ECLI:NL:RBMNE:2019:4949

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
16/023019-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tbs met dwangverpleging opgelegd aan verdachte wegens doodslag op moeder in psychose

Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man uit Amersfoort, die zijn moeder op 28 januari 2019 in Bunschoten-Spakenburg heeft mishandeld, wat leidde tot haar overlijden op 12 februari 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde vanuit een psychose en daardoor ontoerekeningsvatbaar was. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte in een ernstige psychose verkeerde, waarin hij demonen hoorde en dacht dat zijn moeder hem wilde aanvallen. De rechtbank volgde het advies van deskundigen en de officier van justitie om tbs met dwangverpleging op te leggen, zonder einddatum, gezien het hoge recidiverisico en de onvoldoende behandeling van zijn psychische stoornis. De rechtbank sprak de verdachte vrij van moord, omdat niet kon worden bewezen dat hij met voorbedachten rade handelde. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar de tbs-maatregel werd opgelegd om hem te laten behandelen voor zijn psychische problemen. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 15.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, de broer van de verdachte, voor de affectieschade die hij heeft geleden door het verlies van zijn moeder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/023019-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd te PPC Vught te Vught.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 mei 2019, 10 juli 2019, 10 september 2019 en 15 oktober 2019 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, van hetgeen verdachte en mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht naar voren hebben gebracht, alsmede van wat door mr. W. van Egmond, advocaat te Amsterdam, namens de benadeelde partij [benadeelde] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de terechtzitting van 15 oktober 2019 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 28 januari 2019 te Bunschoten-Spakenburg opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door haar te slaan, stompen, schoppen en/of trappen, als gevolg waarvan zij op 12 februari 2019 is overleden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’, waardoor niet moord bewezen kan worden verklaard, maar doodslag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’. De raadsvrouw heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd wat betreft een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘opzet’. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een psychische stoornis aan een bewezenverklaring van dit bestanddeel in de weg kan staan als bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak moord
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat ‘voorbedachten rade’ op de dood niet kan worden bewezen. Verdachte heeft weliswaar meermalen aangegeven zijn moeder met voorbedachte raad te hebben mishandeld, maar hij heeft ook naar voren gebracht dat hij geen plan had beraamd om haar van het leven te beroven. De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet is of de verdachte voorafgaand aan het gewelddadig handelen of tussen de elkaar opvolgende geweldshandelingen voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad. Nu uit het dossier volgt dat de besluitvorming en de uitvoering tot stand zijn gekomen in een korte tijdspanne, terwijl het handelen van de verdachte bovendien door gevoelens van heftige emotie werd beheerst, kan niet worden bewezen verklaard dat sprake is geweest van voorbedachten rade op de dood. De rechtbank zal daarom de verdachte vrijspreken van moord.
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft de ten laste gelegde doodslag bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2019, inhoudende het aantreffen van de situatie ter plaatse na de 112-melding, doorgenummerde pagina 28 e.v.;
  • een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 28 januari 2019, doorgenummerde pagina 57 e.v.;
  • een geschrift, te weten een pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van 27 juni 2019, opgemaakt door het NFI;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 oktober 2019.
Bewijsoverwegingen
Opzet
Blijkens de hierna onder rubriek 7 genoemde triple rapportage was verdachte ten tijde van het plegen van het feit lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te weten onder meer schizofrenie. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde psychotisch. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde niet aan verdachte toe te rekenen. Aan de orde is de vraag of deze ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens ertoe heeft geleid dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van zijn moeder.
Vooropgesteld dient te worden dat een ziekelijke stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake. De vaststelling dat verdachte ontoerekeningsvatbaar was, sluit niet uit dat sprake is geweest van opzettelijk handelen.
Voorafgaande aan het ten laste gelegde feit kreeg verdachte ruzie met zijn moeder in haar woning. Zijn moeder, het latere slachtoffer, is daarna boodschappen gaan doen. Verdachte heeft toen een deel van haar huis kort en klein geslagen. Toen zijn moeder thuis kwam, heeft hij haar in de deuropening opgewacht om haar te slaan, hetgeen hij vervolgens ook heeft gedaan. Volgens verdachte nam zijn moeder daarna een gevechtshouding aan, waaruit hij opmaakte dat zijn moeder hem wilde aanvallen. Verdachte is daarom door blijven gaan met slaan en schoppen tegen zijn moeder, ook toen zij al op de grond lag. Omdat zij steeds haar ogen opende en verdachte daardoor bang was dat zij hem iets aan zou doen, moest verdachte naar eigen zeggen wel doorgaan met het geweld. Het was een situatie van ‘zij eraan of ik eraan’, aldus de verdachte. Uit deze verklaring vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat niet gezegd kan worden dat bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 28 januari 2019 te Bunschoten-Spakenburg [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft hij die [slachtoffer] meermalen met kracht op/tegen haar hoofd en gezicht en lichaam gestompt en met geschoeide voet geschopt en getrapt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op 12 februari 2019 is overleden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is op 1 juli 2019 een triple rapportage opgemaakt, opgesteld door I.F.F.M. Elzakkers, psychiater, G.M. Jansen, GZ-psycholoog en G. Ploeg, forensisch milieuonderzoeker. Deze rapportage houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van schizofrenie van het paranoïde type en van een ernstige stoornis in het gebruik van amfetaminen. Er is een lichte stoornis in het gebruik van cannabis. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. In de maanden voorafgaand aan het ten laste gelegde was verdachte ernstig psychotisch en was sprake van regelmatig gebruik van speed, hetgeen de psychose verergerde. Verdachte was zeer angstig, met name vanwege demonen. Op de dag voor het ten laste gelegde durfde hij niet meer in zijn eigen woning te verblijven en zocht hij veiligheid. Hij hoopte bij zijn moeder iets van veiligheid te vinden, doch al snel interpreteerde hij, vanuit zijn paranoïde psychose, haar handelen als agressief en had hij de overtuiging dat zijn moeder tegen hem was. In deze sfeer ontstond al snel een conflict tussen verdachte en zijn moeder, hetgeen de overtuiging van verdachte dat zijn moeder tegen hem was voedde. Verdachte wilde zijn moeder “een lesje leren”. Hij sloeg haar met de bedoeling dat zij hem dan niet meer op negatieve wijze zou bejegenen. Toen moeder niet neerviel na de eerste klap en later toen moeder haar ogen steeds open deed, raakte verdachte ervan overtuigd dat moeder bovennatuurlijke krachten bezat en om die reden des te gevaarlijker was. Dit stuurde zijn handelen. Het idee bij de verdachte dat hij zichzelf moest verdedigen tegen zijn moeder komt voort uit de psychotische overtuiging dat moeder hem “zou pakken” en niet uit een daadwerkelijke fysieke bedreiging door moeder. Verdachte werd gestuurd door angst en woede vanuit zijn psychose. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde niet toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank is op basis van de conclusies van de deskundigen, die zij overneemt, met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend en zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging, niet gemaximeerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte zich kan vinden in de geadviseerde tbs-maatregel met dwangverpleging. De raadsvrouw verzoekt om deze maatregel zo spoedig mogelijk aan te laten vangen, zodat verdachte op hem toegesneden hulpverlening en behandeling kan krijgen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doden van zijn moeder. Verdachte is ervan overtuigd dat hij vele malen sterker is dan andere mensen. Toen hij zijn moeder sloeg, zij neerging en zij vervolgens haar ogen maar open bleef doen, moest zij in de visie van verdachte wel zijn bezeten door een of andere kracht. Verdachte is uit angst voor zijn moeder zo lang doorgegaan met het stompen en trappen tegen zijn moeder, dat zij enkele weken daarna als gevolg van dit geweld is komen te overlijden. De nabestaanden van het slachtoffer heeft hij groot en onherstelbaar leed toegebracht. Zij moeten verder met de wetenschap dat hun broer, kleinkind of neef hun moeder, dochter of zus om het leven heeft gebracht. Dit is door een broer en een oom van de verdachte indringend onder woorden gebracht toen zij op de zitting gebruik maakten van hun spreekrecht.
Op grond van het bovenstaande zou de oplegging van een gevangenisstraf van zeer aanzienlijke duur gerechtvaardigd zijn, indien verdachte zijn daad zou kunnen worden toegerekend. Verdachte wordt het feit echter niet toegerekend omdat hij verkeerde onder invloed van een ernstige psychiatrische stoornis. Er kan hem daarom geen straf worden opgelegd; wel kan de rechtbank bepalen dat er een maatregel zal worden toegepast.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 september 2019 blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
In de eerder genoemde triple rapportage adviseren de deskundigen verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Het recidiverisico op geweld wordt hoog geacht. Er zijn geen beschermende factoren in het leven van verdachte. De psychotische stoornis is onvoldoende behandeld. Risicoverhogend zijn het middelengebruik, de thans te lichte mate van ondersteuning op het gebied van behandeling en op andere levensgebieden, de instabiliteit van verdachte, het gebrek aan adequate coping, de geringe mate van empathie en de huidige gewelddadige denkbeelden voortkomend uit verdachtes psychose. De ernstige psychose met de gewelddadige denkbeelden, het gebrek aan adequate coping en het gebruik van speed beïnvloeden elkaar in grote mate. De psychose dient meer intensief behandeld te worden. Er zijn nog diverse medicamenteuze behandelmogelijkheden. Verder dient de dagelijkse ondersteuning geïntensiveerd te worden en verdachte dient meer training te krijgen in het omgaan met gevoelens van boosheid. Er dient daarnaast veel aandacht te gaan naar het tegengaan van speed- en cannabisgebruik. Dit alles dient gedurende lange tijd klinisch te gebeuren, met een hoog beveiligingsniveau, vanwege het hoge recidiverisico op geweld, de ernst en chroniciteit van de stoornis en de te verwachte lange duur van resocialisatie.
Oplegging van maatregel
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat enkel een tbs-maatregel met dwangverpleging een passende afdoening van de zaak is. Deze maatregel zal de rechtbank dan ook opleggen.
De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling met dwangverpleging mogelijk is en oordeelt dat, gelet op het voorgaande, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist. De maatregel zal worden opgelegd wegens doodslag, een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zodat de duur van de terbeschikkingstelling niet op voorhand gemaximeerd is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 15.000,-. Dit bedrag bestaat uit affectieschade (immateriële schade), ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Namens de benadeelde partij is gevorderd geen vervangende hechtenis aan de schadevergoedingsmaatregel te verbinden.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, zonder oplegging van vervangende hechtenis.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft benadrukt dat de rechtbank het gevorderde bedrag kan toewijzen, maar dat zij dit niet hoeft te doen. In dat kader heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering begrijpelijk is, maar ook pijnlijk omdat de benadeelde partij een broer van verdachte is en verdachte niet begrijpt waarom zijn broer deze vordering indient. Ook verdachte is zijn moeder kwijt. Daarbij komt dat verdachte de vordering nooit zal kunnen betalen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Volgens het Besluit vergoeding affectieschade kan de benadeelde partij, als meerderjarig thuiswonend kind van het slachtoffer, een bedrag van € 17.500,- vorderen. De benadeelde partij heeft € 15.000,- gevorderd. De rechtbank zal, gelet op de wettelijke regeling in samenhang met voornoemd Besluit, de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 15.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 februari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft. De rechtbank kan op grond van de wet niet bepalen dat de vervangende hechtenis op nihil wordt gesteld, zoals is gevorderd.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege wordt
verpleegd;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die door [benadeelde] zijn gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 15.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en
C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Kruijswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2019 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft hij die [slachtoffer] (meermalen) (met kracht) op/in/tegen haar hoofd en/of gezicht en/of lichaam geslagen en/of gestompt en/of (met geschoeide voet) geschopt en/of getrapt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op 12 februari 2019 te Amersfoort is overleden
(art. 289 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met als sluitingsdatum 8 mei 2019, genummerd 2019028843, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 327. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.