinderen van verzoekster zijn:
[minderjarige 1](hierna te noemen: [voornaam van minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2](hierna te noemen: [voornaam van minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
2.3.
De vermiste is de juridische vader van [voornaam van minderjarige 2] .
2.4.
De nationaliteit van de betrokkenen is onbekend.

3.Beoordeling van het verzochte

3.1.
De rechtbank is op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd om van het verzoek kennis te nemen en past bij gebrek aan nadere conflictregels het Nederlandse recht toe.
3.2.
Verzoekster heeft een verzoek ingediend tot het verkrijgen van een verklaring dat er rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste bestaat. Volgens verzoekster is de vermiste overleden door een verkeersongeluk op [datum] 2013 te [plaatsnaam] , Soedan. Zij heeft een ‘Death Certificate’ van 24 november 2016 te [geboorteplaats] , Eritrea, overgelegd als bewijs van het overlijden van de vermiste. Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat de vermiste de biologische vader is van [voornaam van minderjarige 1] , maar niet van [voornaam van minderjarige 2] . Verzoekster is op [trouwdatum] 2011 te [plaatsnaam] , Soedan, met de vermiste gehuwd. Verzoekster was zwanger van [voornaam van minderjarige 1] toen zij vanuit Eritrea naar Nederland vluchtte. De vermiste verbleef toen in Soedan. Zij belden ongeveer eenmaal per maand met elkaar. Op 31 december 2012 spraken zij elkaar voor het laatst. Via vrienden in Soedan heeft de familie van verzoekster in Eritrea gehoord dat de vermiste op [datum] 2013 tijdens het fietsen is aangereden door een auto. Nadat de vermiste was overleden, is zijn lichaam door vrienden naar Eritrea gestuurd en daar begraven in het bijzijn van de ouders van de vermiste en de ouders van verzoekster. De ouders van de vermiste hebben het ‘Death Certificate’ aan de ouders van verzoekster gegeven en zij hebben het opgestuurd naar verzoekster. Verzoekster kan niet aan meer informatie komen over het overlijden van de vermiste. In Eritrea heeft haar familie dit al geprobeerd en verzoekster kent niemand in Soedan.
Verzoekster heeft een voorwaardelijk verzoek ingediend tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de vermiste van [voornaam van minderjarige 2] , voor het geval het verzoek tot vaststelling van een rechtsvermoeden van overlijden wordt afgewezen.
3.3.
De officier van justitie en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amersfoort hebben naar voren gebracht dat het ‘Death Certificate’ is onderzocht door Bureau Documenten van de IND. De conclusie van het onderzoek is dat de overlijdensakte waarschijnlijk niet echt is en dat het document waarschijnlijk niet echt bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Gelet hierop is de overlijdensakte niet geregistreerd in Nederland.
Volgens de gemeente Amersfoort kan van verzoekster niet worden gevergd om nadere documenten in Eritrea op te vragen, gelet op de asielstatus van verzoekster. Het wordt aannemelijk geacht dat de vermiste is overleden, aangezien de gemeente Amersfoort al jarenlang contact heeft met verzoekster en er al die tijd geen teken van leven is geweest van de vermiste.
3.4.
Artikel 1:413 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat, indien het bestaan van een persoon onzeker is en de in lid 2 aangegeven tijdruimte is verlopen, belanghebbenden de rechtbank kunnen verzoeken dat zij hun zal gelasten de vermiste op te roepen teneinde van zijn in leven zijn te doen blijken, en dat zij, zo hiervan niet blijkt, zal verklaren dat er rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste bestaat.
Artikel 1:413 lid 2 sub a BW bepaalt dat de tijdruimte, te rekenen vanaf het vertrek van de vermiste of de laatste tijding van zijn leven, vijf jaren beloopt. Sub b van dit artikel bepaalt dat de termijn wordt verkort tot een jaar indien de betrokkene gedurende die periode wordt vermist en de omstandigheden zijn dood waarschijnlijk maken.
3.5.
Verzoekster is ontvankelijk in haar verzoek, aangezien zij kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:413 BW en de tijdruimte van vijf jaren is verstreken.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat het bestaan van de vermiste onzeker is, gelet op de consistente verklaring van verzoekster in samenhang met de overgelegde overlijdensakte.
Er is geen verzoek ingediend tot erkenning in Nederland van de overlijdensakte. Indien dit verzoek wel was gedaan, zou de overlijdensakte waarschijnlijk niet voor erkenning in aanmerking komen, gelet op de uitkomst van het onderzoek door Bureau Documenten. De conclusie dat de overlijdensakte waarschijnlijk niet echt is, neemt niet weg dat de overlijdensakte inhoudelijk juist kan zijn. De overlijdensakte kan daarom wel als aanvullend bewijs dienen bij de verklaring van verzoekster in deze procedure.
De rechtbank acht het verzoek – vooralsnog, in afwachting van het resultaat van de wettelijk voorgeschreven oproeping van de vermiste – voor toewijzing vatbaar.
3.7.
Nu het laatste levensteken van de vermiste uit Soedan is gekomen, zal de rechtbank bepalen dat verzoekster de vermiste bij advertentie in een landelijk verschijnend dagblad in Soedan moet oproepen, in een voor de vermiste begrijpelijke taal.
Gelet op de asielstatus van verzoekster kan niet van haar worden gevergd dat zij de vermiste bij advertentie zal oproepen in Eritrea. Dit kan daarom achterwege blijven. Oproeping in de Staatscourant heeft al plaatsgevonden.
Indien de vermiste na de oproeping niet van zijn in leven zijn doet blijken, zal de rechtbank het verzoek toewijzen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
beveelt verzoekster de vermiste bij advertentie op te roepen met inachtneming van een termijn van drie maanden om te verschijnen ter zitting van deze rechtbank van
30 mei 2019 om 9.00 uur, teneinde van zijn in leven zijn te doen blijken;
4.2.
bepaalt dat de advertentie volgens het aangehecht model tijdig zal worden geplaatst in een landelijk verschijnend dagblad in Soedan;
4.3.
bepaalt dat verzoekster tot bewijs van de oproeping een exemplaar van het dagblad waarin de vermiste is opgeroepen, zal overleggen voor
30 mei 2019;
4.4.
bepaalt dat verzoekster, de officier van justitie en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amersfoort niet hoeven te verschijnen ter zitting van 30 mei 2019;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Verouden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2019.
..
Oproep
De Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft de oproeping bevolen van de vermiste:
naam: [vermiste]
leeftijd: tussen circa 30 en 50 jaar oud
geboorteplaats: [geboorteplaats] , Eritrea
laatst bekende adres: [plaatsnaam] , Soedan
ter zitting van deze rechtbank, op: 30 mei 2019 om 9.00 uur,
in verband met een ingediend verzoekschrift tot het verkrijgen van een verklaring dat er rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste bestaat.
Voor inlichtingen: mr. Th.P.M. Moons te Amersfoort , Nederland.