Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Verloop van de procedure
2.Vaststaande feiten
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te Bonaire .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de vader op 16 augustus 2019 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, waarin hij verzocht om gezamenlijk gezag over zijn dochter, geboren op Bonaire. De moeder, die op dat moment met het kind in Nederland verbleef, voerde verweer en stelde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had, omdat de gewone verblijfplaats van het kind op Bonaire was. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld, waaronder de relatie tussen de ouders, de woonomstandigheden en de intenties van de moeder om met het kind terug te keren naar Bonaire. De rechtbank concludeerde dat de gewone verblijfplaats van het kind op Bonaire was, ondanks het feit dat zij tijdelijk in Nederland verbleef. Hierdoor was de Nederlandse rechter niet bevoegd om over het verzoek van de vader te oordelen, aangezien de bevoegdheid op basis van internationale verdragen en het Haags Kinderbeschermingsverdrag moest worden vastgesteld. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en wees het verzoek van de vader af.