ECLI:NL:RBMNE:2019:5015

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
035643-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en bedreiging in Almere

Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een woningoverval op 15 november 2018 in Almere. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van het samen met anderen stelen van meerdere goederen uit de woning van het slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld werd gebruikt. Tijdens de terechtzitting op 15 oktober 2019 heeft de officier van justitie, mr. R. Leuven, de vordering en standpunten gepresenteerd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.P.A. Kint en mr. R.G. van der Laan, pleitte voor vrijspraak van een deel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de medeverdachten beoordeeld. Het slachtoffer verklaarde dat hij op de dag van de overval door de verdachten werd vastgehouden en dat er met geweld en bedreiging werd gedreigd. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, inclusief het slaan van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen goederen heeft weggenomen, waaronder elektronica en geld, met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en bedreiging, en heeft een gevangenisstraf van drie jaren opgelegd. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden, met een totale vordering van € 1.389,-, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/035643-19; 16/209947-16 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in / verblijvende te [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de laatstelijk gehouden terechtzitting van 15 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer, alsmede mr. R.G. van der Laan, advocaat te Leiden, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 15 november 2018 te Almere, samen met één of meer anderen, in een woning gelegen aan de [adres] meerdere goederen van [slachtoffer] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van een deel van de tenlastelegging, namelijk waar het gaat om het slaan van aangever [slachtoffer] , omdat aangever daar niet gelijkluidend over heeft verklaard, er geen letsel bij hem is geconstateerd en uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] ook niet volgt dat er is geslagen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft als volgt verklaard. Op 15 november 2018 was hij in de woning van zijn vriendin aan de [adres] in [woonplaats] . Via Facebook had hij contact met een dame, genaamd [voornamen van medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ), die een iPhone scherm zou komen ophalen. Zij kwam die dag samen met een ander aan de deur van zijn woning. Aangever heeft hen binnen gelaten. Daarna hoorde hij iemand boven. Toen aangever vroeg wat er aan de hand was, werd hij naar de bank geduwd en zei verdachte 2 (de rechtbank maakt uit het dossier op dat dit verdachte [verdachte] is) [2] tegen hem: “We gaan al jouw spullen meenemen”. Verdachte 1 (het meisje, de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) en verdachte 2 stonden bij aangever. Hij zag op een gegeven moment kans om naar boven te lopen. Op zolder zag hij dat verdachte 3 – een blanke jongen met een capuchon over zijn hoofd en handschoenen aan – bezig was. Kort daarna werd hij door verdachte 2 aan zijn voet getrokken en moest hij weer naar beneden komen. Nadat er op enig moment werd er aangebeld en aangever naar de deur is gegaan, werd hij weer in de bank geduwd, dit keer door verdachte 3. Hij zag dat verdachte 3 nog een keer door de hele woning liep. Toen hij terug kwam, vroeg hij: “Waar is het geld?”. Verdachte 3 haalde daarop een geldbedrag van zo’n € 300,- tot € 350,- uit een tasje dat naast aangever op de bank lag. Verdachte 3 vroeg naar meer geld, waarop aangever hem wees op een potje in de keuken. Verdachte 3 pakte het potje en aangever zag dat ze het potje openbraken. In het potje zat ongeveer € 10,-. Toen ze klaar waren, overlegden ze met elkaar. Aangever hoorde verdachte 1 zeggen: “Heb je touw”. Toen aangever aangaf dat hij dat niet had, zei ze: “Dan moet je gaan zitten en tot 100 tellen. Ik wil je horen tellen”. Aangever is gaan zitten en begon te tellen. De deur ging dicht en aangever zag dat de verdachten wegrenden met zijn blauwe Ikea tas. Verdachte 1 en 2 zijn beneden ook door zijn woning gegaan. Vlak voordat aangever naar boven kon gaan en daar verdachte 3 hoorde, heeft verdachte 2 tegen hem gezegd: “We hebben een mes. Als je iets doet, dan steken we je dood”. Verdachte 1 zei: “We maken je af als je beweegt. Blijf zitten”. Verdachte 2 heeft hem ook op de achterkant van zijn hoofd geslagen, met zijn vuist. [3]
Uit de woning zijn de volgende goederen weggenomen: een PlayStation 3, een PlayStation 4, een Lenovo laptop, twee paar nieuwe Nike Air Max, drie opladers, een horloge, een iPhone scherm, een Asus laptop, twee powerbanks, een Samsung Galaxy S5 Neo en geldbedragen van € 350,- en € 10,-. [4]
Uit het sporenonderzoek blijkt dat in de gehele woning kastdeuren openstonden en goederen uit deze kasten op de vloer lagen. Het bed in de slaapkamer op de eerste etage was overhoop gehaald en ook zaten er op de spiegeldeuren van de kledingkast in deze kamer op handschoen gelijkende sporen. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de woning van aangever is geweest, samen met medeverdachte [medeverdachte] en nog een derde persoon. In de woning heeft hij aangever bang gemaakt, geïntimideerd en in lades gekeken. Aangever is op de bank geduwd. [6] Ze hebben schermen en nog wat spullen meegenomen. [7] Bij de rechter-commissaris heeft verdachte, toen de tenlastelegging werd doorgenomen, verklaard: ik heb het gedaan. [8]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, ook voor wat betreft het slaan van aangever door verdachten. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 1010, waarin de eerste verklaring van aangever kort na de ten laste gelegde woningoverval is opgenomen, volgt dat aangever toen heeft verklaard dat hij een klap op zijn achterhoofd had gekregen op het moment dat hij op de bank zat en niet mocht kijken. In zijn aangifte noemt aangever nogmaals dat hij is geslagen, nadat [A (voornaam)] was langsgekomen. De rechtbank ziet geen tegenstrijdigheden tussen deze beide verklaringen, nu aangever in zijn aangifte heeft verklaard dat hij na het bezoek van [A (voornaam)] op de bank werd geduwd. Bovendien weegt de rechtbank hierbij mee dat de verklaring van aangever zoals opgenomen in voornoemd proces-verbaal van bevindingen summier is en daar op dat moment niet verder op is doorgevraagd, zodat er minder gewicht dient toe te komen aan de exacte verwoordingen door aangever zoals die daar zijn weergegeven. De eerste verklaring van aangever zoals die in dit proces-verbaal is opgenomen biedt dan ook juist ondersteuning voor de aangifte. Overigens kan ook uit de verklaring van de medeverdachte niet worden afgeleid dat er niet is geslagen. Zij heeft niet verklaard dat er is geslagen, maar ook niet dat dit niet is gebeurd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 november 2018 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, in een woning gelegen aan de [adres] , een Playstation 3 en een Playstation 4 en een laptop (merk Lenovo) en twee paar schoenen (merk Nike Air Max) en drie opladers en een horloge en een iPhone scherm en een laptop (merk Asus) en twee powerbanks en een mobiele telefoon (merk Samsung Galaxy S5 neo) en geldbedragen, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- voornoemde [slachtoffer] op de bank te duwen en
- tegen voornoemde [slachtoffer] te zeggen: "We hebben een mes. Als je iets doet, dan steken we je dood" en "We maken je af als je beweegt. Blijf zitten" en
- ( met de vuist) te slaan tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat in de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de leeftijd van verdachte en zijn verstandelijk beperkte vermogens.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval. Terwijl het slachtoffer op de benedenverdieping door verdachte en zijn medeverdachte werd vastgehouden, is de gehele woning overhoop gehaald en zijn er goederen weggenomen. Daar waren ook goederen bij die voor het slachtoffer grote emotionele waarde hadden, zoals de foto’s van zijn overleden moeder die op de weggenomen laptop stonden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de impact van het gebeuren op aangever en ook op zijn gezin groot is. Het slachtoffer beschrijft dat hij angst heeft gevoeld, dat zijn gevoel voor veiligheid is aangetast en ook spreekt uit de slachtofferverklaring boosheid over het feit dat verdachten aan zijn spullen en de spullen van zijn gezinsleden hebben gezeten. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft geen respect getoond voor andermans eigendommen en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Kennelijk heeft hij alleen oog gehad voor wat deze overval voor hemzelf zou opleveren. De rechtbank neemt dit verdachte uiterst kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 25 april 2019 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten, waaronder een veroordeling voor een diefstal met geweld in december 2015 en voor een straatroof in september 2014. Verdachte heeft van de straffen die hem hiervoor zijn opgelegd kennelijk niet geleerd.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 30 september 2019, opgesteld door [B] , dat een aanvulling geeft op eerdere adviezen van 14 februari 2019, 12 maart 2019 en 20 mei 2019. Verschillende straffen en maatregelen hebben niet geleid tot een blijvende gedragsverandering. Er zijn aanwijzingen voor een negatief sociaal netwerk. De reclassering heeft de indruk dat verdachte niet voldoende in staat is om na te denken over (de risico’s van) zijn gedrag en de gevolgen van zijn handelen. Mogelijk dat zijn functioneren op beneden gemiddeld niveau hiervan de oorzaak is. Het is van belang dat verdachte, als hij vrij komt, terug kan naar [naam instelling] , waar hij verbleef voordat hij in preventieve hechtenis werd genomen. Het verblijf van verdachte daar is niet probleemloos verlopen, zodat [naam instelling] aan een mogelijke terugkeer strikte voorwaarden wil verbinden. Omdat verwacht wordt dat verdachte bij een veroordeling een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd krijgt, acht de reclassering het niet zinvol op dit moment een plan van aanpak op te stellen en heeft zij dat ook niet gedaan.
De straf
Gelet op de ernst van het feit is een gevangenisstraf van langere duur passend en geboden. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor een woningoverval met licht geweld (een enkele ruk of duw zonder noemenswaardig letsel) of bedreiging uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren. Een gevangenisstraf van drie jaren vindt de rechtbank, alles afwegende, passend, zodat verdachte dienovereenkomstig zal worden veroordeeld, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.189,- en daarnaast een redelijke, door de rechtbank te schatten, vergoeding voor de schade aan de kasten. Dit bedrag bestaat uit € 189,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de gevorderde materiële schade onvoldoende is onderbouwd en er geen richting wordt gegeven aan een vergoeding voor de schade aan de kasten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De schade die betrekking heeft op de PlayStation van
€ 189,- en de gevraagde vergoeding voor immateriële schade van € 1.000,- komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank schat, op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, de omvang van de schade aan de kasten op een bedrag van € 200,-. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot het bedrag van € 1.389,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2018. De rechtbank zal deze vordering niet bij voorschot toekennen, nu dit niet mogelijk is, maar stelt de schade tot op dit moment vast op voornoemd bedrag.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.389,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 23 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van politierechter van de rechtbank Midden-Nederland van 9 januari 2017 (parketnummer 16/209947-16) is verdachte een gevangenisstraf van drie weken voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.389,-, bestaande uit een vergoeding van € 389,- voor materiële schade en een vergoeding van € 1.000,- voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.389,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 23 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/209947-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 9 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ),een Playstation 3 en/of een Playstation 4 en/of een laptop (merk Lenovo) en/of twee, althans één of meer paar schoenen (merk Nike Air Max) en/of drie, althans één of meer oplader(s) en/of een horloge en/of een iphonescherm en/of een laptop (merk Asus) en/of twee, althans één of meer powerbank(s) en/of een mobiele telefoon (merk Samsung Galaxy S5 neo) en/of één of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer] op de bank te duwen en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] te zeggen: "We hebben een mes. Als je iets doet, dan steken we je dood" en/of "We maken je af als je beweegt. Blijf zitten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met de vuist) te slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 mei 2019, genummerd 20190328170017398, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 t/m 13, 100 t/m 134, 200 t/m 234, 300 t/m 317, 1000 t/m 1152. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 130.
3.Pagina 1001 t/m 1004.
4.Pagina 1062.
5.Pagina 1051.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 oktober 2019.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring d.d. 15 februari 2019, blad 2.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring d.d. 15 februari 2019, blad 1.