ECLI:NL:RBMNE:2019:5003

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
16/159430-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en vernieling met een honkbalknuppel na verkeersincident

Op 30 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 april 2019 in [plaatsnaam 1] een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft met een honkbalknuppel meerdere malen geslagen op het hoofd en de slaap van het slachtoffer, [slachtoffer], na een verkeersincident. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een aanrijding, in een uitbarsting van geweld het slachtoffer heeft aangevallen terwijl deze in zijn auto zat. De verdachte heeft niet alleen geprobeerd het leven van het slachtoffer te beroven, maar ook de auto van het slachtoffer vernield door met de knuppel op de auto in te slaan. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging doodslag en vernieling, en heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die lichamelijk letsel heeft opgelopen en psychische schade heeft ervaren. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], voor schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een totaalbedrag van € 5.400,28 heeft vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
parketnummer: 16/159430-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedatum] 1981,
wonende aan de [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2019.
De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.G. de Jong, advocaat te Den Haag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft geluisterd naar de door [slachtoffer] voorgelezen slachtofferverklaring.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 april 2019 te [plaatsnaam 1] :
Feit 1:
primair: heeft geprobeerd om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) opzettelijk van het leven te beroven, door meerdere malen met kracht met een honkbalknuppel tegen het hoofd en/of tegen de slaap van [slachtoffer] te slaan en te stoten,
subsidiair: [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht,
meer subsidiair: heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
Feit 2: de auto, inclusief de autoruiten, van [slachtoffer] heeft vernield.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir gesteld dat feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt, overeenkomstig de op schrift gestelde pleitaantekeningen, dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte met een honkbalknuppel tegen het hoofd en/of de slaap van [slachtoffer] heeft geslagen. Voor zover het al verdachte zou zijn geweest die geweld zou hebben gebruikt, bracht het handelen van verdachte geen aanmerkelijke kans met zich dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen is ook geen zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van dat wat subsidiair ten laste is gelegd. Tot slot kan niet worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, nu verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] met een honkbalknuppel heeft geslagen en het letsel ook kan zijn veroorzaakt door rondvliegende glasscherven na het inslaan van de ramen. Verdachte ontkent dat hij met een honkbalknuppel de auto van [slachtoffer] heeft vernield, zodat verdachte ook van feit 2 moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor feit 1 en 2 [1]
Op 15 april 2019 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van poging zware mishandeling/poging doodslag.
Op maandag 15 april 2019 ongeveer om 21.30 uur reed ik op de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 1] . [2]
Op 16 april 2019 heeft de politie aanvullende vragen aan [slachtoffer] gesteld. Door [slachtoffer] is daarop als volgt verklaard:
Het verkeerslicht straalt voor mij rood licht uit en ik stop (als eerste auto) voor dat rode licht. Ik zie dat het autootje niet achter mij stopt, maar rechts naast mij op het voorsorteer vak voor rechtsaf. Het verkeerslicht springt voor mij op groen en ik trek gewoon rustig op en juist op dat moment word ik opgeschrikt door een klap tegen de rechterzijde van mijn auto. Ik kijk en zie dat kennelijk die blauwe auto (die net nog naast me op het voorsorteer vak voor rechtsaf stond) ook is weggereden maar net zoals ik rechtdoor is gereden.
Ik rijd een kleine 400 meter door, waar voor mij rechts een parkeerhaven is. Ik zie in de binnenspiegel dat de blauwe auto achter mij stopt. Ik zie dat er een man in die blauwe auto achter stuur zit. Verder zit er niemand anders in die blauwe auto. Ik sta nog bij mijn auto en ik zie de man uitstappen. Tot mijn schrik zie ik ook dat hij een honkbalknuppel in zijn handen heeft. Ik zit net in mijn auto als achter mij een enorme klap hoor van glas dat ingeslagen wordt. Ik zie en voel dat de man mij met kracht met die honkbalknuppel op het hoofd slaat. Hij slaat zeker 5 tot 7 keer op de linkerzijde van mijn hoofd, ter hoogte van mijn slaap. Deze man had de knuppel net andersom vast; dus wel gewoon bij het handvat, maar met het knuppelgedeelte naar beneden.
De man stak de honkbalknuppel door het geopende portierraam mijn auto in en maakte met slagen krachtige stotende bewegingen, waarbij de knuppel als het ware naar zich toe trok en weer van zich afduwde. Hierbij kwam het brede knuppelgedeelte steeds met kracht tegen mijn hoofd aan. Ik zag op dat moment ook goed dat het een metalen (volgens mij aluminium) honkbalknuppel betrof. [3]
Ik zie dan de man stopt met mij slaan; ik zie wel dat hij met die honkbalknuppel met een grote zwaai en dus met grote kracht tweemaal op de vooruit van mijn auto slaat; hierbij raakt hij ook de linker voorstijl van de carrosserie, die daardoor ook helemaal ingedeukt is. Mijn voorruit barst, maar doordat deze van gelaagd glas is blijft de ruit wel in de sponning. Ook raakt de man met het slaan de binnenzijde van mijn portier (waar de portierruit door heen loopt). Deze raakt ook verbogen.
De man begint mij weer op dezelfde manier met die honkbalknuppel in het gezicht te slaan. De man slaat mij nu langer; ik schat ergens tussen de 7 en 10 keer. Ik probeer de slagen af te weren door mijn armen voor mijn hoofd te houden. Ik krijg daardoor ook slagen op mijn beide onderarmen en rond mijn polsen.
Terwijl ik de parkeerplaats af rijdt, hoor ik dat er achter mij nog een ruit van de auto ingeslagen wordt. Mijn achterruit en linker achterportierruit is ingeslagen; dat moet dus een van deze twee zijn geweest.
Ik heb een grote snee op de linker zijde van mijn hoofd, net boven mijn slaap. Daar zitten drie hechtingen in. [4] Deze snee is ontstaan tijdens het slaan. [5]
In een Forensische Geneeskundige verklaring van 17 april 2019 heeft [A] , forensisch arts [...] het volgende genoteerd:
SEH diagnose hoofdletsel, vermoeden van hersenschudding
gemelde klachten Betrokkene heeft flink last van hoofdpijn, de linkerwang, de linkerzijde van de kaak en van het gebit zijn ongevoelig. Het kauwen is moeizaam. De beide onderarmen zijn pijnlijk, met name bij bewegen. Ook de polsen en de vingers zijn gevoelig, vooral bij bewegen. Ook is betrokkene bij vlagen duizelig.
schatting duur verdere
genezing zichtbare letsels: 6 weken [6]
lichaamsdeel hoofd
beschrijving Linkerzijde schedel: een met drie hechtingen gehechte huidwond van ongeveer 4 cm. Linksboven op het voorhoofd, ter hoogte van de haargrens een blauwe verkleuring van de huid met een doorsnede van ongeveer 3 cm. Rondom het linkeroog zwelling en blauwrode verkleuring van de huid, aan de linkerzijde van de neusrug een drietal huidwondjes met een doorsnede van ongeveer 0.5 cm.
lichaamsdeel linker arm
beschrijving De bovenzijde van de linkeronderarm is enigszins gezwollen en iets blauwig verkleurd
soort kneuzing.
De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan goed passen bij het geconstateerde letsel. [7]
Op 16 april 2019 is [getuige 1] telefonisch als getuige gehoord. Hij heeft het volgende verklaard:
Op maandag 15 april 2019 omstreeks 21:36 uur reed ik samen met mijn collega in mijn auto over de N201 komende vanuit Hilversum en gaande in de richting van Amsterdam. [8]
Toen ik ter hoogte van de hectometerpaal [.] reed zag ik twee auto’s op een weg haven staan. Ik zag dat er allemaal glas op de weg lag. Ik zag dat de bestuurder van het blauwe autootje uit zijn auto was en naast de bestuurderszijde van de andere auto stond. Ik zag dat de man een houtkleurig voorwerp vast hield. Dit voorwerp leek op een stok of een bijl. Ik zag namelijk dat de man met meer dan geringe kracht met het voorwerp in zijn handen hard tegen de andere auto sloeg. Ik had de veronderstelling dat de man met het houten voorwerp de bestuurder wilde slaan. Ik zag ook dan de man gericht sloeg in de richting waar de bestuurder zou moeten zitten. Ik zag dat hij dit met heel veel kracht deed. [9]
Op 19 juli 2019 heeft [getuige 1] in aanvulling op zijn eerdere verklaring van 16 april 2019 het volgende verklaard:
Het kleine blauwe autootje met de dakkoffer stond achter een ander voertuig. Ik zag dat het voorwerp waarmee de verdachte sloeg, leek op de steel van een honkbalknuppel of een stok. Ik zag dat de verdachte de stok met twee handen bij het einde vast had. Ik zag dat hij een soort honkbalslag deed met de stok in de richting van waar de bestuurder hoort te zitten. [10]
Ik zag namelijk dat de verdachte deze slaande beweging ongeveer 3 of 4 keer maakte. Ik zag dat de slagen met zoveel kracht en geweld gingen. Ik zag dit door de lichaamshouding van de verdachte. [11]
Op 9 juli 2019 is [getuige 2] telefonisch als getuige gehoord. Door haar is het volgende verklaard:
Op 15 april 2019 omstreeks 21.30 uur reed ik met mijn collega [getuige 1] door Hilversum op weg naar Den Haag. [12]
Ik zag dat deze man met een lang voorwerp op de bestuurder stond in te hakken. Ik weet niet of het een stok of een buis was. Ik zag dat de man dit met veel kracht deed doordat zijn lichaam mee bewoog met zijn slaande beweging. Ik zag dat hij deze beweging ongeveer 2, 3 of 4 keer maakte.
Over het blauwe autootje kan ik nog vertellen dat ik zag dat het voorzien was van een witte kentekenplaat, met daarop zwart of rode letters. [13]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verklaren op 16 april 2019 het volgende:
Omstreeks 21.50 uur kwamen wij ter plaatse aan de [straatnaam 2] te [plaatsnaam 2] . Aldaar troffen wij het slachtoffer aan. Het slachtoffer zat in zijn eigen voertuig voorzien van kenteken [kenteken 1] , merk Renault, Type Senic, grijs van kleur.
Wij zagen dat de achterruit en het raam aan de linker achterzijde volledig kapot waren geslagen. Wij zagen dat de voorruit ook kapot was geslagen, maar er nog wel in zat. Wij zagen verschillende deuken in het voertuig zitten.
Wij zagen dat zijn gezicht en nek volledig onder het bloed zat, wij zagen dat hij erg ontdaan / geschrokken was. Wij zagen een flinke snee van 5 centimeter op zijn linker kant van zijn schedel zitten. [14]
Aan het einde van de parkeerhaven zagen wij twee plekken waar glas lag. Dit komt overeen met de schade op de auto. [15]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] verklaren op 3 juli 2019 omtrent het aantreffen van het blauwe autootje het volgende:
Een melder had naar aanleiding van het programma opsporing verzocht gebeld met de melding dat zij het voertuig had zien staan op bovengenoemde locatie. Wij zijn meteen ter plaatse gegaan en zagen het betreffende voertuig. Wij zagen dat het ging om een kleine blauwe Daewoo Kalos. Wij zagen dat er een Duits kenteken plaat op zat, voorzien van het nummer [kenteken 2] . Wij zagen dat er bij het voertuig een dakkoffer op het dak zat.
Een van de buurtbewoners verklaarde dat zij gezien had dat, enkele maanden geleden, de eigenaar van de auto bezig was geweest met zijn auto. De buurtbewoner had schade gezien aan de linker achterkant. Zij had gezien dat de man met een doek en wit spul probeerde om de schade te herstellen.
Een andere buurtbewoner verklaarde dat de man vaak in de avond moet werken en dat zij dacht dat hij op [naam locatie] werkte.
Vervolgens hebben wij, verbalisanten, middels het bedrijfsprocessen systeem BVI-B gezocht naar de eigenaar van het voertuig. Hieruit bleek dat het zo gaan om [verdachte] van [geboortedatum] -1981 woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . [16]
Aan aangever [slachtoffer] is een foto getoond van de verdachte. [slachtoffer] verklaart vervolgens:
Antwoord aangever/getuige: Pff dit is m jongens, 100 %. Zijn gezicht vergeet ik nooit meer. Zijn ronde kop, en zijn haar en zijn bouw. Ik begin helemaal te shaken man, dit komt echt ff binnen. Hij heeft wel wat meer baard haar dan tijdens de muishandeling, maar echt dit is hem, 100 %. [17]
Verdachte verklaart dat hij die avond een aanrijding heeft gehad bij de verkeerslichten bij [plaatsnaam 1] :
Die ene avond, 15 april, gaf Google Maps aan dat ik naar rechts moest gaan op een kruising met een stoplicht. Daarna ging het fout, want de navigatie gaf aan dat ik rechtdoor moest. Op het moment dat het groen werd stonden er naast mij ongeveer vijf auto’s. Ik was de eerste op de andere rijbaan. Ik ben snelheid gaan maken zodat ik de auto’s kon passeren. De eerste auto aan de linkerkant maakte ook snelheid en raakte mijn auto aan de achterkant. Hij ging ervandoor en ik ging achter hem aan. Op een gegeven moment stopte hij aan de rechterkant en ik ook op een afstand van anderhalve meter. [18]
Bewijsoverweging
feit 1:
De rechtbank is op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat het verdachte was die op 15 april 2019 geweld heeft gebruikt richting aangever. Die dag vond een aanrijding plaats tussen aangever en verdachte. Zij rijden na de aanrijding iets door om vervolgens aan de rechterkant van de weg te stoppen. Dat verdachte na een korte woordenwisseling zonder geweld zou zijn vertrokken is niet aannemelijk. Getuigen die het moment van gewelduitoefening zien omschrijven de auto van verdachte die daar op dat moment nog steeds staat en aangever herkent de verdachte.
Tevens volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte meerdere malen met kracht met een honkbalknuppel tegen en in de richting van het hoofd en tegen en in de richting van de slaap van [slachtoffer] heeft geslagen en heeft gestoten.
Naar algemene ervaringsregel is het hoofd, waaronder de slaap, een kwetsbaar deel van het lichaam. Krachtige mechanische geweldsinwerking op het hoofd en de slaap kan tot (ernstig) hersenletsel leiden, wat op zijn beurt kan leiden tot de dood. Daarmee is de kans dat [slachtoffer] door deze met kracht gegeven stoten tegen het hoofd en de slaap zou komen te overlijden aanmerkelijk.
Verder geldt dat naar zijn aard en uiterlijke verschijningsvorm het met kracht meerdere malen slaan en stoten met een honkbalknuppel tegen de zijkant van het hoofd, waar zich de slaap bevindt, terwijl die [slachtoffer] op dat moment in zijn auto zit en geen kant op kan, moet worden aangemerkt als zozeer gericht op het doden van die [slachtoffer] , dat verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden willens en wetens heeft aanvaard.
Het onder feit 1 primair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
feit 2:
De rechtbank is op basis van de hiervoor gegeven bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte op 15 april 2019 met een honkbalknuppel meerdere malen met kracht tegen de auto van [slachtoffer] heeft geslagen, waardoor de carrosserie beschadigd is geraakt en het glas van een aantal autoruiten is gebarsten en/of uit de sponningen is gevallen.
Op grond hiervan vindt de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 april 2019 te [plaatsnaam 1] , gemeente Wijdemeren:
feit 1: ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] met kracht met een honkbalknuppel meerdere malen tegen en in de richting van het hoofd en tegen en in de richting van de slaap heeft geslagen en gestoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk een auto die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft vernield en beschadigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de navolgende strafbare feiten op:
feit 1: poging doodslag
feit 2: vernieling

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Oplegging van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte zit sinds 3 juli 2019 in voorlopige hechtenis. Hij heeft tot dusver 105 dagen in detentie doorgebracht. Als verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair, dan wordt verzocht om geen straf op te leggen langer dan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In alle andere gevallen verzoekt de verdediging om rekening te houden met het volgende.
Verdachte is in december 2017 naar Nederland gekomen. Hij heeft sinds die tijd via uitzendbureaus en in loondienst gewerkt bij diverse bedrijven. Hij heeft diverse certificaten gehaald en hij heeft een opleiding gevolgd om de Nederlandse taal machtig te worden. Toen verdachte werd aangehouden was hij werkzaam bij [bedrijfsnaam] B.V. als loodsmedewerker. In de penitentiaire inrichting heeft verdachte een VCA-certificaat Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden VCA behaald. Verdachte doet er dus alles aan om aan het werk te blijven in Nederland en zal na zijn detentie zo spoedig mogelijk weer aan het werk gaan. Op 24 mei jl. is verdachte vader van een zoon geworden, maar hij heeft zijn zoon nog niet kunnen erkennen, omdat hij van de burgerlijke stand moet bewijzen dat hij in Roemenië daadwerkelijk gescheiden is. Voordat hij dit kon regelen, is hij gedetineerd. Tijdens zijn detentie heeft de verhuurder geprobeerd om de vriendin van verdachte en hun zoontje uit de woning te zetten. De huurovereenkomst is opgezegd en verdachte heeft tijdens zijn detentie geprobeerd om nieuwe woonruimte voor hen te zoeken, maar dat is lastig vanuit die positie. De vriendin van verdachte heeft het erg zwaar met de zorg voor haar zoon. De zoon huilt veel en slaapt slecht. Zijn vriendin is uitgeput en zij heeft last van een postnatale depressie. Tot slot verzoekt de verdediging om rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte, zowel in Nederland als in Roemenië.
Over de strafeis merkt de verdediging tot slot op dat bij de geëiste straf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, verdachte niet voor voorwaardelijke invrijheidsstelling in aanmerking komt en dus langer moet vastzitten dan wanneer die straf geheel onvoorwaardelijk zou worden opgelegd, namelijk 30 in plaats van 24 maanden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 15 april 2019 geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven en heeft daarnaast de auto van [slachtoffer] vernield. Het betreft een buitenproportionele reactie op een aanrijding, die nota bene door een verkeersfout van verdachte zelf is veroorzaakt. [slachtoffer] wilde een en ander afhandelen en is op de parkeerhaven gestopt. Verdachte is hem vervolgens met een honkbalknuppel te lijf gegaan, terwijl [slachtoffer] in zijn auto zat en geen kant op kon. Verdachte heeft [slachtoffer] meerdere malen met kracht met deze honkbalknuppel door het openstaande portierraam tegen zijn hoofd en slaap geslagen en gestoten. Daarbij heeft verdachte ook nog eens verschillende ramen van de auto met de honkbalknuppel kapot geslagen en de carrosserie beschadigd. Dit alles moet een zeer traumatiserende ervaring voor [slachtoffer] zijn geweest. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt ook wat voor enorme impact dit alles op hem heeft gehad. Verdachte heeft ter zitting op geen enkele manier er blijk van gegeven dat hij inziet dat zijn handelen verkeerd is geweest en wat zijn handelen voor impact heeft gehad op [slachtoffer] . Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor het slachtoffer. De rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk en vindt het tegelijkertijd heel zorgelijk, dat verdachte in een situatie als deze overgaat tot buitenproportioneel veel geweld waardoor iemand had kunnen komen te overlijden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie (strafblad) blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank zal hiermee niet in strafverzwarende of verminderende zin rekening houden.
De reclassering heeft op 3 oktober 2019 een rapport uitgebracht. Daarin staat dat de reclassering geen delictsanalyse heeft kunnen opmaken en geen inschatting kan geven over de kans op herhaling, omdat verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht. De reclassering onthoudt zich daarom van een strafadvies en adviseert bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten dient een vrijheidsbenemende straf te worden opgelegd. De rechtbank oordeelt dat een gevangenisstraf van 24 maanden onvoorwaardelijk passend en geboden is en komt in zoverre tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Bij deze straf is gelet op wat in andere zaken is beslist. Daarbij is een voorwaardelijke straf niet aangewezen. Verdachte neemt geen verantwoording voor zijn gedrag en er is geen aanwijzing dat een deels voorwaardelijke straf hem zou kunnen weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.

9.Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd. Hij vordert een bedrag van
€ 3.400,28 aan materiële schadevergoeding en € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de vordering volledig toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De vordering van [slachtoffer] is opgebouwd uit de posten (1) reiskosten, (2) eigen risico, (3) schade auto, (4) kosten schorsen auto, (5) verlies aan arbeidsvermogen en (6) immateriële schade. Bij vrijspraak moeten de posten 1, 2, 5 en 6 niet-ontvankelijk worden verklaard. Bij een veroordeling zijn de posten 1 en 2 voldoende onderbouwd. De schade die zou zijn geleden aan de auto (3) is onvoldoende onderbouwd en het rechtstreekse verband tussen het verlies arbeidsvermogen (5) en het strafbare feit is onvoldoende aangetoond. De vordering moet op deze punten eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard. Tot slot betwist de verdediging de door [slachtoffer] gestelde psychische schade (6), zodat die schade gedeeltelijk niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat [slachtoffer] als gevolg van de hiervoor bewezen feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Reiskosten, eigen risico
De vordering van [slachtoffer] is voldoende onderbouwd en niet betwist, zodat het bedrag van (in totaal) € 422,83 wordt toegewezen.
Schade aan de auto en kosten van schorsing
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] de schade aan de auto en de kosten voor schorsing van het kenteken, voldoende onderbouwd en toegelicht. Gelet op het uit het dossier blijkende bouwjaar 2005 en de door verbalisanten geconstateerde schade bestaande uit kapotte ramen en deuken in de auto, is de betwisting van de stelling dat de auto total loss was onvoldoende gemotiveerd. Volgens de ANWB Auto Dashboard Koerslijst, waarvan [slachtoffer] een kopie bij zijn vordering heeft gevoegd, bedroeg de vervangingswaarde van de auto € 2.200,00. Door [slachtoffer] is verder nog verklaard dat hij de auto voor € 100,00 contant heeft verkocht aan het garagebedrijf, waarna een schadepost resteert van € 2.100,00. [slachtoffer] heeft onderbouwd dat hij het kenteken pas heeft kunnen schorsen nadat de auto door de politie was vrijgegeven. De kosten hiervan bedragen € 73,10. De rechtbank zal het totale bedrag van € 2.173,10 in verband met deze schadeposten toewijzen.
Verlies aan arbeidsvermogen
Uit de door [slachtoffer] overgelegde stukken blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van het strafbare feit van 15 april 2019 tot en met 22 juli 2019 arbeidsongeschikt is geweest. [slachtoffer] heeft zijn vordering beperkt tot laatstgenoemde datum. Verder blijkt uit de stukken dat [slachtoffer] in de periode van 15 april 2019 tot en met 22 juli 2019 een lager inkomen heeft genoten dan hij zou hebben genoten als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest. Het bedrag van
€ 804,35 is daarom toewijsbaar.
Immateriële schade
Het staat vast dat [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat voor toewijzing van immateriële schade niet uit de onderbouwing hoeft te blijken van naar objectieve maatstaven vast te stellen psychische schade. Dit letsel bestaat uit onder meer een hersenschudding, een kneuzing aan de arm en een wond aan het hoofd, die moest worden gehecht. Uit de stukken blijkt dat [slachtoffer] op 22 juli 2019 weer hersteld is verklaard. Gelet ook op wat in vergelijkbare gevallen is toegekend, oordeelt de rechtbank dat het gevorderde bedrag van
€ 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding redelijk en billijk is.
De conclusie is dat de schade die [slachtoffer] heeft geleden wordt gewaardeerd op € 3.400,28 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade. In totaal een bedrag van
€ 5.400,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2019 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.400,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2019 tot de dag van volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 62 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer] .

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard ten aanzien van feit 1 en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] van € 5.400,28, bestaande uit een bedrag van € 3.400,28 aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade (zegge: vierenvijftighonderd euro en achtentwintig cent) toe;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2019 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.400,28 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 62 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. A.A.T. Werner en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2019.
BIJLAGE : De (gewijzigde) tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 15 april 2019 te [plaatsnaam 1] , gemeente Wijdemeren, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] met kracht met een honkbalknuppel, althans met een hard en langwerpig voorwerp, meerdere malen (ongeveer 15 keer) tegen en/of in de richting van het hoofd en/of tegen en/of in de richting van de slaap heeft geslagen en/of heeft gestoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2019 te [plaatsnaam 1] , gemeente Wijdemeren, althans in Nederland aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (blijvend en zichtbaar) litteken van 4 centimeter op het hoofd en/of PTSS en/of psychische klachten
(waardoor er sprake is/was van voortdurende/langdurende ongeschiktheid tot het uitoefenen van een/zijn beroep), heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] met kracht met een
honkbalknuppel, althans met een hard en langwerpig voorwerp, meerdere malen (ongeveer 15 keer) tegen het hoofd en/of tegen de slaap te slaan en/of te stoten;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2019 te [plaatsnaam 1] , gemeente Wijdemeren, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer] met kracht met een honkbalknuppel, althans met een hard en langwerpig voorwerp, meerdere malen (ongeveer 15 keer) tegen en/of in de richting van het hoofd en/of tegen en/of in de richting van de slaap heeft geslagen en/of heeft gestoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 15 april 2019 te [plaatsnaam 1] , gemeente Wijdemeren, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, althans een of meerdere autoruiten, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 juli 2019, genummerd PL0900-2019198033 Z, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 150. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van 16 april 2019, pagina 5.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever van 16 april 2019, pagina 8.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever van 16 april 2019, pagina 9.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever van 16 april 2019, pagina 10.
6.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, en onder 4 Wetboek van strafrecht, zijnde een Forensische Geneeskundige verklaring [...] , pagina 11.
7.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, en onder 4 Wetboek van strafrecht, zijnde een Forensische Geneeskundige verklaring [...] , pagina 12.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 16 april 2019, pagina 21.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 16 april 2019, pagina 22.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 9 juli 2019, pagina 112.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 9 juli 2019, pagina 113.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 9 juli 2019, pagina 114.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 9 juli 2019, pagina 115.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2019, pagina 15.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2019, pagina 16.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2019, pagina 39.
17.Proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2019, pagina 57.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte, toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring van 5 juli 2019.