Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 30 september 2019;
- de schriftelijke reactie van mr. J.O. Zuurmond van 1 oktober 2019.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 29 oktober 2019 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. J.O. Zuurmond, de behandelend kantonrechter in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend op 30 september 2019 en was gebaseerd op twee redenen. Ten eerste was er geen proces-verbaal opgemaakt van de zitting van 4 september 2019, waar de verzoeker wel aanwezig was. Ten tweede had de rechter tijdens deze zitting een vraag gesteld die de onafhankelijkheid van de rechter in twijfel trok. De rechter heeft in zijn verweer aangegeven dat het proces-verbaal wel was opgemaakt, maar niet aan de verzoeker was verzonden. Hij bood zijn excuses aan voor de verwarring die hierdoor was ontstaan. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de verzoeker drie weken na de feiten en omstandigheden het verzoek had ingediend. De wrakingskamer verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en bepaalde dat de civiele procedure voortgezet moest worden in de stand waarin deze zich bevond voor de schorsing door het wrakingsverzoek.