Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
De stelling van verdachte dat aangever in zijn tweede verklaring over de rol van verdachte anders heeft verklaard dan in zijn eerste verklaring en dat daarom niet van zijn eerste verklaring kan worden uitgegaan, volgt de rechtbank niet. De rechtbank ziet geen tegenstrijdigheden tussen beide verklaringen. De tweede verklaring van aangever is dusdanig summier dat zijn eerste verklaring daarmee niet in een ander daglicht komt te staan.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BENADEELDE PARTIJ
€ 189,- en de gevraagde vergoeding voor immateriële schade van € 1.000,- komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank schat, op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, de omvang van de schade aan de kasten op een bedrag van € 200,-. Het gebruik maken van deze schattingsbevoegdheid levert geen onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot het bedrag van € 1.389,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2018. Het is niet mogelijk de vordering bij voorschot toe te kennen, zodat de schade tot aan dit moment wordt vastgesteld op voornoemd bedrag. Gelet op hetgeen eerder is overwogen over de samenwerking tussen verdachte en medeverdachten ziet de rechtbank geen aanleiding dit bedrag te matigen.
10.VORDERING TENUITVOERLEGGING
11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
12.BESLISSING
jeugddetentie van 4 maanden;
werkstraf, van
120 uren;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 1.389,-, bestaande uit een vergoeding van € 389,- voor materiële schade en een vergoeding van € 1.000,- voor immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.389,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;